Terwijl wij, de Nederlanders, over elkaar heen buitelen in gekissebis over een in het rond schietende christelijke haatconservatief, over de woorden van een van zijn Grote Roergangers en hoe gevaarlijk ze al dan niet zijn, over het getortel van een politica zes jaar terug in de Afghaanse woestijn, en de voorzichtige danspassen van een Premier op Dance Valley, stort het hele kaartenhuis langzaam in elkaar. Terwijl wij vrolijk zitten te rummikubben aan tafel, wankelen de muren, en komt het stuc van het plafond naar beneden. We zouden ons daar druk over kunnen maken. We zouden kunnen nadenken over de stutten die we moeten plaatsen. We zouden emmers kunnen pakken om het lekkende water op te vangen. We zouden het bouwbedrijf kunnen bellen. Maar ja. We zitten te rummikubben. En als je rummikubt, kub je rummi. Dat huis, dat blijft nog wel even staan. Staat al eeuwen, hoor. Is gewoon de leeftijd, en de wind. Komt goed.
Niet dat ik echt snap wat er aan de hand is. Sterker: ik krijg stellig het vermoeden dat vrijwel niemand helemaal precies doorgrondt hoe het zit. En van die paar mensen die het wellicht echt helemaal snappen, weet dan weer niemand hoe ons, de nitwits, zover te krijgen dat we snappen wat er aan de hand is, wat er zou moeten gebeuren, en waarom dat per se zo is – ook al omdat er tallozen zijn die het denken te snappen en met even veel overtuiging een totaal ander verhaal vertellen. Ons financiële systeem is zo ingewikkeld dat voor de leek zelfs de verhalen erover nauwelijks nog te volgen zijn. Vrijwel niemand is in staat te doorzien wie van de deskundologen u doelbewust een oor aannaait, wie u met de allerbeste bedoelingen het verkeerde pad op stuurt, en wie nou uiteindelijk plannen aandraagt die zoden aan de dijk zetten. Zelfs als je er vanuit zou gaan dat er maar één weg is die naar de uitgang leidt in plaats van zevenentwintig, ben ik niet in staat uit te maken welke weg de juiste is. Kan ik dus ook werkelijk niks zinnigs over zeggen. Kan ik dus beter blijven rummikubben.