Mark Rutte wil een snelle formatie. In minder dan een maand moet er een nieuw kabinet staan. Andere partijen reageren erg voorzichtig: Alexander Pechtold wil liever dat er langer geformeerd wordt als daar een stabieler kabinet tegenover staat. Maar is er een relatie tussen de lengte van de formatie en de stabiliteit van het kabinet?
In de figuur hiernaast kan je zien wat de relatie is tussen de de duur van de formatie en de lengte van het kabinet (klik op het plaatje voor een grotere versie). Dit zijn alleen kabinetten die na de verkiezingen zijn gevormd in de na-oorlogse periode. De duur van het kabinet verwijst naar de tijd dat het kabinet heeft gezeten exclusief demissionaire periodes na verkiezingen of door crises. Er lijkt geen sterke relatie te zijn tussen de twee variabelen (correlatie .06). Echter in drie van de vier hoeken staan wel meerdere casussen: er zijn voorbeelden van formaties die erg lang duurden en langzittende kabinetten op leverden, maar ook bij veel kortere formaties waren er duurzame kabinetten. Evenzeer zijn er uit (te) korte formaties ook instabiele kabinetten gekomen. Er is maar een geval van een lange formatie met een kort kabinet: Van Agt II. Het patroon duidt erop dat een hele lange formatie wel kan bijdragen aan een stabiel kabinet, maar dat er andere factoren zijn die daar ook aan kunnen bijdragen.
Er is een betere voorspelling van de zittingsduur van een kabinet: de partijpolitieke samenstelling van dat kabinet:
- Deelname van het CDA aan een kabinet is geassocieerd met een kortere zittingsduur (-.32). De twee kabinetten waar het CDA wel in had kunnen zitten maar dat niet deed (Kok I en Kok II) zaten allebei erg lang.
- Bij de voorgangers van het CDA geldt dat de KVP altijd in het kabinet heeft gezeten (niet genoeg variantie), de CHU gerelateerd is aan iets kortere kabinetten (-0.07) en de ARP met langere kabinetten (+0.29). Daaarbij geldt wel dat voor beide partijen het weer zo is dat ze maar in twee kabinetten niet hebben deelgenomen.
- Deelname van de VVD, PvdA en D66 wordt niet geassocieerd met een korter of een langer kabinet: de correlatie-coefficienten zijn erg laag (+0.08, +0.06, en +0.04).
Dan is er dus maar een advies aan Rutte als hij een stabiel kabinet wil: je kan kort formeren maar doe dat dan zonder het CDA!
Reacties (9)
Erg cool, goed dat iemand dit een keer uitgezocht heeft!
Het is natuurlijk wel zo dat er maar een relatief klein aantal meetpunten is dus dat de relatie CDA-korte levensduur hoewel misschien statistisch significant toch niet echt kan leiden tot duidelijke uitspraken.
Maar desalniettemin erg interessant.
Kan naast zittingsduur nog wel een paar redenen bedenken om tot dit advies te komen.
Valt er ook iets te zeggen over de stabiliteit van kabinetten waarin een van de partijen voor het eerst regeringspartij is?
@3 Dat geeft een gemengd beeld: kabinet Biesheuvel met DS70 en Balkenende I met LPF zaten (erg) kort, maar kabinet Den Uyl (met PPR en D66 voor de eerste keer) zat relatief lang, dat zelfde geldt voor Balkenende IV (met CU voor de eerste keer).
Mag ik erop wijzen dat Rutte een veel kortere formatieperiode voorstelt dan de kortste uit het overzicht (de formatie Drees I die toch eigenlijk al en reformatie was)?
(als het goed is heeft je leraar statistiek en/of onderzoeksmethode wel eens iets verteld over extrapoleren).
@4 ´t lijkt erop dat een kabinet met een regeringsdebutant dus alleen stabiel is, als ook de PvdA deelneemt. Mijn advies aan Rutte is dan ook: alleen met Wilders in zee gaan als je ook Cohen aan boord krijgt.
Balkie I zou je eigenlijk niet moeten meerekenen bij het CDA. Elk kabinet met LPF was snel gevallen wegens interne problemen.
@8 Maar niet iedereen was met de LPF in een kabinet gegaan. En Balkenende wordt dan weer gematst doordat sommige latere valpartijen niet in de officiële telling zitten.