RECENSIE - Meer dan 24 uur lag Jozef Stalin moederziel alleen, zwevend tussen dood en leven, op de vloer van zijn buitenhuis. En niemand durfde iets te doen.
Op zaterdag 28 februari had hij zijn naaste medewerkers Malenkov, Beria, Chroestsjov, Boelganin ontvangen, en uitgebreid met hen gedineerd. De sfeer was prima, ongedwongen – een hele opluchting voor zijn gasten, die heel goed wisten dat de vozjd (leider) onverwacht en genadeloos kon uithalen, en daarna wist je nooit of je de volgende dag nog achter je bureau zou zitten, of in een verhoorkamer.
Diep in de nacht vertrok het bezoek. Kort daarop moet Stalin een zware beroerte hebben gehad. De volgende ochtend merkten zijn lijfwachten dat er iets aan de hand was. Of beter, dat er niéts aan de hand was. Dat Stalin zich niet liet zien. Was er iets mis? Geen van hen durfde de persoonlijke vertrekken te betreden; dat was immers verboden.
Uiteindelijk, het was maandagochtend, trokken enkelen de stoute schoenen aan en slopen naar binnen, zogenaamd om de post te brengen. Ze zagen Stalin liggen, in een grote plas vocht. In paniek belden ze naar het Kremlin, naar de vier.
Niemand wilde komen. Ieder van hen was doodsbang dat Stalin, als hij later bij kennis zou komen, hen zou beschuldigen van een poging om de leider te doden. Uiteindelijk gingen ze gezamenlijk kijken. Ze raapten de zwaar ademende Stalin op en zetten hem op een bank. Was hij in coma? Sliep hij alleen maar? Korte tijd later ontboden ze een aantal artsen. Die constateerden dat de man die de Sovjet-Unie bijna dertig jaar lang met ijzeren vuist had geregeerd, op sterven na dood was.
Oleg Chlevnjoeks Stalinbiografie opent met die laatste maaltijd van ‘de vijf’, die kleine club die in het voorjaar van 1953 het land regeerde. Daarna springt hij terug in de tijd, naar hoe het begon, het verhaal van de Georgische seminarist die maar niet wilde deugen, besloot om revolutionair te worden en uiteindelijk in 1917 vanuit zijn ballingsoord Siberië hals over kop naar Sint Petersburg reisde, om deel te kunnen nemen aan de revolutie. Dan gaat het weer terug naar die eerste maart 1953.
Heen en weer, van leven naar dood. Op pagina 120 lezen we over de voorzichtige voetstappen van de bange lijfwachten; op pagina 371 arriveren de artsen bij de datsja (het buitenhuis) van de dictator. Dan komen de twee lijnen samen. Het is een bekende methode om aan de terreur van de chronologie te ontkomen (Chlevnjoek noemt het ‘een soort tekstuele variant op de matroesjka’), maar ze is in dit geval ook nuttig. De lezer, die heel wat zinloze wreedheid te verstouwen krijgt, kan zo van begin af aan het wrange genoegen smaken te weten hoe deze moordenaar aan zijn einde zal komen.
Na alles wat er over Stalin uit de archieven is opgediept, met name de afgelopen dertig jaar, kan een eendelige biografie natuurlijk geen nieuws bevatten. De revolutie, de bittere interne partijstrijd in de jaren twintig, de collectivisatie, de gruwelijke zuiveringen, de enorme fouten in de eerste oorlogsjaren, de depressieve jaren na 1945 – het komt allemaal keurig beknopt aan bod.
Chlevnjoek biedt geen nieuwe perspectieven op bekende feiten, en geeft geen diepe psychologische inzichten. Wanneer een gebeurtenis onderwerp is van felle polemiek of mysterieus gespeculeer (denk aan de moord op Kirov, die de aanleiding vormde voor een ongekende zuiveringen in de jaren dertig), geeft hij kort het meerderheidsstandpunt aan, met een opmerking in de trant van ‘neem dat maar van ons deskundigen aan’.
Chlevnjoek heeft met zijn boek namelijk een heel ander doel voor ogen: tegenwicht bieden aan de groeiende Stalinverering in zijn land. In zijn inleiding heeft hij het over een imago dat gestoeld is op ‘pseudowetenschappelijke verdedigingen’. Hij waarschuwt voor vervalste bronnen en verdraaiingen, bedoeld om de dictator vrij te pleiten van de enorme misdaden die in zijn naam werden gepleegd. En als Stalin echt niet vrij te pleiten valt, doen de bewonderaars van Stalin het voorkomen alsof al die ellende onvermijdelijk en noodzakelijk was om van Rusland een wereldmacht te maken.
Maar, aldus Chlevnjoek, ‘in een dictatuur zijn de persoonlijke voorkeuren, vooroordelen en obsessies van de dictator maatgevend.’ En in zijn boek benadrukt hij regelmatig dat Stalin zélf hoogstpersoonlijk de wreedheden initieerde en organiseerde. Chlevnjoek noemt de verheerlijking van Stalin ‘een ideologische aanval op het bewustzijn van de [Russische] lezer’, die extra hard aankomt omdat die lezer leeft in een land dat gebukt gaat onder ‘verregaande corruptie en schrijnende sociale ongelijkheid’.
Helemaal aan het slot van zijn boek keert hij terug naar dit thema. Dan analyseert hij de redenen waarom Stalin zo lang aan de macht kon blijven. Hij spreekt nogmaals een banvloek uit over de Stalinverering door ‘gewetenloze commentatoren en politici’ en sluit het boek af met de retorische vraag: ‘Zou het echt zo zijn dat Rusland in de eenentwintigste eeuw het gevaar loopt de fouten van de twintigste eeuw te herhalen?’
Dit is een gerichte aanval op Poetin. Chlevnjoek durft. De vraag is echter of de Stalin in dit boek afschrikwekkend genoeg is om de opmars van een nieuwe dictator te voorkomen.
Chlevnjoek is een uitstekend auteur, gezaghebbend en gepassioneerd. Maar hij vertelt weing meer dan het traditionele gruwelverhaal, met de traditionele nadruk op zijn immense verspilling van mensenlevens, van Ruslands immense economische potentie en van de kansen op het slagveld.
Maar dat verhaal is al te bekend, en maakt niet echt veel meer los. En hij vergeet twee aspecten aan Stalins schrikbewind die minstens zo belangrijk zijn, vooral omdat de schade die werd aangericht, onherstelbaar is.
Ten eerste leidde de collectivisatie van de landbouw (bedoeld om de boeren uit te persen, ter financiering van de industrialisatie) tot de totale verwoesting van het platteland en van de landbouwproductie. Dorpen, boerderijen, kerken, het hele boerenleven dat eeuwenlang het fundament vormde onder de Russische samenleving, werd in tien jaar tijd finaal aan stukken geslagen. Niet alleen miljoenen levens, ook lokale trots, en eeuwenoude gebruiken en tradities gingen verloren. Het resultaat is een improductief, deprimerend, troosteloos land, met een masochistische inslag.
Een tweede ramp die ook nog steeds doorwerkt en die in dit boek onvermeld blijft, is de verwurging van de Russische cultuur. Rond 1900 was West-Europa in de ban van de culturele vernieuwing afkomstig uit het Oosten. Russische muziek, dans, literatuur, schilderkunst. Na dertig communisme was daar niets meer van over – en sindsdien is ook niets vergelijkbaars ontstaan. Chlevnjoek zegt er niets over.
Anna Achmatova bijvoorbeeld wordt één keer terloops genoemd; Dimitri Sjostakovitch geen enkele keer. En deze twee groten hadden nog het geluk dat ze zó beroemd waren dat Stalin besloot ze in leven te laten, om de wereld te kunnen tonen dat de Russische cultuur nog steeds iets voorstelde. Maar rondom deze doodsbange dappere kunstenaars, wier levens voortdurend aan een zijden draad hing, schiep de dictatuur een culturele woestenij. Beide misdaden mogen in een oordeel over de man niet ontbreken.
Oleg Chlevnjoek, Stalin. De biografie. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 500 blz. 39,99 euro.
Reacties (2)
In een wereld waar steeds minder boeken gelezen worden – en al helemaal geen inhoudelijke – gaan we waarschuwen tegen het verlies van de herinnering aan Stalin om te voorkomen dat Poetin die kant op gaat.
Nou, ik denk dat er wat anders moet gebeuren dan boeken schrijven.
Het collectieve geheugenverlies, waar Hulspas aan refereert en de waarschuwing, die Chlevnjoek blijkbaar voor ogen heeft als een te bevechten verschijnsel, verdwijnen niet meer met boeken. Die verdwijnen in het kerkhof van de literatuur.
Pas als de mensheid echt zijn weg vindt in de krochten van het internet en met die informatie weer om weet te gaan zal het tij weer keren. Tot dan zullen de tirannen wederopstaan en niemand die ze tegenhoudt.
Zeker een recensie op Sargasso niet.
Maar verder is het beter te pogen dan na te laten.
Als ik zo om mij heen kijk geldt dat niet alleen voor Rusland..