Sociale Vraagstukken

288 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: copyright ok. Gecheckt 26-09-2022

Big Society past Nederland niet

Nederlandse beleidsmakers en denkers lijken de Big Society te omarmen. Premier Cameron probeert met het gedachtegoed van Phillip Blond de problemen in het Verenigd Koninkrijk aan te pakken. Maar wat behelst het eigenlijk? En moeten we de Big Society wel in Nederland importeren? Dat lijkt niet zo’n goed idee, leggen onderzoekers Aletta Winsemius en Jan Steyaert uit in deze gastbijdrage. 

Met het beleidsprogramma van de Big Society wil de Britse premier Cameron het eigen initiatief van burgers en hun verbanden versterken, de publieke dienstverlening hervormen en de eigen kracht van lokale netwerken versterken. Cameron laat zich inspireren door het werk van Phillip Blond.

Phillip Blond is één van de founding fathers van Big Society. In zijn boek Red Tory beschrijft hij drie problemen die een Big Society noodzakelijk maken: een economische crisis, een democratische en een sociale.

Wat er volgens Blond mis is in het Verenigd Koninkrijk
Economisch zijn in Groot-Brittannië de verschillen tussen arm en rijk de laatste decennia sterk gegroeid. Er is een concentratie van rijkdom bij een zeer klein deel van de bevolking; de onderste helft van de Engelsen beschikt over slechts 1 procent van de liquide middelen. De democratie heeft te lijden onder een zeer sterke machtscentralisatie in Londen, een groeiende onvrede onder de bevolking over het functioneren van de overheid en een sterke afname van het vertrouwen in politici. Sociaal heeft Groot-Brittannië te kampen met een gestage erosie van traditionele sociale netwerken: het gezin, de kerk, contact met buren, lidmaatschap van verenigingen. Blond koppelt deze ‘sociale recessie’ aan een groeiend onderling wantrouwen, de normalisatie van asociaal gedrag, meer geweld en onveiligheid op straat, toenemend gebruik van alcohol en drugs, afhankelijkheid van sociale uitkeringen en een toename van persoonlijke schulden. Hij vindt ook dat de maatschappelijke participatie sterk is afgenomen. Te weinig mensen zijn actief in vrijwilligerswerk of andere vormen van actief burgerschap.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-11-2022

We waren altijd al nationalistisch

Het lijkt de laatste jaren alsof Nederlanders steeds nationalistischer zijn geworden. Dit is echter een vergissing: de vroegere ontkenning van nationalisme is in zichzelf ook een vorm van nationalisme. Socioloog en filosoof Rogier van Reekum, bezig met een proefschrift aan het Amsterdam Institute for Social Science Research aan de UvA, betoogt dat het nationalisme in Nederland niet zozeer is toegenomen maar wel van logica veranderd.

Sinds de jaren ’80 is er in Nederland steeds meer publieke aandacht gekomen voor nationale identiteit. Aanvankelijk draait het daarbij vooral om de definitieve vestiging van Mediterrane gastarbeiders, maar na het Verdrag van Maastricht, in 1992, gaat het ook steeds vaker over soevereiniteit. Vanaf 2001 is het onderwerp vervolgens niet meer weg te denken van het publieke toneel. Er ontvouwt zich een ontelbare hoeveelheid grotere en kleinere controverses rond het thema: moet er nu wel of geen canon van onze geschiedenis komen, moeten nieuwkomers zich primair identificeren met Nederland, mag Maxima zeggen dat dé Nederlandse identiteit niet bestaat, moet Nederland weer teruggegeven worden aan de Nederlanders? Wat is eigenlijk Nederlands en hoe kan dat vastgesteld worden?

Opvallend: de prominente rol van identiteit

Het opvallende aan het nieuwe nationalisme is de prominente rol van ’identiteit’ en vooral van ‘identiteitscrisis’. In de periode vóór 1980 werd het begrip ‘identiteit’ namelijk minder gebruikt – men had het toen nog over nationale karakters – en werd de vaagheid van de nationale beeltenis niet zozeer als een crisis, maar eerder als een verworvenheid ervaren. Bij het aanroepen van nationale identificatie dacht men toen vooral aan een als verouderd ervaren vaderlandsliefde en pseudo-wetenschappelijke karakterverschillen. Dat er zoiets zou bestaan als een Nederlands volkskarakter – godvruchtig, burgerlijk en proper – verloor langzaam haar evidentie. Een dergelijke spreekwijze riep herinneringen op aan een typisch Duits geachte agressiviteit. Naarmate het paternalisme van nationale elites – kerk en zuil – steeds nadrukkelijker werd aangevallen, werd ook het burgerlijke, volgzame en, niet te vergeten, godsdienstige karakter van de Nederlander in twijfel getrokken.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Rechters moeten ons niet de wet voorschrijven

Onze democratische rechtsstaat juridiseert in toenemende mate. Rechterlijke interpretaties worden voor lief genomen en politici leunen graag op internationale verdragen. Parlementariërs moeten beseffen dat het hun taak is rechterlijke uitspraken te toetsen in plaats van deze volgzaam over te nemen, schrijft Patrick van Schie, directeur van de Telderstichting.

Onze rechtsstaat is geleidelijk in de geschiedenis tot stand gekomen. Een van de belangrijkste aspecten ervan is dat de politieke macht niet alleen regeert via wetten maar ook zelf aan die wetten gebonden is. Niemand staat boven de wet, dus ook niet degenen die de wetten maken of uitvoeren. De rechtspraak is in handen van onafhankelijke rechters, die zich in hun beoordeling of een wet is overtreden niet door instructies van politici, of van wie ook, mogen laten leiden.

De rechtsstaat moet dus de gecollectiviseerde macht binnen de perken houden. In een democratische rechtsstaat is het ontoelaatbaar als een oncontroleerbare, aan niemand verantwoording schuldig zijnde instantie macht over anderen kan uitoefenen. Onafhankelijke rechters begrenzen de macht van politici; zij mogen niet tot een eigen onaantastbare machtsinstantie uitgroeien. In een democratische rechtsstaat dienen immers de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht met elkaar in evenwicht te zijn. Indien een van deze machten steevast het laatste woord heeft, is er iets scheefgegroeid.

Foto: copyright ok. Gecheckt 28-09-2022

Worden wij de Grieken van de woningmarkt?

We leven te veel op krediet. Wat we de Grieken verwijten, doen we zelf ook. Nederland heeft in relatieve zin de grootste hypotheekschuld van de wereld. We weten wat voor risico’s dat heeft, maar er wordt niets aan gedaan. Prof. dr. Dirk Brounen is hoogleraar Real Estate Economics aan de Tilburg University, in deze gastbijdrage legt hij uit waarom het tijd is dat de overheid de aftocht blaast uit de woningmarkt.

Als het gaat om de subsidiering van sociale huurwoningen staat Nederland op de blacklist van Europa. Europa creëert druk, maar we hebben nog geen straf gekregen. Dus is ook hier de hervorming niet dringend. Maar wat lang duurt, komt soms te laat.

Uitstelgedrag, daar hebben wij allemaal wel eens last van. Zo ‘pieken’ studenten graag vlak voor het tentamen en wachten docenten vervolgens tot het einde van de termijn met het nakijken ervan. Niets menselijks is ons vreemd. Maar sommige zaken kun je beter niet uitstellen.

Neem nou de discussie over het hervormen van de Nederlandse woningmarkt. Dit is een schoolvoorbeeld van Nederlands overheidsbeleid dat van kabinet tot kabinet wordt doorgegeven als een hete aardappel. Terwijl een flinke koerswijziging nodig is om dit belangrijke dossier binnen onze economie weer vlot te trekken. Is het woningmarktdebat echt te ingewikkeld, of zijn de electorale belangen te groot?

Foto: copyright ok. Gecheckt 20-09-2022

Het tirannieke gevaar van sociale media

Sociale media ondermijnen het onderscheid tussen de privésfeer en het publieke domein. Het persoonlijke verwordt tot publiek bezit en publieke zaken worden steeds meer in het privaat-persoonlijke domein getrokken. Het is de vraag wat dit betekent voor een levensvatbare democratie, zegt Hans Schnitzler, sociaal-cultureel filosoof.

Hyves, Twitter en Facebook produceren aan de lopende band intiem kapitaal: de stilering van het persoonlijke profiel, het uiten van particuliere gedachten of interesses wordt in toenemende mate het product waarmee men zich een plekje op de publieke markt tracht te veroveren. Aan het Facebook-profiel, en aan het aantal volgers of vrienden natuurlijk, leest men het maatschappelijke aanzien en het succes van iemand af. Daar komt bij dat zodra men zich in de virtuele ruimte begeeft, al dan niet met webcam, er nog weinig obstakels schijnen te bestaan ten aanzien van het prijsgeven van intieme informatie aan een potentieel miljoenenpubliek. Particuliere ervaringswerelden krijgen zo publiek gewicht en ondermijnen daarmee de sfeer die van oudsher, en niet zonder reden, het al te persoonlijke buiten de deur hield: de publieke ruimte. Het gebruik van mobiele telefoons is een voorbeeld bij uitstek van een vorm van privaat verwijlen in de publieke ruimte. Men is niet meer betrokken op de ander, maar trekt zich als het ware terug in de eigen privésfeer. Zodra iemand een twitterende scholier in de klas of bellende burger in de trein op zijn of haar gedrag aanspreekt, blijkt men dit meer dan eens als een inbreuk te ervaren. Er bestaat welhaast geen betere illustratie voor de teloorgang van en verwarring over de merites van een publiek domein.

Foto: copyright ok. Gecheckt 04-11-2022

Natuurwet Bleker is niet uit te leggen

Aandachtige lezing maakt helder dat er één kernprobleem is met de voorgestelde nieuwe natuurwet: de wet is niet uit te leggen. Niet aan rechtenstudenten, niet aan ondernemers en zeker niet aan kinderen. De nieuwe wet maakt veel inzet uit het verleden ongedaan en mist respect voor dieren, stelt Kees Bastmeijer hoogleraar natuurbeschermings- en waterrecht aan de Tilburg University.

Een uitgangspunt van de natuurwet is dat het Nederlandse natuurbeschermingsrecht niet verder mag gaan dan het Europese recht. Niet uit te leggen aan studenten die wij juist vertellen dat de Europese natuurwetgeving niet is bedoeld om het nationale recht geheel te vervangen: het gaat vooral om die zaken die beter op bovennationaal niveau geregeld kunnen worden. Aanvullend nationaal  natuurbeschermingsrecht blijft noodzakelijk om natuurwaarden goed te beschermen. Door dat aanvullende recht te schrappen maakt Bleker van Nederland een achterblijver op het gebied van natuurbeleid.

Zo wil Bleker de waarden als weidsheid, ongereptheid, stilte en donkerte vannatuurgebieden als de Waddenzee, de Biesbosch en de Gelderse Poort geen bescherming meer bieden via het natuurbeschermingsrecht. Weliswaar kan het ruimtelijke ordeningsrecht een beschermende rol vervullen, maar dit spoor laat veel ruimte voor afwegingen en politieke invloeden. Lange termijnbescherming is dan minder gewaarborgd. Hoe moet dit worden uitgelegd aan de burger die juist deze bredere natuurwaarden zo waarderen?

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Sterke arbeidsbescherming leidt tot hogere werkloosheid

De werkloosheid in Nederland is relatief laag, maar dat is geen enkele reden om achterover te leunen. Het starre arbeidsbestel vormt een ernstige bedreiging voor de toekomst. Invoering van het Deense ‘flexicuritymodel’ kan die bedreiging verminderen en de arbeidsparticipatie ten goede komen, stelt J.Paul Elhorst, bijzonder hoogleraar Regionale Economie aan de Universiteit van Groningen.

Met een percentage van 4,2 heeft Nederland de laagste werkloosheid in de Europese Unie. Op het eerste gezicht lijkt dat alle reden om tevreden te zijn. Maar: de jeugdwerkloosheid is in Nederland met meer dan 7 procent hoog en de werkloosheidsverschillen tussen de Randstad en andere landsdelen, vooral Noord-Nederland, zijn zeer aanzienlijk. Daarnaast ligt vanwege de eurocrisis een wereldwijde recessie op de loer die de werkloosheid gemakkelijk kan doen oplopen tot in dubbele cijfers.

Sommige zaken lijken zo vanzelfsprekend dat ze geen uitleg meer krijgen. Vaak leidt dat tot onbegrip en misverstanden. Dus voordat ik vertel waarom Nederland zijn voordeel zou kunnen doen met het Deense flexicuritymodel, eerst even de basics. Een werknemer levert voor het verhuren van zijn arbeidskracht vrije tijd in. In ruil daarvoor ontvangt hij een salaris. Met dat loon kan hij voorzien in de kosten van zijn levensonderhoud én andere goederen en diensten kopen en consumeren. Het salaris dat een werknemer ontvangt, vormt maar  een deel van de totale kosten die een werkgever bereid is te maken zolang deze door verkopen uit productie worden goed gemaakt. Bij tegenvallende verkopen, bijvoorbeeld door een terugval van de economie, kan het voorkomen dat de verdiensten niet langer opwegen tegen de kosten en dat de werkgever zijn werknemers wil ontslaan. Dat laatste kan in Nederland niet zomaar, want werknemers genieten arbeidsbescherming. Als ontslag vanwege de arbeidsbescherming niet mogelijk blijkt, wordt een werkgever dus gedwongen in te teren op zijn financiële reserves.

Foto: copyright ok. Gecheckt 14-10-2022

‘Zachte’ drugs, harde criminaliteit

Het is steeds duidelijker dat wietcriminelen zich, zeker in het zuiden van Nederland, steeds onaantastbaarder beginnen te wanen. Ook de overheid voelt inmiddels de noodzaak op te treden tegen wietcriminelen. Hoogleraar criminologie Toine Spapens onderzocht de wereld achter wietteelt. In deze gastbijdrage gaat hij in op de belangrijkste conclusies uit zijn onderzoek.

 Rondom het gebruik van hasjiesj en marihuana hangt nog altijd een imago van lieflijkheid en vreedzaamheid. Daarmee wordt echter voorbijgegaan aan het feit dat in Nederland de harde misdaadwereld al sinds de jaren zeventig bij de import en groothandel van softdrugs betrokken is. Dat geldt intussen ook voor de inpandige wietteelt, die begin jaren negentig zijn intrede deed. Om te beginnen is de omvang van de wietteelt, afgaande op het aantal kwekerijen dat wordt gevonden, enorm gegroeid. Daarnaast is de wietteelt het werkterrein geworden van een ‘hennepnetwerk’ dat zich zo langzamerhand over alle lagen van de bevolking uitstrekt. 

Van import naar productie in eigen land
De opsporing van de aan softdrugsimport gerelateerde misdaad verliep vanaf de jaren tachtig, met de oprichting van de Interregionale Rechercheteams (IRT’s), niet zonder moeilijkheden, vooral door gebrek aan ervaring en nog ontbrekende organisatorische en juridische kaders, met de beruchte ‘IRT-affaire’ als uitvloeisel. Desalniettemin werden in de eerste helft van de jaren negentig vooraanstaande importeurs van softdrugs, zoals Johan ‘de Hakkelaar’ Verhoek en de onlangs overleden Charles Zwolsman, in geruchtmakende megaprocessen tot celstraffen veroordeeld. De Nederlandse overheid had de tanden laten zien, ofschoon de inspanningen er natuurlijk geenszins toe leidden dat de illegale activiteiten stopten. Ook nu nog zijn er criminele groeperingen actief met de import van softdrugs. Het zwaartepunt verschoof echter naar productie in Nederland zelf.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Participatie anno 2011 is een wassen neus

De burger betrekken bij de maatschappij, hoe moet dat? In zijn lezing ‘De Burger als Bondgenoot’ gaat hoogleraar geschiedenis van Maatschappij, Media en Cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam Henri Beunders in op deze vraag. Dit artikel is een ingekorte en bewerkte versie van de lezing. 

Het huidige bestel biedt burgers weinig mogelijkheden om betrokkenheid te tonen. Ze moeten meer betrokken worden bij de problemen van wijk, buurt, stad en land. Want dan zullen ze zich graag aanmelden als bondgenoot van de overheid. En kan de Nederlandse maatschappij weer een samenleving worden.

Nederland anno 2011 is een klassenmaatschappij. Er zijn steeds duidelijker wordende patronen van uitsortering van de Nederlandse bevolking naar opleiding, inkomen, partnerkeus en etniciteit. Elke groep trouwt onder elkaar en woont bij elkaar, in gescheiden buurten. We zijn niet meer verenigd. Zichtbaarder en funester dan de sociaal-culturele en geografische verdeeldheid is de politieke verdeeldheid in twee klassen. De bestuurskundigen Mark Bovens en Anchrit Wille hebben dit onlangs aangetoond in hun boek Diplomademocratie, over de spanning tussen meritocratie en democratie. De kern ervan luidt: de hoger opgeleiden hebben de lager en middelbaar opgeleide burgers verdreven uit bijna alle bestuurlijke posities; uit het parlement, maar ook – en dat is het meest funest – uit vrijwel het gehele maatschappelijke middenveld dat toch als het wonderlijm van een gezonde democratie wordt beschouwd. De lager opgeleiden nemen steeds minder deel aan de politiek en aan het verenigingsleven. Door hun geleidelijke uitsluiting in de afgelopen decennia hebben de lager opgeleiden een belangrijke bron van respect verloren. Ze vormen een onderklasse die er nauwelijks meer toe doet. Bovens en Wille vragen zich af  ‘of het toeval is dat de opkomst van de diplomademocratie is gevolgd door een opmars van populistische partijen?’ Nee dus.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Overgewicht: ook kleinere porties nodig

In het debat over overgewicht gaat het vaak om gezonde en ongezonde voedingsmiddelen. Meer aandacht moet de portiegrootte van eten krijgen, want grote porties zijn vaak goedkoper dan kleine. Aanpassingen in de omgeving zijn nodig, maar de consument moet ook zelf de controle kunnen herwinnen over zijn eigen eetgedrag, zegt gastauteur Ingrid Steenhuis, universitair hoofddocent Gezondheidsbevordering bij de Vrije Universiteit.

In de afgelopen tientallen jaren zijn de porties van ons eten steeds groter geworden. Grotere zakken chips, emmers popcorn (in bioscopen) en tweeliter flessen frisdrank zijn toegevoegd aan het assortiment en we zijn gewend geraakt aan de kingsize en supersize varianten. De trend dat de porties groter worden, loopt parallel aan de trend dat steeds meer mensen overgewicht hebben. Onderzoek laat zien dat je van grote porties en uit grote verpakkingen meer eet; dit kan oplopen tot ongeveer 30 procent meer. De consument wordt verleid tot het kopen en eten van grotere porties, doordat deze vaak relatief goedkoper zijn. Een grote portie levert letterlijk ’meer waar voor je geld’ dan een kleine portie.

Gezond eten komt er bovenop

Een omgeving met grote hoeveelheden eten, beschikbaar op ieder willekeurig moment van de dag tegen een relatief lage prijs kunnen we ‘dikmakend’ noemen. Een gezonde keuze is misschien mogelijk, maar is zeker niet de gemakkelijkste keuze. In een dergelijke omgeving is het niet terecht om de verantwoordelijkheid volledig bij de consument neer te leggen. Ook zou dit de gezondheidsverschillen alleen maar vergroten. Er is voorzichtig een trend waar te nemen die inhaakt op het idee dat ‘meer niet altijd beter is’. Puurheid en kwaliteit zouden meer voorop moeten staan in het productaanbod dan de grote bulk. Het is de uitdaging om deze trend verder uit te bouwen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Beleggen in kunst en wijn?

Christophe Spaenjers promoveerde onlangs aan Tilburg University op het onderwerp alternatieve investeringen en is nu Assistant Professor of Finance aan HEC Paris. Dit artikel is gebaseerd op een bijdrage van de auteur aan het magazine Faces en verscheen eerder op Sociale Vraagstukken.

Vanwege de ondermaatse rendementen op financiële activa is er een groeiende aandacht voor alternatieve beleggingen zoals kunst, postzegels, en wijn. Verzamelobjecten kunnen inderdaad bijdragen aan een grotere risicospreiding van de beleggingsportefeuille. Helaas worden de valkuilen door investeerders vaak genegeerd.

Om te beginnen is het nuttig op te merken dat hoge prijzen voor verzamelgoederen niets nieuws zijn. Aan het einde van de achttiende eeuw werd op een veiling in Amsterdam een klein fortuin van 299 gulden betaald voor een bijzonder soort zeeschelp. Schelpen werden destijds gekocht door rijke verzamelaars met een passie voor unieke en exotische objecten – hetzelfde soort lui dat een eeuw eerder hoge prijzen betaalde voor tulpen. Maar in de negentiende en twintigste eeuw zorgden nieuwe ontdekkingen van zeeschelpen voor sterke prijsdalingen. Vandaag zijn de meeste schelpen bijna waardeloos.

Smaak stuurt vraag
Wanneer we echter abstraheren van zulke uitzonderlijke veranderingen in het aanbod, hangen de rendementen op verzamelgoederen vooral af van evoluties in de vraag. Echter, (r)evoluties in smaak maken die vraag een moeilijk te voorspellen factor. Een schilderij van Johannes Vermeer dat uit dezelfde collectie kwam als de schelp bracht ongeveer zeven keer minder op. Kunsthistorici en verzamelaars hebben Vermeer lang links laten liggen. In 1881 werd het schilderij ‘Het Meisje met de Parel’ – weliswaar in slechte staat – verhandeld voor amper twee gulden. Een drastische verandering in smaak en een film maakten Vermeer een veel populairdere artiest vanaf de late twintigste eeuw.

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-11-2022

Generatiekloof groeit

Ouders en kinderen hebben nog nooit zo dicht bij elkaar gestaan. Maar de keerzijde daarvan is dat het verantwoordelijkheidsbesef  bij de jeugd is verdwenen. De oplossing in de Miljoenennota, meer vertrouwen in de eigen kracht van mensen, zal deze keerzijde versterken, zegt Frits Spangenberg, onderzoeker bij Motivaction.

In de Miljoenennota zegt het kabinet dat het de zorg voor de jeugd beter wil laten aansluiten op de eigen kracht van jongeren en hun ouders. De vraag is echter of ouders hun primaire verantwoordelijkheid wel kunnen dragen, of ze de opvoeding van hun kinderen nog wel aankunnen. Een paradoxaal effect van de kleinere afstand tussen ouders en kinderen is namelijk een grotere kloof tussen jong en oud.

Kinderen hoeven hun ouders niet meer met u aan te spreken, of te wachten met spreken totdat hen iets gevraagd wordt. Er is sprake van een verstandhouding waar alles kan en mag. Ze zijn opgevoed in vrijheid en voorspoed, leven intens en zijn gefascineerd door uiterlijk, spanning, status en netwerken. De jongeren van nu staan te boek als individualistisch, zelfstandig en assertief.

Daarmee verschillen zij van hun ouders die vaker als bescheiden, sober en terughoudend gekarakteriseerd worden. Zo kan het gebeuren dat de verschillen tussen generaties groter worden terwijl de afstand tussen ouders en kinderen juist kleiner wordt.

Vorige Volgende