ACHTERGROND - De Filipijnse president Duterte maakt beloftes niet waar. José Maria Sison, de in Nederland in ballingschap levende communistenleider, staat opnieuw op een zwarte lijst van terroristen.
In de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2016 in de Filipijnen presenteerde Rodrigo Duterte zich als een man die het op wilde nemen voor de arme bevolking. Als burgemeester van de stad Davao City op Mindanao, het grote eiland in het zuiden, had hij naam gemaakt door zijn zero tolerance aanpak van de criminaliteit. Met zijn belofte te breken met de politiek van de al decennialang heersende elite van oligarchen won hij de stemmen van de achtergestelde bevolking op Mindanao en in andere delen van het land.
Op 30 juni 2016 werd Duterte geïnstalleerd als 16e president van de Filipijnen. Hij haalde de westerse media met zijn meedogenloze aanpak van de drugscriminaliteit, met beledigende uitspraken over president Obama en paus Franciscus en met de vergelijking van zijn aanpak van druggebruikers met die van Hitler jegens de Joden (waarvoor hij later zijn excuses aanbood). Een botte populist, was het beeld; zoiets als Trump, maar dan erger.
Oppositiegroepen stelden zich bij de machtswisseling voorzichtig op. Duterte beloofde werk te maken van de federalisering. Moslims op het eiland Mindanao kregen uitzicht op grotere autonomie. Hij heropende de onderhandelingen over een vredesakkoord met de communistische rebellen. En, wat voor de laatste groep van belang was, hij nam afstand van de Verenigde Staten die de Filipijnen al meer dan een eeuw min of meer als kolonie behandelen.