Een gezellig praatje met de heren van de achterlichtenbelasting
Gisteren, Utrecht, half één ’s nachts. Twee met vuurwapens getooide agenten staan op het pleintje tegenover de kroeg fietsers aan te houden. Geen ID, geen achterlicht. Boete. Een fraai stukje gezag winnen, om de woorden van Ter Horst te gebruiken. Uw barman ging daar gisteravond toch maar even wat van zeggen. Want een café houdt niet van nachtelijke herrie op de stoep. De conversatie, woordelijk.
“Goedenavond heren. De mobiele belastingdienst maakt weer overuren vandaag?”
“Ik ben in gesprek meneer, wilt u zich er niet mee bemoeien.”
“Dat u hier en op dit tijdstip in gesprek bent, daar wil ik het juist met u over hebben. Het is namelijk vrij laat.”
“Nogmaals, bemoeit u zich er niet mee.”
“Ehm, nou. Ik ben barman van deze kroeg. Wij letten er op dat omwonenden niet te veel last hebben van nachtelijke gesprekken hier op onze stoep. Op verzoek van de politie, overigens.”
“Meneer, wij bepalen zelf wel hoe hard wij praten.”
“Zo zo. Maar kunt u dat dan niet elders doen. Bijvoorbeeld niet pal onder het slaapkamerraam van onze buurman. Want wij krijgen natuurlijk weer de klachten.”
“Daar hebben wij niets mee te maken. Wij zijn politie.”
“De regels gelden niet voor u?”
“Inderdaad.”
“Wat moet ik dan doen? De politie bellen?”
“Meneer!”
“Overigens, u staat ook fout geparkeerd. Ik dacht: ik zeg het maar even.”
“Nu weg!”