Een historicus zou eigenlijk alle landen moeten bezoeken waarover hij schrijft. Doet hij dit niet, dan maakt hij fouten. Gegarandeerd. Zo schrijven oudheidkundigen nog wel eens dat de Romeinen in Germanië alleen maar armzalige gebieden aantroffen, zodat ze het land aan de overzijde van de Rijn na verloop van rijd zonder al te veel schade weer konden opgeven. Wie echter de moeite neemt de Romeinse forten langs de Lippe te bezoeken of de vallei van de Main te verkennen, stelt al snel vast dat het gaat om vruchtbare gronden. De bewering dat Germanië arm zou zijn, is afkomstig uit de Romeinse propaganda, die moest verdoezelen dat er wel degelijk iets verloren was gegaan.
Of neem de Romeinse nederlaag bij Carrhae. Wie het verslag van Ploutarchos leest, krijgt het idee dat generaal Crassus door verraderlijke gidsen de woestijn werd ingelokt. De Griekse auteur geeft een lange beschrijving van het doodse landschap en merkt op dat de eindstrijd uiteindelijk plaatsvond bij een beekje dat daar, zo krijg je het idee, door de woestijn stroomde. In dit “eindeloze woestijnlandschap” konden de legioenen niet goed vechten, schrijven moderne auteurs dan. Wie de legioenen achterna reist, zal inderdaad door een doods landschap gaan, om vervolgens aan te komen bij de uiterst vruchtbare vlakte van de rivier de Balikh. De moderne reiziger stelt daar vast dat de beschrijving van het doodse landschap in feite totaal irrelevant is: de strijd vond plaats op de velden langs een rivier, ja zelfs ten dele in een moeras. Crassus kwam niet in de problemen door ontrouwe gidsen of “eindeloze woestijnen”, maar doordat zijn vijanden simpelweg beter waren – iets wat de Romeinen niet aan zichzelf konden toegeven en wat moderne historici zouden hebben geweten als ze de plek hadden bezocht. Oudheidkundigen zien feilloos de elitaire, seksistische en etnische vooringenomenheden van hun bronnen, maar herkennen zelden dat ook de geografie in oude teksten een afgeleide is van wat politiek wenselijk is.
Helaas kan de historicus niet overal heen reizen. Toen ik in 2003 mijn boek over Alexander de Grote schreef, kon ik bijvoorbeeld niet naar Afghanistan en delen van Irak; zou ik het nu schrijven, dan zouden grote delen van Pakistan onbereikbaar zijn. Zelfs dichter bij huis kun je niet alles bekijken: van de dertig provincies die het Romeinse Rijk ten tijde van keizer Augustus telde, heb ik er vijf nog altijd niet bezocht, hoewel ik toch alweer een kwart eeuw in het vak zit. Een historicus kan dus niet zonder landkaarten.
Lange tijd was Westermanns Groβer Atlas zur Weltgeschichte, meestal liefkozend aangeduid als “de Westermann”, een begrip, maar de oudheidkundige heeft daar per jaar minder aan. Historische geografie is een vrij flexibele discipline, en identificaties die nu zeker zijn, hoeven dat niet te blijven. Dat journalisten elke maand rapporteren over de wijze waarop archeologen “solved the mystery of the lost city of X” mag dan vooral leiden tot welverdiend hoongelach, de onderliggende realiteit is dat we weinig weten van antieke geografie.
De veldtochten van Caesar in Belgica laten zich bijvoorbeeld moeilijk precies reconstrueren en de enige zekerheden die we hebben, zijn negatief: het Atuatuca waar de Eburoonse leider Ambiorix anderhalf legioen over de kling joeg, kan al heel lang niet worden geïdentificeerd met Tongeren, hoewel Westermann dit herdruk na herdruk toont. Archeologisch onderzoek in het Overrijnse heeft ons gedwongen nieuwe kaarten tekenen van de Romeinse campagnes tegen de Germanen, maar dat lijkt onbekend aan de firma-Westermann. Het slagveld bij Kynoskefalai, de satrapieën van het Perzische Rijk, de kustlijn van de Perzische Golf en de Nijldelta zijn andere bekende problemen.
De oudhistoricus heeft dus nog maar weinig aan de Groβer Atlas zur Weltgeschichte, en helaas is de onlangs verschenen Historischer Atlas der antiken Welt geen alternatief, zoals ieder voor zich kan vaststellen door de landkaarten van de Lage Landen erbij te nemen. Die tonen de Zeeuwse archipel, die aan het begin van onze jaartelling niet bestond. Het bestaan van deze eilanden is gebaseerd op één passage uit De Gallische Oorlog van Julius Caesar (6.31.3), een evident stereotype beschrijving van de randen van de aarde die niet serieus mag worden genomen. Dat deze spookeilanden nog in de Westermann stonden is te begrijpen, want destijds waren geschreven teksten onze voornaamste bron van informatie over het oude landschap. De samenstellers van de Historischer Atlashadden daarentegen beter kunnen weten, want al in 1986 publiceerde de aardwetenschapper W.H. Zagwijn Nederland in het Holoceen, een op tienduizenden boringen gebaseerde reconstructie van het antieke landschap. De Barrington Atlas of the Greek and Roman World, die alleen het Romeinse Rijk beslaat, doet dit wel goed.
Zoals blijkt uit het plaatje links – een detail van de kaart van het Romeinse Rijk – gaan ook de makers van de Routledge Wall Maps for the Ancient World methodisch adequaat te werk. Ze baseren zich dan ook, via de Barringtonatlas, op de kaart van Zagwijn. We kunnen goed zien dat de Zeeuwse archipel nog niet bestond. De grens van het Romeinse Rijk is afgebeeld waar die aanvankelijk ook lag: ergens aan het IJ. (De meeste kaarten tonen de Oude Rijn als grens, hoewel die pas later uitgroeide tot de veelbesproken “limes”.)
De zeven Routledgewandkaarten doubleren een beetje: er is een kaart van Egypte en het Midden-Oosten van 3000 tot 500 en een kaart met dezelfde regio van 1200 tot 500. De kaart van het klassieke Griekenland is echt prachtig en hoewel hij zeer gedetailleerd is, voelt hij prettig ‘licht’ aan, wat ook kan worden gezegd van Italië in de eerste eeuw n.Chr. en de kaart van het Romeinse Rijk, die deels doubleert met die van de reizen van Paulus. De landkaart van de veldtocht van Alexander de Grote is volledig up-to-date, en dat is een hele prestatie, want nog elk jaar verschijnen publicaties over de Macedonische veldtochten.
“Het spreekt toch vanzelf,” denkt u, “dat geleerden ervoor zorgen dat landkaarten in orde zijn”. Maar dat is het niet. Vooral in boeken zijn landkaarten zeer stiefmoederlijk bedeeld. Om nog even bij Alexander te blijven: ik ken een boek dat zulke slordige kaarten had dat verschillende recensenten er een opmerking over maakten, maar de auteur nam de kaart, vol zetfouten en onjuiste informatie, gewoon over in een volgend boek. Deze nonchalance is een van de redenen waarom lokaalpatriotten, die deze of gene historische gebeurtenis in hun woonplaats trachten te lokaliseren, er nog steeds mee wegkomen: er zijn voldoende wetenschappelijke boeken die een verouderde stand van zaken presenteren.
En dat is jammer. Niet alleen omdat wetenschappers geen onjuiste informatie mogen verstrekken, maar ook omdat historische geografie gewoon iets toevoegt aan het verhaal. Neem het reliëf op de kaart van Paulus’ reizen, en je realiseert je wat een inspanning de apostel moet hebben geleverd. Kijk naar de kaart van het Midden-Oosten, en je begrijpt hoe eenvoudig culturen elkaar de hand gaven. Bekijk de tochten van Alexander, en je ziet hoe belangrijk de Zijderoute was. Pak de kaart van het Romeinse Rijk en je snapt waarom een eerder ingezet globaliseringsproces wel moest leiden tot de opkomst van een stad in Midden-Italië. Het had niet per se Rome hoeven zijn, maar veel verderop had de hoofdstad van de oude wereld niet kunnen liggen.
“De Barrington” is het beste wat er is, maar het ding is voor studenten te duur. De Routledge wandkaarten zijn een geweldig alternatief, in elk geval voor in de collegezaal. Aanbevolen.
Reacties (10)
Een historicus zou eigenlijk alle landen moeten bezoeken waarover hij schrijft.
Dat kan ook nogal verraderlijk zijn, want nogal eens wil het landschap door de eeuwen heen veranderd zijn. Zo zou iemand die het huidige Selcuk bezoekt zich wel eens kunnen vergissen in hoe vroeg Ephese er uit zag, net zoals de bezoeker aan Alphen aan de Rijn vast op het verkeerde been wordt gezet over hoe de omgeving van Albaniana eruit zag. Overigens is dat verder alleen maar meer argument voor zo’n historische atlas.
zo ver hoef je niet terug in de geschiedenis. Wie voor 1940 in de winter in het rivierengebied kwam, trof er vrijwel steevast een watervlakte aan. na de ruilverkavelingen zijn deze gronden veel en veel beter bruikbaar voor boeren. Ook zijn bodemkaarten van voor en na ruilverkavelingen in sommige gevallen compleet veranderd.
Wat Bismarck zegt.
Israël ziet er vandaag de dag echt heel wat anders uit dan rond het jaar 0. Niets verandert het landschap sneller dan verwoestijning, erosie, irrigatie of simpele inpoldering. Sterker, ik kreeg kromme tenen toen ik dit stukje las. Continu maar constateren dat zijn wetenschappelijke confraters de plank helemaal misslaan en zelf zich op de borst slaan dat hij het allemaal beter weet. Of lees ik het verkeerd?
Hoe het ook zij, Nederland is uiteraard een goed voorbeeld waar bezoek aan het land helemaal niets zegt over hoe het vroeger was. Hij – Jona – gooit daarmee zijn eigen glazen in.
Ikzelf woon in een stuk land waar het minder evident is, maar wat historisch interessanter is : de vallei van de Aude. het land van Agde ( Griekse kolonie), Narbonne (eerste Romeinse kolonie), Beziers (eerste slachting van de kruistocht tegen de katharen), Carcassonne (zoveelste slachting en oude zetel van een vorige beschaving).
In de hele omgeving zijn resten van voorchristelijke nederzettingen te vinden (z.g. Oppidums) op toppen en flanken van heuvels. Terrasbouw, terrasmuren van hoge ouderdom en ga zo maar door. Het is het gebied waar de Romeinse legionairs die het hadden overleefd een stukje land kregen.
Toch is dit land in 2000 jaar zeer veranderd. Van een met muggen en malaria geïnfecteerd maar vruchtbaar land met moerassen; rijkdom in de heuvels rondom (goud, zilver, ijzer, koper etc…) is het getransformeerd in een zwaar gedraineerd uitgedroogd, sterk geërodeerd land, doorsneden met diepe droge sloten en sterk gekanaliseerde rivieren die in niets meer doen denken aan het land waar de Grieken en Romeinen kwamen en waar Paus Innocentius III het kwaad zelve zag groeien (het kathaarse geloof).
Ja, historische kaarten zijn interessant en reizen naar landen is interessant. Maar schijn bedriegt en de objectieve directe waarneming is voor de historicus niet weggelegd. Nederland zelf is er het beste bewijs van.
Oh, en Troje ligt ook al niet meer aan zee.
De wereld verandert sneller dan u denkt en elke historische kaart dient met wat zout genomen te worden.
Hans, ik heb een jaar of tien geleden een werkelijk heel briljant briljant boek gevonden, The Nature of ancient Mediterranean Europe gevonden (Grove & Rackham). Behalve het gebruik van mottige kaartjes spetterde uit dit boek door twee historische geografen het verhaal dat de veranderingen rond de Middelandse Zee, en met name de verwoestijning, wel heel erg meevallen. Met uitzondering van het moderne grootschalig landgebruik en bosgebruik, waardoor de gebieden veel harder gaan fikken.
De heren hadden hun verhaal opgeschreven nadat ze door de BBC waren aangezocht als experts voor een programma met een titel zoiets als “The lost paradise of Eden”. Gaandeweg hun onderzoek bleek hun dat het een fabeltje was dat het gebied vroeger groener was dan nu en toen ze dat gingen vertellen werden ze bedankt voor hun diensten.
Het heeft een fascinerend boek opgeleverd voor een ieder die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de landschappen en bewoning in het Middellandse Zeegebied.
Klinkt interessant, dank.
Zo mooi samengevat in de zin ‘The past is a foreign country’.
We kunnen naar alle waarschijnlijkheid gerust zeggen dat dat ook geldt voor de geografie in vroeger tijden.
mooi verhaal. Dank
Interessant! Als geograaf mag ik ook graag zien dat er erkenning is voor de rol van het vakgebied. Jammer dat de opgeladen kaartjes zo’n lage resolutie hebben. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat de kaart van het Romeinse Rijk waarin de Zeeuwse archipel nog niet bestaat en de “afsluitdijk” heel wat breder is dan nu, correct is wat betreft het rijtje Waddeneilanden. Die wandelen zelfs binnen een mensenleven een heel stuk, het lijkt me sterk dat in die tijd het rijtje er bijna zo bijlag als nu (alleen Texel is nog mainland op deze kaart, zo lijkt ’t).
die ‘Afsluitdijk’ was het bos Kreil, weggespoeld toen Bonefatius de heilige eiken omhakte.
(zomaar een fantasietje van me, dat van Bonefatius. Het ‘bos Kreil’ heeft echt bestaan)
Leuk stukkie. Even wat los zand mijnerzijds op een rij .
‘Een historicus zou eigenlijk alle landen moeten bezoeken waarover hij schrijft.’
kan in de context van dit betoog beter worden vervangen door: een historicus die ruimtelijke aangelegenheden onderzoekt, zou meer moeten weten van cartografie. Zowel van feitelijkheden rondom cartografische representatie als van de manipulatie die zo goed mogelijk is met kaarten. Zie het werk van Onno Boonstra en Anton Schuurman over hoe het goed kan/moet.
Daarnaast is niet het achterwege blijven van bezoek ter plaatse de essentie van de fouten, maar het gebrek aan bronnenkritiek. Interessant in dit opzicht is dat de voorgelegde situaties vooral oudheidkundigen aangaan. Toch vaak archeologen, die ook met geschreven bronnen werken, ipv historici die ook aan archeologie doen. Het is dus de vraag of de aangehaalde oudheidkundigen voldoende vaardig zijn in het gebruik van schriftelijk/geschreven materiaal als bron. Het tegenovergestelde kan ook: een voornamelijk in geschreven bronnen geinteresseerde onderzoeker heeft niet de moeite genomen zich de daadwerkelijke geografie eigen te maken. Daarvoor hoef je niet die plek te bezoeken: zeker Europa is uit en te na beschreven door andere onderzoekers. Het is dus eerder een methodische fout.
De auteur eindigt met een pleidooi voor de integratie van archeologie, historische geografie en geschiedwetenschap. Van harte mee eens. Ik ben zelf afgestudeerd in het één en gepromoveerd in een ander. De bij tijd en wijle waterdichte schotten tussen de vakken hebben innovatie lang in de weg gestaan.
Voor NL wordt er ondertussen schitterend interdisciplinair onderzoek gedaan door kanonnen als Schuurman, Spek en Renes en jonge honden als Keunen en Van Beek, om er maar een paar heel willekeurig te noemen.