In de nu vijf maanden oude Tweede Kamer is het zestien keer voorgekomen dat bij stemmingen een uitslag “niet kon worden vastgesteld”. Die terminologie bezigt de voorzitter als bij stemmen met handopsteken (fractiegewijs stemmen) er 75 voor- en 75 tegenstemmen zijn.
In zulke gevallen kan er worden overgegaan tot hoofdelijk stemmen. In drie gevallen leidde dat opnieuw tot een patstelling (73 voor en 73 tegenstemmen). Uiteindelijk viel er bij dertien casussen toch een meerderheidsbesluit. Drie moties moeten nog in een herstemming aan de orde komen. Het maakt duidelijk dat de verhoudingen in de Tweede Kamer zomaar vaker tot patstellingen kunnen leiden.
In de helft van deze gevallen stond een volledig rechts blok van PVV, VVD, BBB, FvD, SGP en Ja21 tegenover de rest van de Kamer. Zes fracties tegen negen andere fracties resulteerde in 75 voor- en 75 tegenstemmen. Zelfs bij een verhouding van 11 tegen 4 fracties (PVV, VVD, CDA, D66) betekende het een patstelling van 75 – 75.
Zestien stemmingen die resulteerden in patstelling van 75 – 75 in beeld.
Figuur 1 Verdeling fracties bij 75 – 75
Dat de kersverse coalitiepartners PVV, VVD, NSC en BBB zich in de Kamer jegens elkaar nog nergens toe verplicht voelden, zien we terug als we deze vier er even uitlichten. Waren we bij Rutte IV gewend dat de fracties van de coalitiepartners bij de meeste stemmingen elkaar steunden, lag dat nu even anders. Zonder regeerakkoord is er grotere vrijheid een eigen koers te varen. Nu er een ‘onderhandelaarsakkoord’ is zal dat ongetwijfeld wijzigen.