Kreupeltaalkunde

Foto: The Lowry (cc)

Er is in de taalkunde, en in veel menswetenschappen, de laatste decennia betrekkelijk veel aandacht voor het feit dat mensen een lichaam hebben. Mensen verzetten zich tegen de gedachte dat ons denken zich in een platoonse abstracte wereld bevindt, ver weg van ons vlees en bloed. Toch heeft in ieder geval in wat ik allemaal gelezen heb, het idee van embodied cognition (denken in een lichaam) weinig interessante inzichten opgeleverd – het blijft vooral bij de stelling dat het naïef is om in navolging van Descartes lichaam en geest uit elkaar te trekken, zonder dat mensen zich vervolgens bekreunen om bewijzen voor de omgekeerde stelling.

Een hoofdstuk van de betreurde Amerikaanse taalkundige Jon Henner (1982-2023) in het onlangs verschenen boek Inclusion in linguistics (gratis raadpleegbaar) bespreekt de kwestie uit een interessant perspectief: wordt taal die uit lichamen komt die maatschappelijk op de een of andere manier als minderwaardig worden gezien in de taalwetenschap wel voldoende serieus genomen?

Henner had zelf te maken met twee ‘handicaps’: hij kon niet horen en hij was autistisch. Zowel gebarentaal als de taal van autisten werden al langer onderzocht, maar volgens Henner gebeurde dat nog altijd te zeer in termen van ‘achterstand’. Hij wilde dat we alle taal van iedereen (uit ieder lichaam) zouden zien als volwaardige taal. Hij stond een vorm van taalkunde voor die hij crip linguistics noemde. Crip is van oorsprong een scheldwoord voor gehandicapten (kreupele), dat inmiddels door sommigen als een geuzenterm wordt gebruikt. In een vorig jaar gepubliceerd ‘crip linguistics manifesto’ schreef Henner, samen met zijn collega Octavian Robinson:

Als iemand taal gebruikt buiten wat mensen normaal vinden, kunnen anderen denken dat mensen slecht zijn met taal of niet zo slim als iemand anders. Niemand is in werkelijkheid ‘slecht in taal’. We willen mensen helpen begrijpen dat geen enkele taal slecht is. Het is oké als je je taalgebruik wil veranderen als dat je beter laat voelen. Niemand moet je een slecht gevoel geven over je taal. We hebben een groter en flexibeler begrip nodig van wat taal is.

Nu wordt gebarentaal door de meeste taalkundigen inmiddels (en ook al enkele decennia) geaccepteerd als een volwaardige taal. Toch zegt Henner, en misschien terecht, dat er in de algemene taalwetenschappelijke literatuur nog steeds veel te weinig aandacht is voor gebarentaal in vergelijking met gesproken taal.

Zijn hoofdstuk in Inclusion in linguistics gaat echter vooral over autisme en taal. Daarover is de afgelopen jaren betrekkelijk veel discussie (ik heb er een paar jaar geleden over geschreven), maar volgens Henner gaat ook die discussie te veel over ’taalproblemen’ en ziet ze autistische taal te veel als een afwijking, iets minderwaardigs of een probleem. Terwijl het volgens hem eerder gaat om iets dat nu eenmaal anders is.

(Even terzijde: mij lijkt dat je wel kunt discussiëren over de vraag of autisme nu inderdaad iets is van het lichaam, zoals Henner wil. Natuurlijk, als al ons denken een kwestie is van het lichaam, dan is ook autistisch denken dat. Maar er lijkt me toch ook wel een verschil met blind zijn vooral als je, zoals Henner zelf, geen medische diagnose als autist hebt, maar jezelf op die manier identificeert. Ik denk niet dat er mensen zijn die zich zonder medische diagnose identificeren als doof.)

Ik zie nu dat ik in mijn stukje uit 2017 het ook had over autisme als ’taalprobleem’ en dat is inderdaad wetenschappelijk niet juist. Weliswaar kun je zeggen dat autisten bepaalde problemen ervaren dankzij de verschillen van hoe zij omgaan met taal en hoe de meerderheid van de mensen dat doet, maar dat betekent natuurlijk niet per se dat de minderheid ongelijk heeft. De druk om zich aan te passen is hooguit wat groter.

Het is een politiek standpunt – en dus niet wetenschappelijk te onderbouwen – dat je zou willen dat alle mensen op de wereld zich vrijelijk kunnen uitdrukken zoals ze zijn en dat we allemaal ons best doen om de ander te begrijpen. Veel auteurs in Inclusion in linguistics zijn ook trots op hun vermenging van politiek en wetenschap – en ze lijken te denken dat het ook niet anders kan, dat er geen neutrale wetenschap bestaat. Mij lijkt dat nog steeds wel een mooi ideaal. Wat niet wil zeggen dat ik het ideaal niet deel, en mijn taalgebruik er niet aan zal proberen aan te passen.

 

Reacties (3)

#1 Co Stuifbergen

Mij lijkt dat nog steeds wel een mooi ideaal. Wat niet wil zeggen dat ik het ideaal niet deel

Da’s logisch.

Het zou raar zijn als het wél zeggen wil dat u het ideaal niet deelt.

#2 Hans Custers

Dat je lichaam en geest niet uit elkaar kunt trekken lijkt me een feitelijke constatering. Bij elke gedachte of emotie die je hebt, gebeurt er namelijk ook echt iets in je lichaam. Er worden hersengebieden geactiveerd, nieuwe verbindingen tussen neuronen gelegd en soms zijn er ook zichtbare fysieke reacties. En als het onderscheid tussen lichaam en geest vervaagt, dan is autisme mogelijk niet iets dat ofwel lichamelijk, ofwel geestelijk, maar een beetje van allebei. Iets dat zich afspeelt in het gebied waar de wisselwerking tussen die twee plaatsvindt.

#3 HansR

Als iemand taal gebruikt buiten wat mensen normaal vinden, kunnen anderen denken dat mensen slecht zijn met taal of niet zo slim als iemand anders.

En als je die lijn buiten het menselijke doortrekt kunnen we het natuurlijk ook hebben over de taal – en bewustzijn – van andere zoogdieren. Wellicht zelfs van andere dieren. Communicatie is het woord. Taal is communicatie, het omgekeerde is niet waar. Er ligt een lange weg voor ons.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

| Registreren

*
*
*