Goed volk | Donderdag van de doden

Foto: © Sargasso logo Goed volk

LONGREAD - Geen volk dat zijn doden niet herdenkt. Dit kan seculier vorm gebeuren, zoals de nationale dodenherdenking op 4 mei, of in religieuze sfeer. Christelijke dodenherdenkingen zijn niet altijd, maar wel vaak, kersteningen van heidense gebruiken en bevatten dan elementen uit dat heidense verleden. Soms is er sprake van syncretisme, maar ook van ‘dubbelgeloof’: twee tradities blijven naast elkaar voortbestaan en worden door dezelfde personen uitgevoerd. Vooral bij insulaire en Slavische volken komt dit nog steeds voor.

Niet-christelijke dodenherdenkingen zijn vaak een vorm van voorouderverering. Dodenherdenkingen vinden meestal aan het begin van de winter plaats, maar er is een specifieke reden waarom ik nu juist bij de naderende zomer over dit onderwerp begin.

Dit lange stuk gaat over twee onderwerpen, die elkaar snijden: enerzijds dodenherdenking, anderzijds het feit dat het ‘gewone volk’ wars is van abstracte principes en zich vooral bekommert om familie en primaire behoeftes. Hierin herkennen mensen elkaar, ook cultuuroverschrijdend. Deze twee elementen komen bij elkaar in de oosterse ‘donderdag van de doden’, ergens in de paastijd, maar laten we bij het begin beginnen.

Christelijke dodenherdenkingen

Van de christelijke dodenherdenkingen is ongetwijfeld het Rooms-Katholieke Allerzielen op 2 november de bekendste. De herdenking werd in 998 ingesteld door abt Odilo van Cluny om structuur aan te brengen in de diverse destijds bestaande dodenherdenkingen en kreeg haar naam in de dertiende eeuw. Odilo zal voor de datum van 2 november hebben gekozen omdat de herdenking zo een logisch vervolg werd op Allerheiligen, waarbij alle heiligen en martelaren worden herdacht. Van kerstening van heidense gebruiken is hier geen sprake, al zal de formele herdenking aansluiten bij gevoelens die al bestonden.

Op de Britse Eilanden is het gecompliceerder. Allerzielen heet hier All Souls’ Day en is meer gelinkt met het daags voorafgaande All Saints’ Day dan Allerheiligen in bijvoorbeeld Nederland. Voorafgaande aan All Saints’ Day (1 november) is de viering van All Hallows Eve op 31 oktober, beter bekend als Halloween en wellicht van Keltische oorsprong. De Keltische kalender begon het jaar op 1 november, dus 31 oktober was oudejaarsavond. De oogst was dan binnen en dus was er tijd voor een feestdag, het Keltische Nieuwjaar of Samhain.

De Mexicaanse Dia de los Muertos (Dag van de Doden) is onmiskenbaar heidens. De gelovigen nemen aan dat op 1 november de zielen van de kinderen terugkeren en op 2 november die van volwassenen. Men verzamelt het hele jaar door goederen die men op de dag zelf aan de doden aanbiedt, samen met eten en drinken. Deze Dag van de Doden vindt zijn oorsprong in de tradities van de Azteken, Maya en Purépecha. Men bewaarde schedels en stelde deze tijdens rituelen tentoon om dood en wedergeboorte te symboliseren.

Oosterse dodenherdenkingen

In de Oosters-Orthodoxe kerken ligt de herdenking van de doden weer wat gecompliceerder omdat in principe iedere zaterdag is bestemd ter herdenking van de in Christus ontslapenen. Daarnaast zijn er twee gedenkdagen: de ‘Zielenzaterdag’ op de zaterdag vóór Pinksteren en de Zielenzaterdag op de eerste zaterdag van de Grote Vasten voor het Paasfeest (dit jaar op 6 juni).

Anders dan in de Rooms-Katholieke kerk, waar men bidt voor degenen in het vagevuur, bidt men in de Orthodoxe kerken bidt men voor overledenen zonder graf omdat

velen van tijd tot tijd jong of in ballingschap stierven of op zee of in de bergen en op de hellingen, en sommigen vanwege armoede geen aanspraak maakten op de gewijde gedenktekens.

Om vooral het laatste goed te begrijpen is het handig te verwijzen naar de Servische ‘Krajputaši‘, dat zoiets als ‘staande langs de weg’ betekent. Het zijn monumentjes voor overledenen die gestorven zijn maar van wie geen graf bekend is, waar familieleden toch een kaars kunnen branden en voor de ziel van de gesneuvelde of overledene kunnen bidden. Een Zielenzaterdag is als het ware een liturgische Krajputas.

Kollyva

De Zielenzaterdag tijdens de Grote Vasten wordt ook wel de zaterdag van Sint-Theodoros genoemd. Dit houdt verband met een attribuut dat altijd beschikbaar is bij een liturgie van Zielenzaterdag, de Kollyva: een schaal gekookte tarwe met ingrediënten als sesamzaad, amandelen, gemalen walnoten, kaneel, suiker, granaatappelpitjes, rozijnen, anijs en peterselie.

Het zegenen en eten van Kollyva hangt samen met een gebeurtenis tijdens het bewind van de Romeinse keizer en christenvervolger Julianus Apostata (r.361-363). Volgens de overlevering wist deze dat de christenen na een vastenweek honger hadden en op zaterdag naar de marktplaatsen van Constantinopel zouden gaan om voedsel te kopen. Daarom beval hij dat bloed van heidense offers over al het voedsel te sprenkelen, waardoor het eten voor de christenen onrein zou worden. De martelaar Theodoros zou toen in in een droom zijn verschenen aan patriarch Eudoxios om hem te waarschuwen dat de christenen niets mochten kopen maar tarwe (kollyva) moesten koken. Vandaar: de zaterdag van Sint-Theodoros.

Ansichtkaart (ca 1916) met de zegening van de Kollyva

In Libanon, een land dat straks nog terugkomt, heet de schotel ‘snuniye’ of ‘berbara’ aangezien hij bereid wordt voor de viering van Sint Barbara op 4 december dat aldaar gevierd wordt met feestelijkheden die aan Halloween doen denken. Tenslotte nog een variant uit het Nabije Oosten, de ‘Donderdag van de Doden’, maar eerst een zijsprong.

Christenen en moslims in Turkije

De naam Louis de Bernières zal weinigen iets zeggen, maar de titel van zijn boek Captain Corelli’s Mandolin (1994) waarschijnlijk wel, zeker door de verfilming met Nicolas Cage, Penélope Cruz, John Hurt en Irene Papas. Maar De Bernières heeft naar mijn mening (en naar die van hemzelf) een veel interessanter boek geschreven onder de titel Birds Without Wings (2004). Hoewel het verhaal fictief is, is niet alles verzonnen.

Het boek, dat zich afspeelt in de nadagen van het Ottomaanse Rijk, beschrijft het tragische verhaal van een multiculturele gemeenschap van Grieken, Turken en enkele Armeniërs die al sinds mensenheugenis vreedzaam samenwonen in een dorp waar de buitenwereld nauwelijks doordringt en waar iedereen elkaar nodig heeft, ongeacht afkomst of religie, die dan ook niet of nauwelijks als essentieel onderscheidend worden ervaren. Totdat de bewoners, geheel buiten hun macht, meegezogen worden in een wereldoorlog en religieuze intolerantie.

Het verhaal speelt zich af in het fictieve dorpje Eskibahçe (Grieks-Byzantijnse naam: Paleoperiboli) dat geïnspireerd is op het bestaande Kayaköy (antieke Griekse naam: Karmilasso, in Nieuw-Grieks: Levissi) aan de kust van Zuid-West Turkije. In 1923 zijn de Griekse bewoners van het dorp door de Turken gedeporteerd naar Griekenland. Als het boek begint leven de Turken en Grieken al sinds eeuwen in goede harmonie met elkaar. De Turken zijn de boeren, die Grieken de handelaren. Ze zoeken naar wat hen bindt, niet alleen omdat men elkaar nodig heeft, maar ook omdat de menselijke maat het criterium is. De plaatselijke iman, Abdulhamid Hodja, komt regelmatig bij de Griekse papas over de vloer. Als een Turkse vrouw in verwachting is brandt haar Griekse buurvrouw, op haar verzoek, een lichtje voor de icoon. En als een Griekse vrouw ziek is, legt haar Turkse vriendin een islamitisch gebedssnoer over haar bed. Het gaat hier om de gebaren, om de rituelen die kracht hebben en die de betreffende godsdienst overstijgen. Dit is volksdevotie pur sang.

De donderdag van de doden

Terug naar de gedenkdagen voor de doden. In het Nabije Oosten bestaat een gedenkdag voor de overledenen die bekend staat als ‘Donderdag van de Doden’, in het Arabisch ‘Khamis al-Amwat’. De gedenkdag wordt gehouden ergens in de paastijd. Het opvallende is dat dit een gezamenlijk feestdag is voor zowel christenen als moslims. Waarschijnlijk gaat het gezamenlijk vieren van deze dag terug op Saladin, die de moslims aangeraden zou hebben christelijke religieuze praktijken te adopteren om de religieuze tolerantie te bevorderen.

De geschiedenis van deze dodenherdenking wordt genoemd in enkele westerse bronnen. In 1901 schreef Lieutenant General Sir Charles Warren dat deze dag de culminatie vormde van zeven achtereenvolgende donderdagen waarin de doden werden beweend. In een artikel uit 1948 in The Journal of the Palestine Oriental Society wordt deze dag geplaatst twee weken voor Goede Vrijdag volgens de Juliaanse kalender. Al eerder, in 1912, had Frederick Jones Bliss in een lezing over religies in Syrië en Palestina verteld dat de Donderdag van de Doden deel uitmaakte van rouwpraktijken onder de moslims en vergezeld ging met het bezoeken van begraafplaatsen.

Julian Morgenstern beschrijft in The Rites of Birth, Marriage, Death, and Kindred Occasions Among the Semites (1966) deze donderdag als een universele dag voor het bezoeken van graven. Vrouwen zouden voor zonsopgang naar de begraafplaats gaan om te bidden voor de overledenen en broodkoekjes die bekend staan als kaʿak al-asfar (de gele rol) en gedroogd fruit uitdelen aan de armen, kinderen en familieleden. Kinderen kregen ook beschilderde eieren (symbool van leven), meestal geel van kleur.

Anne Fuller beschrijft in Buarij, Portrait of a Lebanese Muslim Village (1961) deze dag als behorende tot een serie van lenterituelen, voorafgegaan door de Donderdag van de Dieren en Gewassen. Dus ook hier een vermenging van religieuze en vruchtbaarheidsrituelen.

Andere kruisbestuivingen

De Donderdag van de Doden is niet het enige feest dat christenen en moslims delen. Bekend is ook het (herbouwde) huisje van Maria, de moeder van Christus, nabij Efeze, dat voor christenen en moslims een bedevaartplaats is. Maria komt tenslotte vijf keer in de Koran voor.

In het dorpje Nabi Ayla in de Bekaa-vallei ligt de Maqam el Nabi Ayla, het veronderstelde graf van de profeet Elia, dat niet alleen een pelgrimsoord is voor christenen en moslims, maar ook voor joden. En in de grot van Sint-Joris (Arabisch: El Khidr) in Jounieh, even ten noorden van Beiroet, komen christenen en moslims om de hulp van Joris in te roepen voor kinderen met een groeistoornis. Ook dit is een duidelijk voorbeeld van godsdienstoverstijgende volksdevotie: een persoon die als heilige dichtbij het volk staat, bijna tastbaar, is belangrijker dat een abstract dogma.(Voor wie nog meer voorbeelden zoekt: zie de eigen blog van Sargasso’s Jona Lendering over religieuze kruisbestuiving.)

Conclusie

Wat valt, naar aanleiding van de Donderdag van de Doden, te zeggen over dit snijpunt van religieuze dodenherdenkingen en godsdienstoverstijgende volksdevotie? De volksdevotie en het volksleven trekken zich weinig aan van politieke en kerkelijke doctrines, maar hebben hun eigen waarheden. Deze is gestoeld op psychische en religieuze/magische archetypische motieven van praktische aard in tegenstelling tot de abstractie van dogma’s. De motieven zijn qualitate qua zelfs godsdienst-overschrijdend.  Dat godsdiensten bepaalde ‘hoofdrolspelers’ delen vormt hiervoor een extra stimulans.

Bedenk daarbij dat bedevaarten veelal typische uitingen van volksdevotie zijn, niet van godsdienstige doctrines. Volksdevotionele rituelen kunnen verschillen, maar als ze hetzelfde doel dienen neemt men ze gewoon van elkaar over (zie De Biernieres). Wat voor de volksdevotie telt is het sacrale (en soms magische), en dat is meestal godsdienstonafhankelijk. Dit is ook een verklaring voor de meeste vormen van syncretisme en ‘dubbel geloof’.

Reacties zijn uitgeschakeld