COLUMN - Oud-partijvoorzitter van het CDA Ruth Peetoom claimde vorige maand dat van alle Europese landen, Nederland het minste geld uitgeeft aan de democratie. Is dit waar? En is dat het grootste probleem voor onze democratie?
Vorige week trad Peetoom af als partijvoorzitter van het CDA. De politica deed haar uitspraak in een aansluitend afscheidsinterview met het AD. Daarin zei ze dat ze dit tekort aan financiële steun voor bestuurders als een groot probleem voor de democratie zag. Volgens Peetoom krijgen volksvertegenwoordigers namelijk te weinig geld om hun werk uit te voeren. Een woordvoerder van het CDA-partijbureau liet later weten dat Peetoom zich baseerde op een internationaal onderzoek naar de financiering van politieke partijen uit 2017. Dit onderzoek berekende het geld dat per inwoner aan hun democratie wordt besteed.
Dat gebeurde aan de hand van de hoogte van overheidssteun aan politieke partijen per land, gedeeld door het aantal stemgerechtigde inwoners van het land. Desalniettemin concludeerde het NRC in hun rubriek ‘NRC checkt’ dat Peetooms uitspraak niet te checken valt, al lijkt het er wel op dat Nederland met een luttele 1 euro per kiezer relatief weinig uitgeeft aan de democratie. Ter vergelijking: van de acht onderzochte landen in het betreffende onderzoek scoorde IJsland met € 9,70 per kiezer het hoogst. Onze zuiderburen werden tweede met € 7,80 per kiezer. Interessante cijfers, maar is het verhogen van deze 1 euro wel wat nodig is voor een betere democratie?
Verdeeldheid over verdeeldheid
Het is natuurlijk niet de eerste keer dat iemand de noodklok luidt over mogelijke risico’s voor de Nederlandse democratie. Dalende burgerparticipatie, opkomend populisme en zwevende kiezers zijn veelgenoemde kandidaten rondom dit thema. Te weinig fondsen voor volksvertegenwoordigers kan dus aan de lijst worden toegevoegd. Hoogleraar politieke geschiedenis prof. dr. Annelien de Dijn (UU) nam vorig jaar in de lezing ‘De Tirannie van de Meerderheid’ echter een ander standpunt in. Zij stelde namelijk dat niet de afnemende burgerparticipatie, populisme of zwevende kiezers, maar maatschappelijke polarisatie het probleem is. Deze kwestie hoort volgens haar dan ook een hoge prioriteit te hebben: “Het is belangrijk dat we het juiste probleem opsporen, voordat we verkeerde oplossingen bedenken.” Met verkeerde oplossingen doelt ze onder meer op de roep voor een grotere rol voor referenda in de democratie. Misschien bevordert dat de burgerparticipatie, maar De Dijn vermoedt dat referenda polarisatie alleen maar in de hand werken. Ze verdelen het land in twee kampen. Bovendien vindt ze Nederlanders sowieso zeer betrokken bij de politiek en is het dus de verkeerde oplossing voor een probleem dat niet bestaat.
Voer voor discussie
Op het gebied van problemen voor de Nederlandse democratie zijn de meningen dus verdeeld. Moet er meer dan 1 euro per inwoner naar politici? Moet er een herinvoering van het referendum komen? Of heeft De Dijn gelijk en is het tijd voor een sterkere focus op de aanpak van polarisatie? Bekijk de lezing ‘De Tirannie van de Meerderheid’ voor meer achtergrond bij De Dijns standpunt.
Dit artikel verscheen eerder bij Studium Generale Utrecht.