RECENSIE - Plots lijkt er iets mis te gaan. Na honderd pagina’s over de voorouders en de jonge jaren van sultan Selim moet de lezer onverwacht 150 pagina’s tot zich nemen over Columbus, de val van Granada, de ontdekking van Amerika en ga zo maar door. Pas daarna, rond pagina 250, pakt Alan Mikhail de draad weer op en komt Selim ‘de Grimmige’ aan de macht. Wat Mikhail de lezer (klaarblijkelijk) duidelijk wil duidelijk maken is dat de ontdekking van Amerika niet los kan worden gezien van de strijd van de Europeanen tegen de islam. Hij zal uitleggen hoe dat écht zit.
Voor wie een beetje ingevoerd is in de geschiedenis van Europa rond 1500, is dat een open deur. Iedereen weet dat Columbus zijn gevaarlijke plan om naar het Westen te varen, om zo het oosten te bereiken, aan het Spaanse koningspaar Ferdinand en Isabella probeerde te verkopen door te stellen dat hij zo contact kon leggen met de tegenstanders van de islam in Oost-Azië, waardoor de aartsvijand van Spanje ingesloten zouden worden. Columbus werd daarbij, zo blijkt uit zijn overvloedige papieren, gedreven door zijn obsessie om in navolging van de Portugezen grote ontdekkingen te doen. Hij schreef over zeereizen, getuigenverklaringen, kaarten, astronomie – maar vrijwel geen woord over de islam. Maar volgens Mikhail was Columbus een echte moslimhater. Al in zijn inleiding noemt hij Columbus een matamoros, een ‘morendoder’, en voegt daaraan toe (p.12):
‘Als gewoon soldaat was Columbus, een gelovig man, betrokken geweest bij de verovering van Granada door Isabella en Ferdinand; hij was het als zijn heilige plicht gaan zien om de moslims, de belangrijkste vijanden van het christendom, uit te roeien. Hij had meegevochten in tal van veldlagen tegen moslims, en meer in het bijzonder tegen het Ottomaanse rijk, de belangrijkste tegenstrever van Spanje in het Middellands Zeegebied. Daarbij had hij de smaak van moslimbloed flink te pakken gekregen en was hij bezield geraakt door het idee van een heilige oorlog. (…) Wat het hem op zijn tocht naar Amerika vooral om ging was, in naam van het christendom strijd te leveren tegen de islam.’
Afgezien van de mededeling dat Columbus een gelovig man was (en dus ongetwijfeld een hekel had aan de islam), is dit alles complete onzin. Columbus was een drammer, een fantast, een opschepper en leugenaar, maar had geen slagveld gezien en was zeker geen fanatieke ‘morendoder’. Het staat vast dat de eerste ontdekkingsreizen, vanaf omstreeks 1450, in opdracht van de Portugese koning Hendrik de Zeevaarder, gefinancierd werden door religieuze orden die op deze wijze de kruistochten wilden voortzetten. Maar dat religieuze sentiment werd tegen het eind van de vijftiende eeuw op de achtergrond gedrongen door economische belangen. Columbus bewees alleen maar lippendienst aan een ‘koninklijke’ plicht, de strijd tegen de islam. Hij was in de buurt van Granada tijdens het einde van het beleg, en is kort na de val van de stad daar binnengegaan; dat is alles. Hij was gekomen om met de koningin te praten over zijn plan. Maar Mikhail blijft het hele boek door volhouden (p. 353):
‘De kruisvaarder Columbus heeft lang zijn uiterste best gedaan de heilige stad [Jeruzalem] te veroveren […] hij heeft haar uiteindelijk nooit bereikt.’
Mihkail meent zelfs te weten hoe Columbus zo fanatiek was geworden. Hij had als jonge zeevaarder het eiland Chios bezocht, dat toen Genuees bezit was. Het eiland was vele jaren daarvoor betrokken geweest bij de laatste pogingen om de val van Constantinopel in 1453 te voorkomen (p. 80):
‘Door de terneergeslagenheid van de Chiotische oorlogsveteranen raakte Columbus ervan overtuigd dat het christendom geen keus had: het moest vol in de aanval tegen de islam, of anders zou het finaal te gronde gaan.’
Flauwe kul. En Mikhail zet niet alleen Columbus ten onrechte weg als morendoder: in een opmerkingen terzijde op (pagina 169) worden Columbus én Hernando Cortez aangeduid als ‘veteranen van de Spaanse Reconquista’. Cortez was geen lieverdje, maar in Spanje heeft hij geen moment gevochten.
En dan is Mikhail nog niet klaar. Er hebben zich in Amerika, na 1492, gruwelijke misstanden voorgedaan. Hij moet en zal aantonen dat ook daar islamhaat achter schuilging; álles wat er in Europa én in Amerika gebeurde, was volgens hem in wezen de voortzetting van de strijd tegen de islam, of beter: tegen het Ottomaanse rijk. Hij spreekt van een ‘katholieke jihad’ (een jij-bak op zijn tijd kan geen kwaad) en wijst triomfantelijk op het Requerimiento (‘Vereiste’) een document dat door de Spaanse veroveraars voorgelezen werd als zij nieuw terrein betraden, en waarin zou staan dat de indianen (die de tekst uiteraard totaal niet begrepen) zich moesten bekeren, op straffe van slavernij. (Maar Mikhail citeert verkeerd: geëist werd dat de indianen predikers niets in de weg mochten leggen. Los daarvan was dat document natuurlijk een vrijbrief voor wreedheden.) Nee, dan was het Ottomaanse rijk volgens hem veel beschaafder. Hij kan natuurlijk niet ontkennen dat ook de Ottomaanse economie dreef op slavernij, maar komt dan met de vertrouwde doorzichtige smoesjes dat het daar allemaal veel minder erg was. Slaven deden volgens hem vooral lichte werkzaamheden, en je kon als slaaf carrière maken! Hij schrijft zelfs:
‘Binnen de islam was slavernij iets tijdelijks, niet iets ‘erfelijks’, en de banden tussen een slaaf en zijn of haar familie werden niet per definitie doorgesneden.’
Dat laatste was juist wél karakteristiek voor de Ottomaanse slavenhandel. Mannen, vrouwen en kinderen werden streng gescheiden gehouden. Seksueel verkeer was onmogelijk, verboden. Vrouwelijke slaven waren voor hun mannelijke meesters. Mannelijke slaven werden na ‘vangst’ meestal al gecastreerd. (En juist daarom, omdat ze geen familie hadden, konden ze hoge functies bekleden.) Kinderen verwekken was onmogelijk. Vandaar dat er in Amerika zeer veel, en in het Midden-Oosten totaal géén afstammelingen van slaven te vinden zijn. Maar voor Mikhail kan de islam geen (echt) kwaad doen. Al het goede komt van de islam. Hij schrijft op een gegeven moment zelfs dat de Spanjaarden (p. 196) ‘islamitische irrigatie- en olijfperstechnieken’ overnamen. Het valt nog mee dat de olijven zelf niet islamitisch zijn.
Maar die mooie, goede islam, daar willen Europeanen niks van weten. de val van Granada was volgens Mikhail daarbij een keerpunt, het begin van het Grote Vergeten (p. 157):
‘De welbewuste veronachtzaming van meer dan zevenhonderd jaar Europees-islamitische geschiedenis begon in januari 1492 en gaat in verschillende gedaanten tot op de dag van vandaag door. Dit verhaal over Selim, de Ottomanen en de islam, moet hoognodig verteld worden om de traditionele kijk op het verleden te corrigeren.’
De oost-west relaties tot 1500 zijn zeker een onderwerp voor een mooi boek. Maar onwetendheid corrigeren doe je niet door onzin te verkopen. En bovendien, dit boek gaat officieel over heel iets anders, niet over 700 jaar maar over acht jaar, het bewind van Sultan Selim.
Selim was de kleinzoon van Mehmet II, de Ottomaanse sultan die in 1453 Constantinopel veroverde en zo een einde maakte aan het Byzantijnse rijk. Selim werd door zijn vader Bayazet (Mehmets opvolger) Bayazet uitgezonden als gouverneur naar Trabzon, ver van de hoofdstad. Hij was nu eenmaal niet de oudste zoon. Maar Selim deed zijn plicht en toen Bayazets einde naderde, vocht hij zich een weg terug naar de hoofdstad (nu: Istanboel). Gedurende de acht jaar dat hij op de troon zat, toonde hij zich een doortastend en wreed heerser. Op weg vanuit Istanboel naar zijn eerste grote confrontatie, met de Perzische Safawiden, maakten zijn soldaten systematisch jacht op sjiieten. Tijdens zijn tweede grote militaire operatie, via Damascus zuidwaarts, tegen de Mammelukken in Egypte, deed hij exact hetzelfde. En ook in de jaren daarna werden sjiieten overal in zijn rijk als beesten opgejaagd en vermoord. Als er één man verantwoordelijk is voor het verdwijnen van deze vorm van de islam ten westen van de Eufraat en Tigris, dan is het Selim. Ondertussen wordt Mikhail, die sterk leunt op een latere hagiografie waarin Selim, niet moe te benadrukken hoe tolerant Selim was (Joden en christenen werden immers niet opgejaagd!) en zet hij Selims massamoorden in kleine zinnetjes weg. Een voorbeeldje, na aankomst van Selim in Damacus (p. 367):
‘Hij sloot overeenkomsten, deelde gunsten uit en deed in algemene zin alles wat hij kon om zijn territoriale veroveringen veilig te stellen en er de vrede te bewaren. Hij bleef daarbij gebrand op het uitroken van ook de laatste restjes van het oude regime. Zo liet hij in die paar maanden duizenden Mammelukse loyalisten in het openbaar executeren.’
Selim trok verder, versloeg de Mammelukken en veroverde Egypte. Het verzet tegen de Ottomanen in Egypte hield nog decennia aan. Er ontstond een bloedige guerrilla op het platteland. Toen Selim het eindelijk aandurfde om het geplunderde Caïro te betreden, en op de citadel zijn soldaten toesprak, lezen we bij Mikhail: ‘De hele stad barstte uit in gejuich.’ En wanneer Selims derde grote militaire operatie, een aanval op Marokko, niet doorgaat (want Selim komt te overlijden), beschrijft Mikhail (p. 439) hoe de wereld eruit had gezien als die aanval was gelukt:
‘De islam had het gewonnen van het christendom, de Ottomaanse pluriformiteit had gezegevierd over de Europese intolerantie.’
Niet alleen de islam, ook Selim kan blijkbaar niets fout hebben gedaan. En zijn invloed kan ook nauwelijks worden overschat (p. 453):
‘Dat Selim in de geschiedenis van de islam een centrale plaats inneemt moge duidelijk zijn.’
Hij zou zelfs de islam hebben gemoderniseerd! Dat wil zeggen, volgens Mikhail hervormde hij de rechtspraak. Vóór Selim (p. 469) ‘volgden rechters hun eigen interpretatie van de sharia, op basis van traditie en precedent; soms drukten ze gewoon hun zin door.’ Maar Selim:
‘…voerde een secularisering van de rechtbanken door, gericht op grotere toegankelijkheid en meer invloed. Ze kregen er tal van functies bij, zoals die van gemeentearchief, politiebureau, schandpaal en geschillenbeslechting. (…) Op die manier konden ze de nieuwe onderdanen – zowel joden als christenen en moslims – voor zich winnen door ze het gevoel te geven dat ze er onder de Ottomanen echt op vooruit gingen’
En dan volgt even verderop de triomfantelijke conclusie (p. 470):
‘In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht en beweerd – vroeger en nu, door schrijvers als Salman Rushdie, Thomas Friedman en Ayaan Hirsi Ali (veelal moslims dan wel ex-moslims) – heeft er binnen de islam dus wel degelijk een reformatie plaatsgevonden, en wel onder leiding van Selim. Bij diens Islamitische Reformatie werden nieuwe wegen ingeslagen inzake het functioneren van de islam en islamitische instellingen in een veranderende wereld.’ (…) Zijn ombouw van de rechtbanken is een van de meest indrukwekkende voorbeelden van bestuurlijke hervorming in de geschiedenis van de islam geweest.’
God mag weten wat deze puur bestuurlijke hervorming (zo te zien gericht op een veel strakkere controle van Selims onderdanen) te maken heeft met de reformatie of met de islam. Het klinkt alsof Mikhail een wanhopige poging doet antwoord te geven op het maar al te bekende verwijt van ‘veelal moslims dan wel ex-moslims’ dat de islam nodig hervormd zou moeten worden. Het is vijfhonderd jaar geleden al gebeurd! Praktisch tegelijk met de protestantse reformatie!
Mikhail staat niet alleen in zijn bewondering voor Selim. De Turkse president Erdogan is een vaste bezoeker van Selims graf, en de nieuwste, grootste brug over de Bosporus is naar Selim genoemd. Mikhail is duidelijk geen bewonderaar van Erdogan maar beiden beschouwen het kortstondige tijdperk-Selim als een hoogtepunt in de geschiedenis van de islam. Met de val van de Mammelukken werd Selim immers ook heerser over Mekka en Medina, en kon hij zich laten uitroepen tot kalief, de plaatsvervanger van God op aarde, de heerser over alle moslims. Zijn voorgangers Mehmet en Bayazet konden dat niet, en Selims opvolger, zijn zoon Süleyman, mag dan bekendstaan als ‘de Grote’, voor veel moslims is hij het begin van het moreel verval van het Ottomaanse rijk. Wie verlangt naar de dagen waarin de islam waarlijk prachtig en machtig was, komt dus uit óf bij Mohammed en de eerste vier Rechtgeleide Kaliefen van de zevende eeuw óf, vooral voor Turkssprekende moslims, bij sultan Selim. En dat de sjjieten Selim haten, tot op de dag van vandaag, dat ze hem beschouwen als een beest, een ‘sjiietendoder’ zogezegd, dat moeten we maar gewoon vergeten. Dat moorden was nodig om de vrede te bewaren. Selim was geweldig, vindt Mikhail. Een oordeel dat al even betrouwbaar is als zijn oordeel over Columbus. En niets met geschiedkundig onderzoek te maken heeft.
Is de link naar het boek hierboven niet zichtbaar? Klik dan hier om het boek te bestellen
Reacties (5)
Als dit allemaal echt zo is: kan zo’n auteur niet tegen zichzelf in bescherming worden genomen?
Dat zou de taak moeten zijn van de uitgeverij. Maar de boekenbranche wil geen cultuur of waarheid verspreiden, maar wil vooral: heel veel boeken verkopen.
Het woord boek draagt nog iets van waarde in zich. Sommige uitgevers zijn verworden tot handelaren in bedrukt papier.
De (papieren) boekenbranche is het volgende slachtoffer van het internet. Net als de papieren krant. En van de krant hebben ze geleerd dat er dan maar 1 ding helpt: trollen.
En dan is Marcel nog genadig voor Selim, die niet alleen systematisch grootschalig sjiieten, maar ook al zijn broers en neven liet afslachten (slechts één neef ontsnapte naar Perzië, waarmee hij meteen een mooie extra casus belli voor Selim’s kruistocht tegen de sjiitische Safawiden leverde).