De eerste filosofen (7): Zenon van Elea

Foto: (c) Livius.org
Serie:

Een gelopen wedstrijd

ACHTERGROND - Achilleus en een schildpad besluiten een hardloopwedstrijd te houden. Natuurlijk gaat Achilleus ervan uit dat hij deze met gemak zal winnen. Hij weet immers dat hij meer dan twee keer zo snel rent als de schildpad.

Als het dier vraagt of hij met een voorsprong van een meter of tien mag starten, gaat Achilles dan ook welwillend akkoord. Hierop barst de schildpad echter in lachen uit en beweert hij de wedstrijd hierdoor al gewonnen te hebben.

‘Waarom?’ vraagt Achilleus natuurlijk.

‘Welnu,’ zegt de schildpad: ‘op het moment dat jij op de plek bent gekomen waar ik gestart ben, dan ben ik alweer een stukje verder nietwaar?’

‘Dat klopt,’ lacht Achilleus, ‘maar de afstand tussen ons is dan al veel minder geworden dan die tien meter!’

‘Inderdaad,’ zegt de schildpad, ‘Maar als je aangekomen bent op dat punt waar ik toen was, dan ben ik weer net een stukje verder gekropen, toch?’

Achilleus knikt.

‘En telkens zal je naar de plek hollen waar ik het laatst was,’ stelt de schildpad. ‘Maar in de tijd die jij nodig hebt om daar te komen, ook al is die nog zo kort, zal ik altijd een stukje verder kunnen lopen. Telkens lig ik een klein stukje voor, en moet je weer een heel klein stukje inhalen. En het aantal stukjes dat je in zal moeten halen, is oneindig, ook al zijn ze nog zo klein. Je kunt me dus nooit inhalen,’ lacht de schildpad.

Achilleus begrijpt dat de schildpad gelijk heeft. Hij geeft zich gewonnen en de strijd wordt afgelast.

Zenon van Elea

Het verhaal van Achilleus en de schildpad las je natuurlijk niet voor niets. Dit verhaal werd in de vijfde eeuw voor ons jaar nul bedacht door de filosoof Zenon van Elea, een leerling van Parmenides.

Zenon is de geschiedenis ingegaan als verteller van dit soort verhalen. Hij verzon ze om te wijzen op de theoretische problemen van concepten als snelheid en beweging. Dit ter verdediging van zijn leermeester Parmenides, die beweerde dat beweging slechts een illusie is.

Het verhaal van de schildpad zal een aantal lezers in verwarring hebben gebracht. Natuurlijk kan Achilleus het dier inhalen, maar waar gaat het denken nu mis?

Het gaat mis waar we geloven dat een oneindig aantal stappen ook oneindig moet zijn in tijd en afstand. Het klopt dat het aantal stukjes tussen de schildpad en Achilleus, ook al worden die steeds kleiner, oneindig is. Maar in de praktijk blijkt dat zelfs een oneindig aantal stapjes niet oneindig is in de tijd. Achilleus en de schildpad komen immers niet langzaam tot stilstand. Nee, de klok tikt genadeloos door en uiteindelijk komt het moment dat Achilleus voorbij de schildpad raakt. En toch klinkt het betoog van de schildpad zo logisch en aannemelijk.

Het is volgens deze redenering onmogelijk om een afstand te overbruggen. Als je een afstand wil overbruggen, moet je eerst de helft van die afstand overbruggen. Maar om dat te doen moet je eerst de helft van de helft van die afstand overbruggen, en van die helft weer eerst de helft overbruggen. En aangezien afstanden oneindig deelbaar zijn, kan je onmogelijk een gegeven afstand afleggen.

Kortom, hier botst het denken met de ervaring. Dat iets wat oneindig deelbaar is toch eindig is, is theoretisch ook niet echt te snappen.

Tegenwoordig lossen we dit probleem in de wiskunde op door een limiet te hanteren. Een limiet is een kunstgreep om die schijnbare tegenstelling op te lossen. Met een limiet kunnen we berekenen wanneer Achilleus de schildpad toch inhaalt.

Wat is metafysica?

Hiermee hebben we ons denken aangepast aan onze waarneming. Parmenides en Zenon kiezen daarentegen radicaal voor de andere kant. Zij koesterden een fundamenteel wantrouwen ten opzichte van de zintuigen, en vertrouwden volledig op het verstand. En dat verstand komt tot een andere conclusie dan wat we zien in het dagelijks leven (namelijk dat schildpadden wel degelijk worden voorbij gerend door snelle jongens).

Zij stellen daarom dat achter de illusie van de zintuigen een werkelijkheid schuilt die we niet via het waarnemen, maar vooral via het denken kunnen begrijpen: een werkelijkheid achter de illusies van beweging en verandering.

En dit is het centrale idee van wat bekendstaat als metafysica: dat er een diepere waarheid schuilgaat achter de werkelijkheid zoals wij die ervaren.

Stiekem waren we al eerder met metafysica bezig. Met Herakleitos hadden we namelijk óók al een metafysisch concept te pakken: de logos, oftewel de wereldwet, volgens welke alles beweegt. Ook hierbij was sprake van een werkelijkheid achter onze waarnemingen, die alleen via het denken viel te begrijpen, en niet puur via het waarnemen. Ook de visie van Pythagoras – dat het getal één de basis van alles is, en dat de essentie van alles teruggaat op getalsverhoudingen – is een vorm van metafysica.

Zie je het verschil met Thales en Anaximenes, die geen metafysica bedreven, met hun ideeën over de oerbeginselen water en lucht? Water en lucht zijn tastbare zaken, en geen theoretische constructen: daarom spreken we hier over fysica, en geen metafysica.

Wat is transcendente metafysica?

Parmenides en Zenon brengen wel wat nieuws in. De natuurwetten en getallen van Heraclitus en Pythagoras zijn aspecten die we kunnen rijmen met het waarnemen. Het zijn aspecten die we uit de waarneming kunnen afleiden: we noemen dit immanent. Met Parmenides wordt de transcendente metafysica in de filosofie geïntroduceerd. Transcendent is het tegengestelde van immanent: het richt zich niet op bepaalde wetten die we kunnen afleiden uit zichtbare eigenschappen, maar daar juist mee botsen, het richt zich op wat zich bevindt buiten het domein van onze waarneming.

Dit beeld van Parmenides is in onze filosofie zeer invloedrijk geweest. Veel latere filosofen hebben gezocht naar een waarheid achter de wereldse verschijnselen. En later zullen we zien dat de Atheense filosoof Plato de gedachte overneemt dat wat wij ervaren een vervorming is van een hogere waarheid.

Via Plato komt die gedachte zeer sterk terug bij zijn leerling Aristoteles. Ze steekt later de kop op bij volgelingen van Plato, binnen de filosofische stroming die we het neoplatonisme noemen. We komen de neoplatonisten tegen in de laat-Romeinse tijd. Nog later heeft dit beeld het christendom beïnvloed. Want de christelijke God is natuurlijk heel duidelijk een transcendent metafysisch begrip: hij staat buiten de waarneembare waarheid en valt er niet rechtstreeks uit af te leiden.

Magisch en anti-magisch

Veel mensen vinden dit soort gedachten maar vaag gezwam. Ze denken dat transcendente metafysica gelijkstaat aan het soort ‘magisch denken’ dat kenmerkend is voor religie.

Maar dat oordeel is in het geval van Parmenides’ leer onterecht. Het hele idee dat dingen zonder meer in iets anders kunnen veranderen, dat is volgens hem juist een vorm van magisch denken. Het centrale punt van Parmenides en Zenon, dat iets niet zomaar kan ontstaan of verdwijnen of veranderen in iets anders, is volgens die gedachte juist anti-magisch denken. En of we dat dogma van Parmenides nu accepteren of niet: Parmenides en Zenon stellen ons wel voor een heel uitdagende gedachte met hun filosofie dat tijd slechts een illusie is.

Tijd is volgens deze twee filosofen iets dat wij als waarnemers aan de werkelijkheid toevoegen. Maar de waarneming bedriegt ons: er moet achter ruimte en tijd een andere waarheid liggen. Een vaste, blijvende en onveranderlijke waarheid.

Mocht het idee dat tijd afhankelijk is van de waarnemer je nog steeds als een maf verzinsel in de oren klinken: zo gek is het uiteindelijk niet. We komen het immers ook tegen in de moderne natuurkunde, vanaf de relativiteitstheorie van Einstein.

Maar meer praktisch ingestelde mensen zullen wellicht zeggen dat met de stap waarmee Achilleus de schildpad inhaalt, de transcendente metafysica dood wordt verklaard, dat het denken faalt.

Een empirische houding: je vertrouwt op je waarneming. Op zich prima, maar houd in gedachten dat zowel het denken als je waarneming je kunnen bedriegen. Een beetje kritisch zijn naar beide vermogens is zeker niet onverstandig.

Genoeg nu! Voor nu hebben we onze hersens genoeg gepijnigd. Parmenides is geen makkelijke jongen, en misschien heb je behoefte aan wat meer vaste grond onder de voeten. We gaan daarom kijken naar drie filosofieën die het dogma van Parmenides – dat iets niet kan veranderen in iets anders – heel serieus namen, maar desondanks toch probeerden te verklaren waarom er iets als verandering en beweging kan bestaan.

[Deze reeks is gebaseerd op het boek De wereld vóór God, dat een introductie biedt tot de filosofische stromingen van de oude wereld. Het hele boek is hier te bestellen.]

Reacties (11)

#1 Hans Custers

Ik vind de link die je legt tussen de relativiteitstheorie en een “andere waarheid achter ruimte en tijd” niet zo sterk. Relativiteit heeft niks met een andere waarheid te maken. Maar met het simpele feit dat we de realiteit op de hele grote en hele kleine schaalniveaus niet zintuigelijk waar kunnen nemen. Vanaf ons kleine plekje op het aardoppervlak nemen we vervormingen in het ruimte-tijd-continuüm niet waar, zoals we ook niet waarnemen dat de aarde rond is, of dat de aarde om de zon draait. of dat lucht voor het grootste deel bestaat uit stikstof of zuurstof, of dat er micro-organismen bestaan. Einstein ligt simpelweg in het verlengde van eeuwen aan wetenschap die verschijnselen blootlegt die we niet direct zintuiglijk waarnemen.

Het verschil is dat we voor de meeste oudere wetenschappelijke inzichten metaforen hebben, of visualisaties die helpen om het uit te leggen. Voor zoiets als de kromming van de ruimte-tijd (of verschijnselen uit de kwantummechanica) is dat veel lastiger. Maar dat heeft allemaal niks met een (metafysische?) “andere waarheid” te maken. Het zijn nieuwe – soms tegenintuïtieve – stukjes kennis die aan de bestaande kennis worden toegevoegd. Zoals de wetenschap dat altijd al doet.

  • Volgende discussie
#1.1 Klokwerk - Reactie op #1

Hier in dit stuk bedoel ik met de verwijzing naar de relativiteitstheorie niet te verwijzen naar metafysica, maar puur naar het idee dat ruimte en tijd relatief zijn: dat zie je ook in de relativiteitstheorie. Maar meer in de breedte: hoewel je gelijk hebt, is de relativiteitstheorie toch een model, geen werkelijkheid. Het is wel een heel succesvol model, dat vooral waarnemingen op macroniveau kan rijmen met waarnemingen op alledaags niveau, en daaraan ontleent het zijn waarde.

#1.2 Hans Custers - Reactie op #1.1

hoewel je gelijk hebt, is de relativiteitstheorie toch een model, geen werkelijkheid.

Des te meer reden om een formulering als “andere waarheid achter ruimte en tijd” achterwege te laten.

#2 Co Stuifbergen

Ik geloof best dat onze zintuigen en onze hersenen ons bedriegen, maar het verhaal van de schildpad en Achilleus bewijst vooral het laatste.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#2.1 Hans Custers - Reactie op #2

Zeker. Het is natuurlijk een behoorlijk opzichtige drogreden. Een cherrypick. De ene kant van het verhaal – een eindige afstand die in theorie in oneindig veel stukjes opgedeeld kan worden – wordt eruit gelicht, maar de onvermijdelijke andere kant genegeerd: die stukjes worden dan oneindig klein en dus in een oneindig korte tijd overbrugd.

Overigens zit ik ook nog met een puntje over Pythagoras. Toevallig kreeg ik laatste een boek over de geschiedenis van de wiskunde (De Wortel van de Beschaving van Michael Brooks) en volgens dat boek zijn de ideeën van de pythagoreeërs wat minder onnozel dan in de beschrijving van Klokwerk. Het idee was dat alle getallen te schrijven zouden zijn als een breuk van twee hele getallen. Dat klopt weliswaar niet, maar het is ook niet zo’n rare gedachte. Er zijn oneindig veel hele getallen, en dus is het aantal breuken van twee hele getallen oneindig in het kwadraat. Dat iemand meent dat je met zoveel mogelijkheden ook elk getal tussen 0 en 1 (en daarmee ook automatisch alle getallen groter dan 1) zou kunnen schrijven is heel begrijpelijk. Het is ook niet heel makkelijk om aan te tonen dat dat niet zo is. Het is bovendien een puur wiskundige hypothese en dus geen metafysica.

  • Volgende reactie op #2
#2.2 Klokwerk - Reactie op #2.1

Je uitleg over Pythagoras klopt maar dat is ook precies wat ik wilde uitleggen in het stuk over Pythagoras zelf. Hun stelling is zeker niet gek, maar het bewijs dat niet alle getallen (uitzondering wortel twee) als breuk te schrijven zijn werd al geleverd in de oudheid zelf. De Pythagoreërs namen daar geen genoegen mee en accepteerden het domweg niet. Daarnaar verwijs ik weer in dit stuk.

#2.3 Hans Custers - Reactie op #2.2

Je schrijf letterlijk:

Ook de visie van Pythagoras – dat het getal één de basis van alles is, en dat de essentie van alles teruggaat op getalsverhoudingen – is een vorm van metafysica.

Dat is echt wat anders dan waar die visie in werkelijkheid op neer kwam. Of op zijn minst een nogal onhandige beschrijving.

Bovendien zeg je expliciet dat het een vorm van metafysica was, terwijl het een puur wiskundige hypothese was. Het fanatisme van de Pythagoreërs doet wel vermoeden dat het om meer ging dan wiskunde alleen – iets metafysisch of irrationeels (komt dat niet zo’n beetje op hetzelfde neer?) zoals de esthetiek van wiskunde, misschien – maar dat verandert niks aan de hypothese zelf.

#2.4 Klokwerk - Reactie op #2

Dat zou ook inderdaad mijn conclusie zijn geweest, maar het geinige van Zeno is nu juist dat hij de tegengestelde conclusie trekt: apart, maar als gedachtenexperiment wel interessant vind ik.

  • Vorige reactie op #2
#3 Klokwerk

De visie van Pythagoras was absoluut geen hypothese en zeer zeker metafysisch! Dat staat in alle filosofie overzichten en overleveringen via oa Aristoteles.

Een meer uitgebreide beschrijving van de visie van Pythagoras was al in een eerder stuk in dezelfde reeks en uit hetzelfde boek gegeven.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3.1 Klokwerk - Reactie op #3

Gehele getallen werden in de Pythagoreische sekte als heiligen beschouwd met hun eigen karakter en waarschijnlijk ook aanbeden (net als Pythagoras zelf). Pythagoras bood een religieus/wetenschappelijk en zelfs politiek totaalconcept met een geheime leer voor ingewijden. Daarmee gaf hij een alternatief voor andere religieuze sekten zoals die rond Dionysos en Demeter. Juist die ambitie om religie en wetenschap met elkaar te rijmen maakt het metafysisch, en overigens ook zo interessant. We kunnen het hem niet al te kwalijk nemen dat hij nog niet bekend was met het wetenschappelijke relativisme dat uitgaat van modellen en dat ook nog niet uitgevonden had. Dat komt in de westerse filosofie pas later naar voren bij de sofisten en via hen bij de academische sceptici. Pythagoras inspireerde Plato weer die zijn vormen waarschijnlijk inspireerde op de Pythagoreische getallen. Dat is natuurlijk bij uitstek metafysica.

  • Volgende reactie op #3
#3.2 Hans Custers - Reactie op #3

Ik bestrijd niet dat Pythagoras (zoals iedereen in zijn tijd, en dat is ze inderdaad niet te verwijzen) er allerlei metafysische ideeën op na hield. Maar die theorie over gehele getallen, waarover het conflict zo uit de hand liep, was in de kern wel degelijk zuiver wiskundig van aard. Het was dus niet alleen metafysica.

  • Vorige reactie op #3