COLUMN - Ze stonden tegenover elkaar, maar ook weer niet. Tegelijkertijd ieder in een eigen universum en de enige twee mensen op aarde. Ze kijken alle kanten op, zolang hun blikken elkaar maar niet kruisen. Twee lichamen die ergens anders willen zijn.
Niets zo pijnlijk als een ontmoeting tussen twee verlegen mensen, schreef Remco Campert. Hij zou weleens gelijk kunnen hebben.
Hier staan ze dan. Op een pier in Scheveningen. Allebei op zoek naar woorden. Allebei hopend dat de ander die woorden zal vinden. Allebei wetend dat dit van z’n leven niet zal gebeuren. Je denkt dat het binnen in hun hoofd aan het razen is. Maar het tegendeel is waar. Elke mogelijke gedachte wordt nog voordat zij geformuleerd is opgeslokt door het zwarte gat van de paniek. Totdat zij na een kleine eeuwigheid zegt: zullen we naar binnen gaan. Hij loopt snel langs haar heen. Naar binnen.
Zij was van tevoren bang dat het gesprek stil zou vallen. Het is erger dan ze vreesde. Want voor een gesprek dat stil valt heb je een gesprek nodig.
Ze lopen langs de aquariums van Sealife. Hij houdt de vaart erin. Dan is hij haar ineens kwijt. Lichte paniek. Z’n date is weg. Het lichaam sloeg op de vlucht. Wilde weg van haar, maar vooral van de situatie. Als ze elkaar even later toch weer tegen het lijf lopen, is de paniek nog groter. Hadden ze elkaar maar nooit teruggevonden.