ANALYSE - ‘Ik ben noch optimistisch, noch pessimistisch, maar realistisch. We kunnen iets doen aan de opwarming van de aarde, maar dat vergt een heroïsch morele houding.’ Met die woorden opende prof. dr. mr. Herman Philipse zijn betoog in de laatste lezing in de serie ‘Klimaatverandering’. Waar bestaat die heroïsch morele houding uit? Wat moeten we doen om de opwarming van de aarde tegen te gaan, om zo versnelde klimaatveranderingen te voorkomen?
Uitstoot verminderen
In zijn eerste lezing liet Herman Philipse al zien wat ons te wachten staat. Wanneer de aarde een paar graden opwarmt, zal het klimaat op een voor de mensheid ingrijpende wijze veranderen. Vervolgens liet hij zien dat het klimaatprobleem een moreel probleem is, omgeven met allerlei moeilijkheden over hoe te handelen.
Maar wat kunnen en moeten we doen wanneer we inderdaad besluiten de opwarming van de aarde te vertragen? Philipse stelt dat we allereerst een duidelijke doelstelling moeten formuleren. ‘De temperatuur niet verder laten stijgen dan 2 graden Celsius’ is dat niet. De manier waarop dat doel moet worden gerealiseerd, is immers allesbehalve duidelijk.
Een concretere doelstelling is om de CO2-concentratie in de lucht in 2050 te beperken tot vijfhonderd deeltjes per miljoen delen. Maar als we die doelstelling willen bereiken, zouden we onze mondiale CO2 uitstoot met vijftig procent moeten reduceren ten opzichte van het niveau van 1990. Ter illustratie: op dit moment stoten we zestig procent meer CO2 uit vergeleken met dat jaar. Ieder persoon op aarde zou dan maximaal twee ton CO2 per jaar mogen uitstoten.