Progressieve Politiek en Vrijzinnige Religie

Er wordt wel eens gesteld dat je de geschiedenis van het Nederlandse partijenstelsel niet kunt begrijpen zonder te kijken naar de ontwikkeling van de Nederlandse kerken. En dat is heel terecht: Christelijke partijen hebben hun wortels in kerken en hebben hun bestaan deels te danken aan kerksplitsingen. Maar er is een onbelichte kant: de geschiedenis van het vrijzinnige Christendom, en haar invloed op progressieve politiek. Zoals we allemaal weten is het CDA is ontstaan uit de ARP, de CHU en de KVP. De KVP was de partij van Katholieken die zochten naar politieke macht nadat ze jaren in de politieke marge waren gezet. De ARP was opgericht na een splitsing in de Nederlands Hervormde Kerk, de grote protestantse kerk. De CHU werd opgericht met name door de overgebleven leden van de Nederlands Hervormde Kerk die daarnaast weinig zagen in de samenwerking tussen de ARP en de Katholieken. De ChristenUnie is een fusie van de GPV en de RPF. De GPV was een gevolg van een kerkscheuring in de ARP-gelieerde Gereformeerde Kerk en de RPF was opgericht door ARP'ers die liever bij de GPV zaten maar dat om kerkelijke redenen niet mochten. Het CDA had nooit kunnen vormen als de progressieven in de Katholieken en Protestantse kerken niet de hokjes- en schotjesgeest daar hadden doorbroken en de CU had nooit kunnen vormen als de aan de GPV-gelieerde Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk niet moderner was geworden.

Door: Foto: Sargasso achtergrond wereldbol
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Mijn advies voor Rutte

Mark Rutte wil een snelle formatie. In minder dan een maand moet er een nieuw kabinet staan. Andere partijen reageren erg voorzichtig: Alexander Pechtold wil liever dat er langer geformeerd wordt als daar een stabieler kabinet tegenover staat. Maar is er een relatie tussen de lengte van de formatie en de stabiliteit van het kabinet?

Plot van de lengte van de formatie tegen de lengte van zitting

In de figuur hiernaast kan je zien wat de relatie is tussen de de duur van de formatie en de lengte van het kabinet (klik op het plaatje voor een grotere versie). Dit zijn alleen kabinetten die na de verkiezingen zijn gevormd in de na-oorlogse periode. De duur van het kabinet verwijst naar de tijd dat het kabinet heeft gezeten exclusief demissionaire periodes na verkiezingen of door crises. Er lijkt geen sterke relatie te zijn tussen de twee variabelen (correlatie .06). Echter in drie van de vier hoeken staan wel meerdere casussen: er zijn voorbeelden van formaties die erg lang duurden en langzittende kabinetten op leverden, maar ook bij veel kortere formaties waren er duurzame kabinetten. Evenzeer zijn er uit (te) korte formaties ook instabiele kabinetten gekomen. Er is maar een geval van een lange formatie met een kort kabinet: Van Agt II. Het patroon duidt erop dat een hele lange formatie wel kan bijdragen aan een stabiel kabinet, maar dat er andere factoren zijn die daar ook aan kunnen bijdragen.

Er is een betere voorspelling van de zittingsduur van een kabinet: de partijpolitieke samenstelling van dat kabinet:

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Populisme & christen-democratie

Abraham Kuyper, oprichter van de ARP (Foto: Wikimedia Commons)

Eerder schreef ik al over de gelijkenissen tussen het 19e eeuwse populisme en de sociaal-democratie. Beide waren vernieuwende, democratische politieke bewegingen die een onderscheid tussen het volk en de elite centraal stelden. Op een element verschilt een man als Wilders van een politicus als Troelstra: het exclusieve, verdelende element. Het idee dat er een gevaarlijke ‘ander’ is die een bedreiging is voor de waarden van het volk. Dit was echter voor het Nederlandse politieke protestantisme, in haar begin jaren, de kern van hun politieke ideeën: zowel de Anti-Revolutionaire stroming, de CHU als de SGP zijn ooit ontstaan uit expliciet wantrouwen ten opzichte van de katholieken in Nederland.

Jarenlang waren katholieken in Nederland tweederangsburgers, die alleen maar in schuilkerken hun geloof mochten belijden. De provincies waar katholieken in de meerderheid waren, mochten zichzelf niet besturen, maar werden als generaliteitsland bestuurd vanuit Den Haag. In de loop van de 19e eeuw kwam hier verandering in: onder het patriottische en later het liberale bewind kwamen er ideeën op om katholieken als gelijke Nederlandse burgers te zien. Dus werd voorgesteld om de katholieken toe te staan bijvoorbeeld hun bisschoppelijke hiërarchie te herstellen. Dat zou betekenen dat er erkend zou worden dat Nederlandse katholieke burgers ook loyaliteit hadden richting de paus en zich naast Nederlander ook lid voelden van een katholieke gemeenschap. De anti-roomse gevoelens waren sterk in Nederland met name onder de orthodoxe calvinisten. Zij zagen Nederland als een protestantse natie waar gewetensvrijheid was doordat de macht van de katholieke kerk was ingedamd. Dus ontstond er een anti-katholieke maatschappelijke beweging, de Aprilbeweging, die zich verzette tegen de groeiende macht van de katholieke kerk in Nederland en de liberale politieke elite die onder het mom van geloofsvrijheid de katholieken hun gang liet gaan. Uit deze Aprilbeweging groeide de latere Anti-Revolutionaire Partij: Stop de ‘katholisering van Nederland’.

Uiteindelijk bleek het voor de ARP toch handig om samen te gaan werken met de katholieken: op de grote vraagstukken van die tijd, stemrecht en bijzonder onderwijs vonden deze twee stromingen elkaar wel. Echter binnen de eigen kring werd het katholicisme nog steeds als een bedreigende beweging gezien. Dat leidde tot twee nieuwe politieke bewegingen: de CHU en de SGP. De Staatkundig Gereformeerde Partij brak op theologische gronden. Het vraagstuk was de Nederlandse geloofsbelijdenis, een van de basisteksten van het Nederlandse protestantisme. Het vraagstuk was of er hierin moest staan of het de opdracht van de overheid was om “te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschen godsdienst, om het rijk van den antichrist te gronde te werpen.” Hiermee werd gedoeld op de ‘valse’ katholieke godsdienst, die er afgodsbeelden op na hield en geleid werd door de paus, die de protestanten gezien werd als anti-Christ: de SGP zag dit als een ‘paapse schijnreligie’.