De eerste wereldtaal
RECENSIE - Vandaag is de officiële presentatie van een boek dat ik stiekem al gelezen heb: De eerste wereldtaal, de geschiedenis van het Aramees van Holger Gzella, professor Hebreeuwse en Aramese Taal- en Letterkunde in Leiden, uitgegeven door Athenaeum-Polak & Van Gennep. Ik kreeg de proefdrukken toegestuurd en heb het boek direct verslonden. Aramees, dat kent u als de taal die Jezus sprak. Gzella krijgt regelmatig een vraag om uitspraken van de timmerman uit Nazareth in het Aramees. Voor een tatoeage.
Op dergelijke vragen gaat hij doorgaans niet in, want hoe Jezus zijn moerstaal sprak, daar weten we eigenlijk niet heel veel van. Het Aramees dat we kennen uit de periode waarin hij leefde, is de Aramese schrijftaal uit de Dode Zee-rollen, en dat sprak de gewone bevolking niet. Aramese spreektaal kennen we wel: het Palestijns Aramees, maar de bronnen daarvoor zijn van enkele eeuwen daarna. En dan weten we bovendien nog dat Jezus sprak met een Galilees accent, waar we helemáál niks over weten.
In plaats van uw tatoeage voor u te vertalen, kan Gzella u wél wat vertellen over het Aramees dus, liefst vierhonderd pagina’s lang is hij aan het woord over een taal waarvan u na afloop weet dat het geen taal, maar een hele taalfamilie is. Die taalfamilie heeft een lange geschiedenis. Die start rond het begin van het eerste millennium voor Chr. en loopt tot op heden door, beslaat dus zo’n drieduizend jaar. Gzella neemt u mee vanaf dat prille begin ergens in Syrië, schetst het beeld van een taal die begint als de taal van een aantal lokale, kleine Arameese stadsstaten, maar die zich al vrij snel weet los te zingen van zijn oorsprong en zich ontwikkelt tot een wereldtaal die gedurende de volgende drieduizend jaar in het hele Midden Oosten wordt gebruikt, terwijl de taal eigenlijk – en dat is behoorlijk uniek – geen “thuisland” meer heeft.