Honderd jaar geleden aan het front op de Balkan

Over de Balkan is in het Nederlands niet zo heel veel geschreven. Nederland heeft eeuwenlang nauwe betrekkingen onderhouden met het Osmaanse Rijk, maar de Balkan – als er al niet omheen werd gevaren – was niet meer dan wat zich onderweg naar Constantinopel of Smyrna bevond. Er was in het verleden weinig belangstelling voor dit gebied. Er bestaat dan ook nauwelijks iets wat voor de geschiedschrijving over de Balkan als bron bruikbaar zou kunnen zijn. Een uitzondering vormen de reportages die A. Den Doolaard in diverse Nederlandse kranten schreef over de “Macedonische vrijheidsstrijd” en de verslagen in boekvorm van majoor Lodewijk Thomson en kolonel Willem de Veer over de Nederlandse vredesmissie in Albanië in 1913-1914. In dit rijtje past ook Met Bulgaren en Montenegrijnen van Jan Fabius, dat onlangs werd heruitgegeven door Skanderbeg Books en hier wordt besproken door gastauteur Raymond Detrez. Oorlogscorrespondent Jan Fabius trok bijna honderd jaar geleden in de Eerste Balkanoorlog niet als militair naar de Balkan, maar als oorlogscorrespondent. Met Bulgaren en Montenegrijnen bevat brieven die Fabius naar Nederland stuurde van het Bulgaarse front bij Adrianopel (Edirne) en het Montenegrijnse front bij Skoetari (Shkodër in Noord-Albanië). In beide gevallen verliet Fabius het front vόόr het moment suprême waarop hij had zitten wachten: de inname zelf van de belegerde steden. Overigens moesten zowel Bulgaren als Montenegrijnen, nadat ze zich ten koste van ontelbare mensenlevens van respectievelijk Adrianopel en Skoetari hadden meester gemaakt, die steden naderhand in de uitvoering van de internationale vredesakkoorden weer afstaan, in het eerste geval aan de Turken, in het tweede aan de Albanezen. De Eerste Balkanoorlog begon op 8 oktober 1912. Bulgarije, Griekenland, Montenegro en Servië streden samen tegen het Osmaanse Rijk. De oorlog ging gepaard met grote wreedheden tegen de burgerbevolking, bedreven door alle strijdende partijen, maar in het bijzonder door de leden van het bondgenootschap, die niet alleen de Osmaanse gezagsdragers, maar alle Turken en bij uitbreiding alle moslims van het schiereiland wilden verjagen. De wandaden zijn naderhand uitvoerig beschreven in het beruchte Carnegie Report of the International Commission to Inquire into the Causes and Conduct of the Balkan Wars. Fabius arriveerde op 6 november in Moestafa Pasja, vandaag Svilengrad, vlak bij de huidige Bulgaars-Turkse grensovergang en op een dertigtal kilometer van Adrianopel, kort na het begin van de belegering van de stad door de Bulgaren op 23 oktober. Hij probeert in eerste instantie zoveel mogelijk over de militaire operaties te vernemen van de andere aanwezige oorlogscorrespondenten, maar die worden net als hij door de wantrouwige Bulgaarse militairen ver van het front verwijderd gehouden. Dat had vooral te maken met de angst, niet zozeer voor spionnen, als wel voor persartikelen waaruit de vijand kon leren wat er zich in het achterland afspeelde. Sinds de Krimoorlog in 1853-1856 maakten journalisten immers gebruik van de telegraaf. Alle correspondentie werd dan ook nauwlettend gecontroleerd. Fabius weet op een of andere manier toch het vertrouwen te winnen van enkele Bulgaarse militairen, vermoedelijk omdat hij afkomstig is uit het neutrale Nederland en schrijft in het voor Turken – overigens ook voor Bulgaren – onbegrijpelijke  Nederlands. Hij beschrijft de onophoudelijke stroom soldaten, geschut en munitie die richting Adrianopel gaat, en van de karavanen ossenwagens, volgeladen met gewonde en dode soldaten die ervandaan komen. Vanuit Moestafa Pasja ploetert hij, meestal onverrichter zake, door de alom aanwezige modder om van zo dicht mogelijk de frontlinie te observeren. Wat hij ziet vermag hij dank zij zijn militaire opleiding vakkundig te becommentariëren. Fabius toont herhaaldelijk zijn medelijden met de slachtoffers, maar bepaald teerhartig is hij niet te noemen. De beschrijving van de terechtstelling door de Bulgaren van twee Turkse franc-tireurs, die zich aan allerlei wreedheden schuldig hadden gemaakt, besluit hij als volgt: Aan een boom hingen twee mensen, de hoofden gewikkeld in zakken, diep op de borst, stuiptrekkend nog even de lichamen. Een kwartier liet men ze hangen en toen werden de beide lijken in een kar geworpen en naar het kerkhof gereden, waar een kuil ze reeds wachtte. Het was laat geworden en wij gingen dineren. Er is hier een Griek, die in een verlaten huis een soort van restaurant heeft geopend (…). Geen succes met het bommen gooien Fabius’ brieven werpen vaak een ander licht op de gebeurtenissen dan de (uitgebreide) Bulgaarse geschiedschrijving over het beleg van Adrianopel doorgaans doet. Zo is hij van mening dat “de Bulgaren door ’t verslaan van de Turkse hoofdmacht ’t zwaarste werk hebben gehad, al hadden zij dit niet kunnen doen zonder de Serven als bondgenoot”. Zoveel eer krijgen de Servische militairen bij Adrianopel in Bulgarije niet. Fabius is van mening dat “het Servische officierscorps heeft getracht met eigen bloed de geweldige blaam die op hun naam rust, af te wassen”, verwijzend naar de gruwelijke moord op koning Aleksandar in 1903, maar ik vermoed dat de Serven vooral door hun smadelijke nederlaag tegen de Bulgaren in de korte oorlog Bulgaars-Servische oorlog van 1885 werden aangezet om met hun militaire kundigheid uit te pakken. De Bulgaren beroemen zich er ook op als eersten vanuit een vliegtuig een stad te hebben gebombardeerd. (In feite deden de Italianen dat een jaar eerder al bij de invasie van Libië in 1911.) Maar Fabius heeft een laconiek commentaar: “Het bommengooien heeft voor zover ik weet weinig succes gehad (…)”. Op zoek naar een nieuw slagveld Nadat Bulgaren en Osmanen op 3 december december een wapenstilstandsakkoord hebben gesloten, concludeert Fabius dat er zich in de buurt van Adrianopel geen spectaculaire militaire evenementen meer zullen voordoen en besluit hij af te reizen richting het front in Noord-Albanië. Na een lange tocht via Sofia, Belgrado en Boedapest arriveert hij op 22 december in de toenmalige Montenegrijnse hoofdstad Cetinje en maakt meteen aanstalten om zich naar de Skoetari te begeven. De stad wordt belegerd door Montenegrijnse en Servische troepen en hardnekkig verdedigd door de Osmanen. Terwijl de Bulgaren volgens Fabius hun krijgsgevangenen “humaan” behandelden (wat het Carnegie Report meteen niet bevestigt), blijkt het er aan het Albanese front minder zachtzinnig aan toe te gaan. De Malissoren, katholieke Albanezen, bondgenoten van de Montenegrijnen, zijn volgens Fabius niet alleen “uiterst diefachtige, onbetrouwbare kerels”; ze hebben ook de gewoonte de gevangen Turken de neus en bovenlip af te snijden. De Montengrijnen, die volgens Fabius eveneens “humaan” oorlog voeren, treden daar streng tegen op, zij het wel tot ontevredenheid van de oudere Montenegrijnen, want de “boven beschreven handelwijze” blijkt ook een oude Montenegrijnse gewoonte te zijn. Fabius heeft veel bewondering voor de organisatie van het Montenegrijnse leger en de heroïsche manier, waarop de Montenegrijnen strijden. Hij slaagt er hier beter in tot aan de voorste frontlinies door te dringen door zich voor te doen als verpleger in de Nederlandse Rode Kruis-ambulance (medisch team) onder leiding van dokter Herman Koppeschaar. Op die manier heeft hij toegang tot de loopgraven en kan hij heel wat informatie verzamelen over wat er zich daar afspeelt. Hij beschrijft de ontelbare doden en gewonden die van het front worden aangevoerd, de erbarmelijke toestanden in wat voor ziekenhuizen moet doorgaan, hoe de familieleden van de gesneuvelde of gewonde soldaten komen informeren naar het lot van zoon, broer of man, de doodsverachting die de gewonde soldaten ertoe drijft weer zo gauw mogelijk naar het front te willen vertrekken. Fabius’ brieven leren ons dingen die we in de lokale geschiedschrijving op de Balkan maar zelden te lezen krijgen. Die staat veelal bol van vaderlandsliefde en heroïek, Aan de strijdenden (in het eigen kamp) worden de meest patriottische beweegredenen toegeschreven. De werkelijkheid zag er wel eens anders uit: Ik begreep niet goed hoe leden van één stam, die, hoewel verschillend van godsdienst toch jaren met elkaar schenen te hebben geleefd, nu plotseling op zo’n vijandige voet waren komen te staan. Onze gids maakte het mij echter duidelijk. Bij ’t naderen van de Montenegrijnen waren de mohammedanen naar Skoetari getrokken en in ’t naïeve geloof dat wanneer ze hun huis achter zich verbrand wisten ze nooit meer zouden terugkomen, hadden hun christelijke dorpsgenoten de huizen en de moskee verbrand, in de hoop dan de achtergelaten landerijen te bekomen. Een lief staatje Overal op de Balkan was het verlangen van de (keuter)boeren om zich meester te maken van de gronden van verdreven Turken en andere moslims een belangrijke beweegreden om deel te nemen aan opstanden en oorlogen. De grootgrondbezitters waren ook vaak moslims. Van de politieke vaardigheden van de Albanezen heeft Fabius geen hoge dunk. Op bezoek bij een stamhoofd – “pa, ma, twaalf kleintjes en verdere dorpsgenoten en allen zaten ze ons met open mond aan te gapen” – ontdekt hij in een hoek op een hoop vodden een zuigeling van vier maanden “die heel gemoedelijk de schamele legerstede deelde met een biggetje, dat vergenoegd bij het vuur lag te knorren, en verder twee kippen en een haan.” En hij vervolgt: Daar zaten we nu in Albanië, ‘t land dat de diplomaten der grote mogendheden tot onafhankelijke staat willen proclameren! Voorlopig nog een lief staatje, waar de bewoners zich het recht toeëigenen als een lid van een der stammen een lid van een andere stam een klap geeft, de hele familie van de eerste uit de weg te ruimen! (…) Alles wat dit ongelukkige land nodig heeft, is een ijzeren vuist om het te regeren en wanneer men een onafhankelijk Albanië gaat stichten, zal dat niet veel uitrichten. Twee jaar later zou ook Nederland op verzoek van de Internationale Controlecommissie, opgezet door de grootmachten, een (niet bijzonder succesvolle) bijdrage leveren tot de opbouw van dat onafhankelijke Albanië. Fabius is nog getuige, zij het van heel in de verte, van de Montenegrijnse verovering – weer ten koste van vele mensenlevens – van de stellingen op de bergen Bardanjolt en Tarabosj, maar de inname van Skoetari in april 1913 heeft hij gemist. Half februari besluit hij – “Ik vond het welletjes” – om naar Nederland terug te keren. In 1913 bracht hij in Utrecht zijn brieven over de oorlog op de Balkan uit in boekvorm. En die zijn nu bij Skanderbeg Books heruitgegeven, samen met een aantal brieven van consul Nord Thomson en van vier artsen. Deze brieven, die vooral betrekking hebben op de missie van dokter Koppeschaar, werden verzameld en van commentaar voorzien door Gerda Mulder, die ook een biografie van Fabius toevoegde. Fabius’ boek biedt geen direct relaas van beslissende, “historische” veldslagen, maar gunt de lezer wel een boeiende kijk op het werk van de oorlogsverslaggever en op het van heroïek ontdane leven in het achterland, dat misschien wel net zo beslissend is voor de uitkomst van de oorlog als de tactische bewegingen aan het front. Voor wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de Balkan of in de Nederlandse humanitaire missies is Met Bulgaren en Montenegrijnen van Jan Fabius aanbevolen lectuur. Raymond Detrez was tot zijn emeritaat hoogleraar geschiedenis van Zuidoost-Europa aan de Universiteit Gent [boeklink]9789076905495[/boeklink]

Grapperraus

Behalve in een ketel rechtsstatelijkheid is demissionair minister Grapperhaus kennelijk als kind ook in een ketel racisme gevallen. In een Kamerdebat sprak hij met klem tegen dat Nederland een narcostaat is: “nee, want dan stond hier iemand met een exotische achtergrond.” Bij1-Kamerlid Simons wees hem er fijntjes op dat de drugshandel evengoed een oer-Hollands fenomeen is.

Grapperhaus had natuurlijk allang weg moeten zijn, vanwege zijn verantwoordelijkheid voor de rafelende rechtstaat waardoor we als samenleving steeds weerlozer worden (en vanwege zijn vermogen om boeken te schrijven over dit verval zonder enige hint naar zijn eigen rol hierin) maar nu kon dit toch echt niet meer uitblijven: Grapperraus!

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: Socialdemokraterna (cc)

Een paar uur eerste minister

Sommige premiers blijven veel te lang zitten. De net benoemde Zweedse premier Magdalena Andersson gaf het woensdag al na enkele uren op. Haar minderheidscoalitie viel uit elkaar nadat de Centrumpartij haar steun had onthouden aan de begroting van de coalitie en vervolgens een alternatieve begroting van de oppositie met steun van de extreemrechtse Zweden Democraten door het parlement werd aanvaard. Andersson, eerder minister van Financiën, wilde de oppositionele begroting desnoods nog wel accepteren. Maar haar coalitiepartner, de groene Miljöpartiet niet. Partijleider Per Bolund zei dat de Groenen de ‘historische begroting van de oppositie, voor het eerst opgesteld met extreemrechts’ niet konden tolereren.  Voor haar benoeming had Andersson de steun gekregen van de oppositionele Vänsterpartiet (Linkse Partij) met de belofte de pensioenen te verhogen. Maar juist dat leidde weer tot het afhaken van de Centrumpartij (liberaal, agrarisch) bij de stemming over de begroting.

Weer een nieuwe minderheidsregering?

De oplossing voor een nieuwe regering ligt nu bij Andreas Norlén de voorzitter van het parlement die gisteren met alle acht partijen in het parlement gesproken heeft. Andersson (54), de eerste vrouwelijke Zweedse premier, heeft aangegeven dat ze graag door wil in een minderheidsregering met alleen sociaaldemocraten, nog steeds de grootste partij in Zweden. De Groenen en twee andere partijen hebben aangegeven zich van stemming te zullen onthouden over een nieuwe regering, maar ze zullen zich niet tegen haar verzetten. Dat betekent dat de kans groot is dat zij wordt herbenoemd, zij het niet bepaald met veel steun. De econoom Andersson, die al sinds haar 16e is aangesloten bij de sociaaldemocratische partij,  staat bekend als een bijzonder competente politicus, maar ook als nogal direct en bot in de communicatie. De Zweedse televisie noemde haar een ‘bulldozer’. Anders Lindberg, politiek redacteur van Aftonbladet: ‘Ze heeft een beetje een Angela Merkel-manier van argumenteren. Het is niet helemaal duidelijk wat ze altijd wil zeggen, maar ze wint uiteindelijk het dispuut omdat niemand anders echt kan antwoorden aangezien ze alle details beheerst.’

Foto: Stephan (cc)

Shell slachtoffer?

COLUMN - In de Volkskrant van zaterdag j.l.schrijft Martin Sommer over Shell als slachtoffer. Onbegrijpelijk, meent Harry Bleeker. Shell heeft niet alleen de hele vorige eeuw, maar gewoon tot op de dag van vandaag, onzindelijk veel geld  verdiend, en verdient het nog steeds, met de vervuiling van de aarde.

Tot omstreeks 1990 behaalde Shell forse winsten zonder dat het bedrijf zijn eigen bijdrage aan de ondergang van ons klimaat had gedocumenteerd en geconstateerd. Na 1990 gebeurde dat dus opzettelijk en zonder enige scrupules. Ik weet niet hoe u dat noemt maar echt getuigen van brandschoon en te koesteren gedrag, vind ik dat niet. Het reeds vaak gebruikte argument door Shell zal nu ook vast zijn: we deden niets anders dan aan de vraag van de burgers te voldoen.

De 9 procent burgers die bij de door Sommer genoemde enquête negatief over Shell denkt, worden als een Leninistische voorhoede bestempeld, maar voor de 26 % die het geen reet kan schelen of Shell het klimaat naar de knoppen helpt, ontbreekt opeens een etiket. De bijdrage die Shell nu zeker levert aan schone energie is uiterst bescheiden vergeleken met de voortdurende inspanningen als olieboer, maar daar geen woord over van Sommer. Shell is geen slachtoffer maar een bedrijf dat niet het landsbelang van Nederland of het milieu voorop stelt, maar winst voor haar aandeelhouders en niks anders, daar moeten we niet geheimzinnig over doen. Het nalaten door de politiek om het grote bedrijfsleven te beteugelen zal ons nog duur te staan komen.

Closing Time | Frozen Crown

Jaaaa, een puik stukje powermetal, dat kun je wel overlaten aan de Italianen. Neverending komt van het tweede album van Frozen Crown, en heeft eigenlijk alles wat een goed nummer in dit genre moet hebben. Mooie melodieën, goede zang en leads, solide ritmesectie, en alles lekker catchy.

Ja, daar kunnen we er best nog eentje van hebben:

Foto: Blake Imeson (cc)

Kop in het zand

COLUMN - Aangezien we al een week boven de 20 duizend besmettingen per dag zitten – we breken record op record – zou je denken dat het kabinet zich bezint op zijn beleid. Want zo’n forse stijging leidt onverbiddelijk tot meer ziekenhuisopnames, meer longcovid, hogere IC-bezetting en, helaas, meer doden. We zitten al weken ver boven de brave ramingen van het OMT.

De afgelopen week heb ik een aantal voorspellingen gelezen van mensen die wél verstand hebben van modelleren en exponentiële groei. Daar word je niet vrolijk van. ‘Met ruim 21.000 gevonden gevallen hebben we over 8 dagen ongeveer 400 nieuwe ziekenhuisopnames en over 12 dagen 75 nieuwe IC-opnames. [..] Daar kunnen we nu niets meer aan veranderen,’ schrijft een van hen.

Laat het tot u doordringen: voor elke dag dat we 21 duizend nieuwe besmettingen hebben, moeten er acht dagen later 400 mensen naar het ziekenhuis, over twaalf dagen 75 naar de IC, en gaan er uiteindelijk 60 dood. Ik herhaal ’t maar even: per dag.

Zoveel plek hebben we helemaal niet, om nog maar niet te spreken aan de behoefte van de dringende reguliere zorg. Onze ziekenhuizen zullen volstromen en op zeker moment is er simpelweg geen plaats meer voor wie daar dringend een bed nodig heeft.

Foto: Reinier Sierag (cc)

Laatste dag Herindelingsverkiezingen

Vandaag is de laatste dag dat inwoners van elf gemeenten kunnen stemmen op kandidaten die de nieuwe gemeenteraden gaan vormen in de vier herindelingsgemeenten. In verband met de coronamaatregelen kon men al vanaf afgelopen maandag stemmen.

In Purmerend (Beemster, Purmerend), Dijk en Waard (Heerhugowaard, Langedijk), Maashorst (Landerd, Uden) en Land van Cuijk (Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert, Sint Anthonis) is het een spannende dag voor de 1164 kandidaten van de 53 deelnemende lokale partijen.
Als we de lokale afdelingen van landelijke partijen elk als één tellen, doen er slechts 37 politieke partijen mee.

Er zijn niet meer dan 142 zetels te verdelen, dus heel wat kandidaten zullen teleurgesteld worden. Misschien zitten er onder de teleurgestelden ook veel kandidaten die momenteel nog raadslid zijn in een van de voormalige gemeenten. In 56 lokale fracties zijn nu 232 raadsleden actief.

Om de inwoners enthousiast te maken over de herindeling stond in de reclamefolder van Dijk en Waard:

Nu heeft Langedijk 21 raadsleden en Heerhugowaard heeft er 31. De nieuwe gemeente kent 37 raadszetels. We krijgen dus meer mensen in de raad van de nieuwe gemeente.

Maar de herindelingen gaan gepaard met aardig wat krimp van werkgelegenheid. Minder burgemeesters, minder wethouders en minder raadleden. Een verlies aan politieke menskracht van 38 procent.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Closing Time | Emeka Ogboh

Beyond The Yellow Haze is het debuutalbum van kunstenaar en muziekartiest Emeka Ogboh, onder meer bekend van installaties met geluiden van het straatleven in Lagos. In zijn muziek combineert Ogboh deze ‘field recordings’ met elektronische muziek. Het nummer ‘Danfo Mellow’ vertolkt het dagelijkse ritme van de ‘danfo’-stations, waar mensen in en uit deeltaxi’s stappen.

Closing Time | The Corner

Lewsberg (u weet wel, de band genoemd naar de Rotterdamse dichter Robert Loesberg) heeft een derde plaat. Hij heet In Your Hands  en er staan 9 songs op.

De plaat is wat rustiger dan z’n voorganger en is heerlijk Lewsbergs qua zang en gitaarspel. De song The Corner valt op door de viool die een rustige melodie speelt, ondersteund door een voorzichtig drummetje. De zang is zoals we hem kennen, lekker Rotterdams-Engels, en de tekst laat ruimte genoeg voor gepuzzel en interpretatie.

Quote du Jour | Selectiebias

Iedereen die iets weet van risicoselectie weet dat je alert moet zijn op selectiebias.

Cynthia Liem, universitair hoofddocent Kunstmatige Intelligentie aan de TU Delft, reageert op de nieuwste onthulling in de toeslagenaffaire. De Belastingdienst gebruikte een zelflerend algoritme om fraude op te sporen, en dat algoritme selecteerde vooral mensen met een lage inkomen voor controle. Hogere inkomens werden juist ontzien. Volgens de Belastingdienst bleek er ‘een statistisch verband tussen de hoogte van het inkomen en de kans op een (on)juiste aanvraag’.

Vorige Volgende