Wel volgens Jesse Frederik van de Correspondent, die daar vorige week een artikel over schreef. Zoals wel vaker bij de Correspondent is het een artikel dat goed is geschreven en een relevant onderwerp behandelt: er is veel nuttig en interessant economisch onderzoek dat gedaan wordt.
Dat herken ik. In mijn eigen onderzoek, een experiment naar de bijstand in Nijmegen, kom ik talloze interessante economische onderzoeken en literatuur tegen, onder andere uit de gedragseconomie. Hier op Sargasso heb ik daar ook wel eens over geschreven.
Ik heb echter twee kanttekeningen bij het stuk van Frederik.
- De generalisering over ‘links’
- Het beeld dat geschetst wordt van de huidige economische wetenschap
1) Wie is ‘links’?
Om te beginnen bij ‘links’. Dat is, ik citeer, “Denk aan Jesse Klaver, Kate Raworth, Ewald Engelen, Sander Heijne, Rutger Bregman, en eerlijk is eerlijk, ikzelf.” Dat laatste stukje zelfkritiek siert Frederik natuurlijk, maar het was beter geweest als hij het helemaal bij zichzelf had gehouden. Hij is blijkbaar verrast over de hoeveelheid interessant, niet-klassiek/theoretisch economisch onderzoek die er is. Mooi, die verrassing, fijne aanleiding voor een leuk stuk.
Maar een Jesse Klaver, die zal niet echt verrast zijn dat er economen zijn die zinnige dingen zeggen; hij haalde nota bene hoogstpersoonlijk Piketty naar de Tweede Kamer. En zal Frederiks Correspondent-collega Rutger Bregman, die een uitgebreid stuk schreef over het boek Schaarste van (onder andere) de econoom Mullainathan, vol verbazing hebben gereageerd? Ik kan me dat nauwelijks voorstellen.
Een dergelijke veralgemenisering (“links snapt het niet!”) is misschien goed voor de clicks, maar doet de werkelijkheid natuurlijk geen recht.
2) Het beeld van de economische wetenschap
Daarbij is het de vraag in hoeverre die nuttige, interessante onderzoeken die genoemd worden door Frederik de norm zijn voor het onderzoek in de economie, en of dat de onderzoeken zijn die gebruikt worden in de samenleving. Een paar citaten uit het stuk van Frederik, die de strekking (denk ik) aardig weergeven:
“… wat opvalt: dit soort onderzoek gaat niet over de mens-als-economisch-rekenmachientje of over gladjes werkende markten, de clichés van de criticasters.”
“De kritiek loopt dan ook tientallen jaren achter. Een jaar of dertig geleden was de economie inderdaad nogal losgezongen van de praktijk.”
“Maar wie tegenwoordig een economisch vaktijdschrift openslaat, ziet nauwelijks van dit soort wat-als-onderzoek met een hoofdrol voor de rationele, egoïstische medemens.”
“Politici zijn blijven hangen in jarenvijftigtheorievorming. Dan hoor je Jesse Klaver ageren tegen ‘het economisme’ of een VVD’er zeggen dat we publieke taak X of Y aan ‘de markt’ over moeten laten.”
Hier zijn wel een aantal dingen op af te dingen.
‘De’ economische wetenschap
Ten eerste is er niet zoiets als ‘de economie’. Het is een breed vakgebied, met veel subdisciplines. De kritiek ‘van links’ (als zoiets überhaupt al te veralgemeniseren valt) richt zich voor zover ik dat kan zien vooral op de macro-economie en de neoklassieke economie. Terwijl vooral in de gedragseconomie veel onderzoek gedaan wordt dat zich juist afzet tegen het al te simplistische beeld van de ‘homo economicus’, de ‘rational choice theory’, en dat soort zaken.
Ik had toevallig afgelopen week een student Political Science and Economy van Yale University langs, die onderzoek doet naar experimenten met het basisinkomen in Europa. Hij vertelde dat in zijn curriculum één vakje gedragseconomie zit, en de rest allemaal macro-economie en neoklassiek is.
De dominante stroming
Dat brengt me bij het tweede punt: leuk dat er meerdere stromingen zijn in de economie, maar welke is dominant, is de vraag. Bovengenoemde student is natuurlijk een gevalletje N=1. Het is echter een goede illustratie van de situatie. Zo is Rethink Economics een internationale beweging, die probeert het economie-onderwijs aan de universiteiten te moderniseren, omdat het volgens haar vrijwel volledig gebaseerd is op neoklassieke denkbeelden. En ook in Nederland wordt het economisch onderwijs ter discussie gesteld, door studenten en / of professoren: in Rotterdam, in Maastricht, en Groningen.
Het onderwijs is in deze discussie heel wezenlijk, omdat dat bepaalt hoe de economen van morgen zullen denken. Minstens zo wezenlijk is hoe de beleidsmakers van vandaag kijken naar de economische wetenschap, en deze gebruiken. Concreet: wat zien we terug in het beleid, wat zien we terug in maatregelen?
Dat Jesse Frederik (weer) zijn naamgenoot Klaver er uitlicht als negatief voorbeeld, omdat die een boek heeft geschreven tegen het economisme, is bijzonder. Want Klaver wijst in zijn boek helemaal niet de economische wetenschap af. Wat hij doet is zich verzetten tegen het beleid, dat volgt uit een eenzijdige omgang met de economie en met cijfers. De voorbeelden waar Klaver tegen ageert zijn niet van dertig jaar terug. Ze gaan over nu, deze tijd.*
Dan is het leuk dat er tegenwoordig in economische vaktijdschriften allerlei leuke experimenten beschreven worden, maar daar koop je als politicus (en als burger) natuurlijk helemaal niets voor als het feitelijke beleid dat wordt uitgevoerd nog steeds gebaseerd wordt op keiharde, neoklassieke ‘homo economicus’-theorieën. Waar gewone mensen vervolgens het slachtoffer van worden.
Historisch gezien
Ten derde is er de chronologie: was het dertig jaar geleden, dat de economie was ‘losgezongen van de praktijk’, zoals Frederik schrijft, of zelfs ‘jarenvijftigtheorievorming’, zoals hij ook schrijft? Nog daargelaten dat tussen de jaren 50 en ‘dertig jaar geleden’ nog een jaar of dertig tussen zit: klopt het überhaupt?
In mijn onderzoek naar het bijstandsexperiment ben ik momenteel bezig met de methodologie achter experimenten en quasi-experimenten. Toonaangevende ideeën daarover werden ontwikkeld door economen in de jaren zestig. En ik kom ze heden ten dage in mijn werk nog gewoon tegen hoor, de macro-economen die denken dat de enige manier om meer mensen aan het werk te krijgen is door de uitkeringen te verlagen, “want dan loont werk meer en volgens de economische theorie…”. Afijn, vul zelf maar in.
Dus dat het vroeger alleen wereldvreemde theorie was, en dat het tegenwoordig hélemaal anders is vanwege leuke experimenten: ik koop het niet.
Eén ander mooi voorbeeld uit mijn eigen beroepspraktijk is van wat langer geleden. Ooit was ik bestuurder bij de Landelijke Studentenvakbond (LSVb). In die tijd hebben we als LSVb een discussie gehad met een onderwijseconoom en een zorgeconoom, die de oplossing hadden voor de financiële tekorten in het hoger onderwijs. Die oplossing was: collegegeldverhoging. Maak het zo duur dat er wel genoeg geld is. Werkt ook nog eens aan twee kanten, want én minder studenten (kosten) én meer opbrengsten. Zo. Opgelost. Dat was ook de oplossing voor de studies met een numerus fixus: juist die studies (bijvoorbeeld geneeskunde) moesten zo duur worden dat precies genoeg mensen het konden betalen als dat er plekken waren.
Economisme pur sang, tot in het absurde. Dit was echter niet in de jaren vijftig (zo oud ben ik nog niet, en toen was er nog geen LSVb), maar tien jaar geleden. Die onderwijseconoom is, een paar jaren later, voorzitter geworden van de Onderwijsraad, het belangrijkste adviesorgaan van het Rijk op het gebied van onderwijs.
De economen Kahneman en Smith kregen in 2002 de Nobelprijs voor het introduceren van psychologische (gedrags-)aspecten in de economie. In 2017 kreeg Richard Thaler de Nobelprijs voor de economie, om een soortgelijke reden. Dus ja, in de laatste jaren daalt aan de top van de economische wetenschap het inzicht in, zij het langzaam, dat gedragseconomie ook de moeite waard is. Maar dat maakt het niet de norm, en zéker niet de neoklassieke, theoretische economie tot iets van decennia terug.
Concluderend
Jesse Frederik merkt op, volkomen terecht, dat er veel interessant economisch onderzoek wordt gedaan. Waaronder experimenteel onderzoek. Ik kan dat alleen maar beamen. Ik zit zelf bij Sociologie, voor mijn onderzoek naar de bijstand, maar werk samen met fantastische economen. En het is goed dat het beeld dat helemaal niets zou deugen van economisch onderzoek, dat op sommige plekken leeft, genuanceerd wordt.
Echter, de manier waarop Jesse Frederik ‘links’ wegzet, zeker in de kop van zijn stuk, is naar mijn mening onhandig. En het beeld dat hij schets van de economische wetenschap is bijna het tegenovergestelde van het cliché dat er helemaal niets deugt, en daarmee (ook) onjuist. Het stereotype bestrijden is goed, het vervangen door een ander stereotype is minder handig.
Er zijn nog steeds veel economen die redeneren vanuit het beeld van een ‘homo economicus’. Op de economie-opleidingen staan dat soort (klassieke) beelden vaak nog centraal, en aanhangers van deze vorm van economie zitten op tal van invloedrijke posities in de samenleving, waardoor achterhaalde neoklassieke ideeën nog steeds het beleid kunnen bepalen.
Het kan geen kwaad dat te beseffen, en daar kritisch op blijven.
*Sowieso valt me op dat Klaver het moet ontgelden. Klaver zelf schrijft (over economen): “Ze vatten mijn kritiek op het economisme op als een aanval op de economie, op hun wetenschap. Dat is een misverstand. Ik bekritiseer niet de economen; zij doen gewoon hun werk. Ik bekritiseer politici en opiniemakers die zich bedienen van louter economische argumenten en zich verschuilen achter rekensommen. Ik hecht aan economische inzichten – en ik gebruik hier heel bewust de meervoudsvorm, want economen zijn het erg vaak met elkaar oneens en ik leer graag van hen allemaal.”
(Uit: Klaver, De mythe van het economisme (2015), p93-94.)
Reacties (5)
Leuk artikeltje. Een paar opmerkingen. Inderdaad is het hele artikel een soort van stropopredenering, zoals Merijn Oudenampsen ook al betoogde. Een versimpeling van de economische wetenschap en vervolgens dat ontkrachten. Macro-economie staat overigens niet gelijk aan neo-klassieke of neo-liberale economie, of aan rechtse theorieën. Denk alleen al aan J.M. Keynes in de jaren ’30 en ’40. Toch echt wel een van de grootste macro-economen en tegelijkertijd de grondlegger van veel macro-economische politiek die we nu als basis van de verzorgingsstaat beschouwen, en ook links kan ondersteunen dat je tijdens een crisis juist niet alles kapot moet bezuinigen. In die zin kan enig links begrip van dit type economische wetenschap absoluut geen kwaad. Misschien was er dan ook wat meer oppositie geweest tegen bijv. de koers van Jeroen Dijsselbloem, zowel nationaal als op Europees niveau. Van de andere kant is de neo-klassieke school nog steeds dominant, ook -of vooral- in Nederland. Dat zie je ook aan hoe afwijzend bijv. op het boek van Kate Raworth gereageerd werd. (bijv. https://www.ad.nl/economie/voor-wie-een-hekel-aan-economen-heeft~aa869fe1/)
Dus op zich klepel goed, maar de klok niet helemaal juist in het Correspondent-stuk. Maar dat is iets waar de Correspondent wel vaker op te betrappen valt: zogenaamde slimme stukjes op basis van een paar gelezen artikelen die iets helemaal ontkrachten of nuanceren dat in werkelijkheid niet bestaat.
Eens. De consensus in de economie is nog altijd neoklassiek. Negentig procent van de artikelen in de top journals (aer, journal of political economy, etc) zijn van het slag “men neme een respresentatieve consument met nutsfunctie …”.
Aan de andere kant is dat niet zo gek – gedragseconomie is vooral politiek doorgebroken, niet academisch. Het is even(min) wetenschappelijk als neoklassiek (dwz leidt even vaak tot (in)valide voorspellingen van economische fenomenen).
@1: moderne macro heeft grotendeels neoklassieke micro fundamenten. Conjunctuurcycli zijn een resultante van het rationele gedrag van consumenten, huishoudens, bedrijven.
@3
Zijn conjunctuurcycli niet juist een resultante van het irrationele gedrag van consumenten, huishoudens, bedrijven? We hebben gezien hoe 10 jaar terug de credit crunch een kettingreactie van gebeurtenissen teweeg bracht. Omdat er zo her en der paniek uit brak treedt er dan een self-fulfilling prophecy in werking. Consumenten gaven minder uit, zodat de crisis zich verdiepte. Zodat bedrijven ook voorzichtig werden, minder gingen uitgeven enzovoorts.
Momenteel (de laatste paar jaar) zien we weer het omgekeerde effect: omdat iedereen denkt dat de economie goed draait gaat hij nóg beter draaien.
@4: nee, ik citeer de stand van zaken in de moderne macro-economie. persoonlijk vind ik dat noch “neoklassieke” noch “gedrags” macro genoeg voorspelt om een wetenschap te heten.