Een testament van de terreur
Een team van mensenrechtenactivisten heeft via verschillende bronnen in Libië een aardige verzameling weten aan te leggen met documenten uit de Libische staatsarchieven en videomateriaal, waaronder de beruchte executie van al-Sadek Hamed al-Shuwehdy en verscheidene andere dissidenten in 1984.
De Vlaming Peter Bouckaert, directeur crisissituaties voor Human Rights Watch, legt uit wat het belang van deze verzameling is.
De voormalige burgemeester van Bengazi en vertrouwelinge van Gaddafi, Huda Ben Amer, zou bij deze executie nog een griezelige rol hebben gespeeld. Terwijl de gehangen al-Shuwehdy schopte en trapte en worstelde naar adem, stapte de jonge vrouw vastberaden naar voren, greep de benen van de veroordeelde en trok ze omlaag totdat hij stierf. “We hebben niet meer gepraat nodig, maar meer ophangingen”, zou ze later snoeven. Deze meedogenloosheid leverde Ben Amer een snelle promotie op, en de bijnaam “Huda de beul”.
De executie van politieke tegenstanders was in Gaddafi’s Libië bepaald geen uitzondering. Nu en dan werden er voorbeelden gesteld, zoals in 1988 toen negen mensen openlijk werden terechtgesteld als een “les voor het volk”. Alleen al in 1984 vonden er tien van zulke publieke executies plaats.
Vaak ook werden executies heimelijk voltrokken. Burgers die als vijanden van het regime werden gezien, verdwenen zonder dat hun familie ooit nog iets van hen vernam. Een van de zonen van Gaddafi zou hebben gepocht dat hij zijn leraar op de middelbare school recht in diens gezicht had gezegd dat diens vader, die twintig jaar eerder verdween, ongetwijfeld allang was geëxecuteerd en ergens in een anoniem graf lag.