Tom Louwerse

31 Artikelen
28 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Politiek: paradox van strijd en compromis

Op 22 juni hoop ik te promoveren tot doctor in de politicologie. Bij het onderliggende proefschrift ‘Political Parties and the Democratic Mandate’ behoren twaalf stellingen. In deze serie een korte toelichting op enkele van de meest prikkelende. De tweede aflevering: ‘Politiek is een paradox van strijd en compromis’

Als je een politicoloog vraagt wat politiek is, krijg je waarschijnlijk een zorgvuldig uit het hoofd geleerde definitie. Politiek is “wie wat krijgt en hoe” (Laswell) of “de gezaghebbende allocatie van waarden” (Easton). Het heeft te maken met macht, met collectieve besluitvormingsorganen en in moderne context met de staat. Deze kenschetsen bevatten elk treffende elementen, al moet je er wel even over nadenken om ze precies te kunnen plaatsen. Het is naar mijn overtuiging zinvol om politiek te bekijken als de spanning tussen twee schijnbaar tegenstrijdige elementen: strijd en compromis. Wanneer je slechts één van deze twee elementen benoemt, verlies je de essentie.

Politiek is strijd, want het gaat om het nemen van beslissingen waarover doorgaans onenigheid bestaat. Als iedereen het altijd eens zou zijn, heb je geen politici nodig. In democratieën wordt deze strijd gevoerd op niet-geweldadige wijze.Niet voor niets noemde Clausewitz oorlog de “voorzetting van politiek met andere middelen”. Politiek is strijd en het gaat ergens over.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Leuke politieke debatten zijn vaak het minst zinvol

Op 22 juni hoop ik te promoveren tot doctor in de politicologie. Bij het onderliggende proefschrift ‘Political Parties and the Democratic Mandate’ behoren twaalf stellingen. In deze serie een korte toelichting op enkele van de meest prikkelende. De eerste aflevering: ‘Leuke politieke debatten zijn vaak het minst zinvol’

Het Nederlandse vragenuurtje is vaak behoorlijk saai. Kamerleden buitelen over elkaar heen om de mogelijkheid tot gratis publiciteit te benutten, maar het debat leidt meestal tot niks. De Tweede Kamer weet zelf ook niet precies meer wat ze met het vragenuur moet en experimenteert daarom met de opzet. Meer vragenstellers, maar minder interrupties. Geen aanvullende vragen, of toch weer wel. Varianten genoeg, maar onverdeeld succesvol is het niet. Nu vraagt de Tweede Kamer maar aan het publiek hoe ze zou moeten discussiëren.

Get Microsoft Silverlight
Bekijk de video in andere formaten.

Vaak wordt in Nederland bewonderend gekeken naar de Britse parlementaire politiek. In Westminster, daar wordt tenminste politiek debat op het scherpst van de snede gevoerd. De Britse Prime Minister’s Questions geven vrijwel elke week politiek vuurwerk. Premier tegen oppositieleider. Dat is pas leuk.

Leuk is het zeker. Maar de vraag is of het ergens toe leidt. Je kunt zeggen dat een debat zinvol is als het vermakelijk is of als het tenminste enig inzicht geeft in de politieke tegenstellingen. In dat opzicht gooit het Britse parlement hoge ogen. Maar de belangrijkste functie van het parlement is niet het verzorgen van een wekelijks cabaret of het vrijblijvend roeptoeteren van wat er in je opkomt na het lezen van de Telegraaf. Kamerleden moeten de regering op een zorgvuldige wijze controleren en goede wetten maken. Juist op deze punten bestaan nogal wat zorgen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Factcheck: ‘Roemer beste fractievoorzitter’

De Volkskrant meldt dat de ‘gemiddelde Nederlander’ [sic] Roemer een 5,8 geeft voor zijn werk als fractievoorzitter in een peiling van Maurice de Hond. Hij scoort daarmee het beste van alle fractievoorzitters. Dat Roemer het goed doet bij de mensen, zal voor velen geen verrassing zijn: hij slaagt erin om het gedachtegoed van zijn partij op een eenvoudige, maar effectieve wijze naar voren te brengen. Probleem van de conclusies van de Volkskrant is echter, dat Maurice de Hond helemaal geen onderzoek heeft gedaan naar het oordeel van mensen over het werk van de fractievoorzitters.

Eens in de zoveel tijd vraagt Peil.NL zijn panelleden naar hun vertrouwen in politici. Mensen kunnen dat vertrouwen aangeven op een schaal van 10 (Heel erg hoog) tot 1 (Heel erg laag)*. Er wordt dus niet gevraagd naar een beoordeling van de manier waarop de fractievoorzitters hun werk doen, zoals de Volkskrant suggereert. Hoewel vertrouwen in een politicus ongetwijfeld gerelateerd is aan de manier waarop hij zijn functie vervult, zijn dit twee verschillende zaken. Je kunt bijvoorbeeld best waardering hebben voor de manier waarop Van der Staaij (SGP) zijn functie uitoefent, zonder dat je een groot vertrouwen in de man hebt.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

SP trouwste bondgenoot van de PVV?

De Tweede Kamer (Foto: Kaj Leers)Dit artikel is samen geschreven met Simon Otjes.

Volgens Elsevier is de SP de trouwste bondgenoot van de PVV in de Tweede Kamer. De partij zou het vaakst van alle oppositiepartijen meestemmen met de PVV. Elsevier-columnist Syp Wynia trekt in een bijgevoegd filmpje een snelle conclusie: SP en PVV kunnen maar beter zo snel mogelijk fuseren, want grote inhoudelijke verschillen zijn er niet. Als het inderdaad waar zou zijn dat de SP en de PVV vrijwel altijd hetzelfde stemmen, valt daar misschien iets voor te zeggen. Het is echter totale onzin.

Het achtergrondartikel in Elsevier weekblad waarnaar wordt verwezen geeft de achterliggende cijfers. Het betreft de analyse van het stemgedrag in de Tweede Kamer in de periode oktober tot maart 2010, in totaal 987 moties, in samenwerking met de Dienst Informatievoorziening Tweede Kamer. Deze cijfers zijn niet vrijelijk beschikbaar, maar zijn wel te reconstrueren aan de hand van de Handelingen van de Tweede Kamer. Wij komen in de periode 14 oktober 2010 tot 1 maart 2011 op in totaal 961 moties – niet precies hetzelfde aantal als Elsevier, maar het is onwaarschijnlijk dat dit verschil tot wezenlijk andere inzichten leidt.

Stemt de SP vaak hetzelfde als de PVV? Nee. De SP stemde in 35% van de stemmingen over moties hetzelfde als de PVV, dit is minder dan VVD, CDA, SGP, ChristenUnie, D66 én PvdA. Alleen de PvdD en GroenLinks stemden nog vaker anders dan de PVV. De echte bondgenoten van de PVV zijn CDA en VVD. Dat is ook niet verwonderlijk: de PVV steunt het kabinet van CDA en VVD omdat ze inhoudelijk verwant zijn. De PVV week soms wel af van het stemgedrag van CDA en VVD, maar minder vaak dan D66 dit deed tijdens kabinet Balkenende-II.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Half jaar kabinet-Rutte: terug bij af?

In oktober 2010 tradt het meest rechtse kabinet in jaren aan: een regering met ministers van VVD en CDA, in het parlement mede gesteund door de PVV. In een aantal opzichten ging het dit kabinet voor de wind. De goedgemutste jonge premier Mark Rutte zorgde voor een verfrissend geluid vanaf de regeringszetels tijdens de belangrijke parlementaire debatten. Het kabinet kwam met maatregelen waarbij rechts Nederland onder leiding van VVD-kamerlid Aptroot de vingers aflikte: 130 op de snelweg (sommige dan), een (aangekondigde) hervorming van de politie en er mag weer gerookt worden in kleine cafés zonder personeel. Na het aftreden van het kabinet steeg dan ook de steun voor de drie coalitiepartijen in de peilingen, van iets meer dan 50% naar zo’n 53% (ongeveer 80 zetels). Maar na de affaire-Lucassen c.s., de missie in Kunduz en in de aanloop naar de Statenverkiezingen verloren deze drie partijen steeds meer terrein: nu scoren de partijen volgens de beste inschatting* minder goed dan bij de laatste verkiezingen.

VVD
De VVD doet het als enige coalitiepartij nog goed. De partij verloor sterk tijdens de onderhandelingen voor Paars-Plus (niet echt een favoriet bij de VVD-kiezers), maar steeg daarna gestaag door naar een hoogtepunt van 23,5% (+- 36 zetels). Met name tijdens de campagne leek de VVD het lastig te hebben, maar de laatste weken wint de partij weer terrein.

PvdA
De grootste oppositiepartij PvdA staat nog steeds op verlies ten opzichte van de Kamerverkiezingen, maar lijkt het diepste dal te hebben gehad. Sinds december is de partij bezig met een herstel, wat stevig doorzette rondom de besluitvorming inzake Kunduz. Ook de verkiezingscampagne verliep redelijk gunstig voor de PvdA, hoewel er een korte afvlakking lijkt te zijn in de laatste 2 weken voorafgaande aan die verkiezingen.

PVV
Bij de afgelopen Kamerverkiezingen werd de steun voor de PVV stevig onderschat in de peilingen (met zo’n 3%). Daar lijkt nu niet zozeer sprake van te zijn (analyse niet getoond), maar het is lastig om dat precies vast te stellen. Wat wel duidelijk is dat Wilders de goede scores van zijn partij in de zomer niet heeft weten vast te houden. Sinds de affaire-Lucassen is er sprake van een stevige afname van de steun. Na een kortstondig herstel in de eerste maanden van dit jaar, lijkt Wilders’ steun opnieuw af te nemen. Hij scoort volgens de schatting nu rondom de score van 9 juni 2010.

CDA

De steun voor het CDA blijft kwakkelen. De partij verloor sterk tijdens de onderhandelingen over de regering (zeker rondom het gedoe met de ‘drie dissidenten’). Daarna was er sprake van een gedeeltelijk herstel, maar dit wil niet echt doorzetten. De afgelopen maanden is er een duidelijke golfbeweging te zien in de steun voor het CDA. Momenteel scoort de partij iets onder de 11% (+- 17 zetels).

Andere partijen

De SP lijkt garen te spinnen bij het kabinet. De partij bleef aanvankelijk hangen op het niveau van de laatste verkiezingen, maar staat daar de laatste maanden steeds ruim een procent boven. Ook D66 doet het goed en wint als de peilingen bewaarheid zouden worden nu ongeveer 1,5%punt ten opzichte van de vorige verkiezingen. GroenLinks deed het aanvankelijk goed, maar verloor duidelijk rondom de kwestie Kunduz. Er lijkt nu een licht herstel op te treden. De steun voor ChristenUnie en SGP is vrij stabiel (SGP is lastig te schatten met deze methode omdat Peil.NL en TNS-NIPO geen percentages, maar alleen zetels presenteren). De PvdD laat een golfbeweging zien rondom de huidige twee zetels.

*De genoemde cijfers zijn gebaseerd op een ‘pooling the polls’ model, waarbij peilingen van Peil.NL (Maurice de Hond), Synovate (Politieke Barometer) en TNS-NIPO worden gecombineerd tot een (dagelijkse) schatting van de politieke steun voor de politieke partijen. Meer uitleg staat op de site van Simon Jackman, voor wie niet bang wordt van termen als ‘random walk model’, ‘prior’ en ‘Markov Chain Monte Carlo estimation’. Kortgezegd: als je de gegevens van drie peilingen combineert, weet je meer dan van een enkele peiling. Je kunt ook aangeven hoe ‘zeker’ de gepeilde percentages zijn (een 95% interval staat grijs geplot in de figuur).

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Kernenergie: veroordeeld tot de status quo

Nut en noodzaak van kernenergie staan net als 25 jaar weer stevig ter discussie na een ernstig ongeluk in een kerncentrale. Net als in het midden van de jaren ’80 raakte kernenergie de afgelopen jaren steeds meer geaccepteerd, maar de gebeurtissen in Japan lijken dat hernieuwde vertrouwen weer een stevige dreun te hebben gegeven. Of u dat nu onkies vindt of niet, het debat over de wenselijkheid van atoomstroom staat weer op de agenda.

Los van de vraag naar mijn persoonlijke voorkeur lijken er twee houdbare posities in dit debat te zijn. Aan de ene kant staan tegenstanders die kernenergie afwijzen vanwege veiligheids- en afvalproblemen en omdat het een transitie naar echt duurzame energieopwekking alleen maar tegen zou houden. Aan de andere kant staan voorstanders die wijzen op de relatief geringe CO2-uitstoot van kernenergie, olie-afhankelijkheid en beargumenteren dat de risico’s van kernenergieproductie en opslag van radioactieve materialen goed hanteerbaar zouden zijn. Tegenstanders willen zo snel mogelijk af van kerncentrales, voorstanders willen graag nieuwe centrales bouwen, waarbij zij er (terecht) op wijzen dat deze veiliger zijn dan oude centrales. Diezelfde voorstanders zouden dan overigens ook moeten beargumenteren dat oude centrales moeten worden vervangen, in plaats van steeds langer opengehouden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Eerste Kamer blijkt lastig te peilen

Voorafgaande aan de verkiezingen voor de Provinciale Staten kwamen de peilingbureaus met inschattingen wat deze verkiezingen zouden betekenen voor de samenstelling van de Eerste Kamer. Peilen is niet eenvoudig en voor de Eerste Kamer al helemaal niet: verschuivingen in één bepaalde provincie kunnen net het verschil maken in de Senaat. Dat blijkt ook uit een vergelijking van de peilingen/prognoses met de (voorlopige) uitslag.


Op dit weblog heb ik de laatste weken prognoses voor de Eerste Kamer gepubliceerd, gebaseerd op Tweede Kamerpeilingen (TNS NIPO, Peil en Synovate), opkomstverwachtingen en regionale verschillen in partijkeur. De vergelijking van mijn laatste model op basis van de peilingen tot en met 2 maart laat zien dat deze aanpak redelijk succesvol was. In onderstaande figuur staat de laatste verwachting, waarbij het aantal verwachte zetels (volgens het ANP) grijs is gekleurd. Bij een aantal partijen is de meest waarschijnlijke verwachting bewaarheid geworden: ChristenUnie, D66, SGP en de overigen behaalden even veel zetels als verwacht. Bij een aantal andere partijen lag het uiteindelijke percentage ruim binnen de foutmarge: GroenLinks, PvdA, PvdD, SP en VVD. Alleen bij het CDA (en in zekere zin ook bij de PVV) is dit niet het geval: deze partij deed het met 11 zetels duidelijk beter dan verwacht. Slechts in één van de 1000 simulaties van het modelkreeg het CDA dat aantal. CDA’ers blijken nog trouwer te zijn opgekomen dan verwacht, maar er kan ook sprake zijn van een last-minute ‘pity swing’: stemmers voor de coalitie die niet wilden dat de meest rechtse partijen in de coalitie de overhand zouden krijgen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Prognose Eerste Kamer: stabiel beeld, maar onzeker

De verschuivingen in de recente peiling van Synovate, waarin het CDA twee zetels wint en de PvdA er twee verliest, leiden niet tot grote veranderingen in mijn prognose voor de Eerste Kamer. De doorrekening van de gemiddelde Tweede Kamer peilingen (rekening houdend met regionale patronen en opkomstverschillen) geeft alleen één zetel verlies voor de PvdA. De effecten voor de andere partijen zijn zeer klein.

De kans dat er een meerderheid is voor de coalitiepartijen (VVD, PVV en CDA) bedraagt ongeveer 34% – in 339 van de 1000 simulaties van het Eerste Kamer model kregen de regeringspartijen namelijk 38 zetels of meer. Er is dus een behoorlijke onzekerheid omtrent de voorkeuren van kiezers en hoe deze doorwerken naar het landelijk beeld. Specifieke regionale patronen in 2011 zijn namelijk lastig te vangen – in doorrekeningen als deze of in ‘directe’ Eerste Kamer peilingen. Die patronen kunnen dit keer nu net de doorslag geven. Daarnaast is de positie van de kleinere partijen straks wellicht bepalend (SGP en 50+, die hier in de categorie ‘overig’ staat en waarschijnlijk één of twee zetels krijgt). Als de coalitiepartijen net geen meerderheid krijgen, kan een deal met één van deze partijen de regering toch in het zadel houden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Prognose Eerste Kamer: meerderheid coalitie zeer onzeker

Als er vandaag verkiezingen voor de Eerste Kamer zouden worden gehouden, zouden de coalitiepartijen tussen de 35 en 40 zetels halen, zo blijkt uit een doorrekening van de beschikbare cijfers van de peilingen. Er is behoorlijke onzekerheid over de partijvoorkeur en de opkomstbereidheid van kiezers. De VVD zou volgens de simulatie waarschijnlijk 16 of 17 zetels halen, maar ook de PvdA heeft haar positie behoorlijk verstevigd in de afgelopen weken: 13 of 14 zetels. De PVV doe het weliswaar goed in de peilingen voor de Tweede Kamer, maar het is zeer de vraag of de opkomstbereidheid van de PVV-kiezers net zo hoog is als in voorgaande verkiezingen. Voorlopig lijkt de partij 11 of 12 Eerste Kamerzetels te krijgen (dat zouden er 2 à 3 meer kunnen zijn als de opkomstbereidheid hoger zou zijn).

Verwachting zetels Eerste Kamer 20 Februari (Beeld: Tom Louwerse)

Prognose Eerste Kamerzetels op basis van 1000 simulaties (Leesvoorbeeld: in iets meer dan 40 procent van de simulaties kreeg het CDA 9 zetels)

Bij de overige partijen zien we een stevige daling van het CDA (8 tot 10 zetels), die mee kan vallen als de trouwe kiezers ook dit keer hun christendemocratische burgerplicht vervullen. De SP staat op 7 of 8 zetels, D66 op 5 of 6 en GroenLinks op 4 of 5. De uitslagen van de kleine partijen zijn lastig door te rekenen; de CU moet waarschijnlijk een verlies inboeken ten opzichte van 2007, terwijl SGP en PvdD redelijk stabiel staan.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Opkomst: bepalende factor bij Statenverkiezingen?

Binnenlands Bestuur meldde gisteren dat een Eerste Kamermeerderheid voor de coalitiepartijen nog uiterst onzeker is. Ze baseerde zich daarbij op een nog te publiceren onderzoek van TNS NIPO. Dit lijkt in tegenspraak met de uitkomsten van een model van de samenstelling van de Eerste Kamer dat ik hier eerder publiceerde: daaruit bleek nou juist dat er een vrij duidelijke rechtse meerderheid is. Dat vraagt om een verklaring.

De verschillen tussen de studie van TNS NIPO en mijn eigen doorrekening op basis van peilingen kunnen grotendeels worden verklaard door de verwachte opkomst. Een partijachterban hebben is leuk, maar ze moeten ook wel daadwerkelijk de ‘moeite’ nemen om naar de stembus te gaan. In mijn eigen analyse werd slechts rudimentair rekening gehouden met mogelijke verschillen in opkomst tussen kiezersgroepen, terwijl TNS NIPO peilt dat er grote verschillen tussen die groepen zijn. Zo geeft in hun peiling slechts 40 procent van de PVV’ers aan zeker te gaan zullen stemmen, terwijl 69 procent van de D66-achterban dit zegt te gaan doen. Andere partijen die hoog scoren zijn PvdA, GroenLinks en CDA (alle 64 procent of hoger), terwijl ook de VVD achterblijft (55 procent).

Om het effect van deze opkomst op de uitkomsten van de simulatie te bekijken heb ik een analyse zonder en een analyse met een opkomstcorrectie gemaakt. De opkomstcorrectie is gebaseerd op basis van de cijfers van TNS NIPO, waarbij voor de partijen waarvoor geen cijfer gerapporteerd werd het gemiddelde is genomen (47%, behalve voor ChristenUnie en SGP, die traditioneel een trouwe achterban hebben: zij zijn net als D66 op 69 procent geschat). Omdat deze verwachte opkomstcijfers op een peiling gebaseerd zijn, is ook de onzekerheid van die schattingen meegenomen – en die is hoog, want per partij is hooguit een paar honderd kiezers meegenomen (ik ben uitgegaan van een totaal aantal ondervraagden van 1000, BB specificeert dit niet, maar dit is vrij normaal voor politieke onderzoeken bij TNS NIPO). Voor de verdere details van de gedraaide simulaties, zie mijn oorspronkelijke artikel.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Update Eerste Kamer Model: Rechts verstevigt positie

Uit de meest recente simulatie van de samenstelling van de Eerste Kamer, gebaseerd op de uitkomsten van landelijke peilingen, blijkt dat de rechtse partijen hun positie verder hebben verstevigd. In ruim 96% van de simulatie-uitkomsten behalen de rechtse partijen een meerderheid in de Eerste Kamer. Met name de positie van VVD en PVV lijkt iets gunstiger dan vorige week. GroenLinks doet het slechter in de peilingen en krijgt waarschijnlijk 4 zetels in de Eerste Kamer (tegenover 5 vorige week). De SP staat er ook iets slechter voor dan vorige week (van waarschijnlijk 10 naar waarschijnlijk 9 zetels). De PvdA wint juist een zetel in het meest waarschijnlijke scenario.

Verwachting zetels Eerste Kamer (Plaatje: Tom Louwerse)

Verwachting zetels kabinetspartijen (Plaatje: Tom Louwerse)

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Verwachting Eerste Kamer: ‘rechts’ behaalt duidelijke meerderheid

Meer dan ooit lijken de aankomende Provinciale Staten verkiezingen te worden bepaald door een landelijk thema: de vraag of VVD, PVV en CDA een meerderheid zullen halen in de Eerste Kamer. In mei zullen de nieuwgekozen Provinciale Statenleden immers de leden van de senaat verkiezen. Anders dan voor de Tweede Kamer, zijn er voor de Provinciale Staten – en dus voor de Eerste Kamer – maar weinig peilingen beschikbaar. Het is daarom lastig te voorspellen hoe de Eerste Kamer er precies uit zal zien. Als vuistregel neem je de helft van het aantal Tweede Kamerzetels dat wordt gepeild en zit je redelijk in de buurt. Maar deze methode houdt geen rekening met de onzekerheid van de peilingen, vertekening door de getrapte verkiezing en het feit dat provinciale verkiezingen toch anders zijn dan landelijke (bijv. lagere opkomst en provinciale partijen). Hier presenteer ik een model dat zo goed mogelijk rekening houdt met deze factoren.

De eerste stap is het samenvoegen van alle informatie die in de peilingen zit (Peil, Synovate en TNS/NIPO). Drie peilingbureau’s weten namelijk meer dan één. Ik gebruik een eenvoudig ‘Pooling the polls‘ model, ontwikkeld door Simon Jackman. Dit model neemt aan dat de peilingbureaus geen systematische afwijkingen voor bepaalde partijen hebben maar volledig willekeurige steekproeven produceren (steek die maar in je zak, Maurice). De voorspelde percentages en onzekerheid worden gebruikt in het vervolg van de simulaties.

Vorige Volgende