NRC had dit weekend weer een artikel over huisvesting en uitbuiting van Oost-Europese arbeidsmigranten. De foto bij het artikel laat een situatie zien die je misschien in Siberië of Oekraïne, maar niet in Linne, Limburg zou verwachten. Ik moest denken aan Sixteen Tons van Tennessee Ernie Ford: I Owe My Soul To The Company Store. Zijn wat gladde verschijning in pak met stropdas en Errol Flynn-snorretje is nogal in contrast met de bittere tekst van het lied.
De afhankelijkheid van arbeiders van hun werkgevers is helaas niet een verhaal uit de jaren ’40 of ’50. Of het nu gaat om steenkolen of om asperges. Dat uitbuiting en slechte woon- en werkomstandigheden nog steeds schering en inslag zijn, constateerde ook Emiel Roemer in zijn rapport Geen tweederangs burgers uit oktober 2020. En Sargasso’s Gwen van Eijk stipte deze problematiek kort aan in een breder artikel over de wooncrisis.
Hoe dan ook: het blijft een sterk nummer dat oorspronkelijk van Merle Travis was.