P.J. Cokema

1.371 Artikelen
181 Waanlinks
2.654 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
P.J. Cokema is het pseudoniem van Peter de Jonge. Hoewel geen fervent voorstander van pseudoniemen, toch deze internet-identiteit aangenomen, omdat er erg veel Peter de Jonges op het world wide web te vinden zijn.

Tot juli 2018 werkzaam geweest in de dak- en thuislozenopvang. Blogt sinds 9 januari 2006 op zijn eigen website Peterspagina (voorheen Codes, keuzes en maakbaarheid). Onder het pseudoniem P.J. Cokema voegde hij zich in 2008 als gastlogger bij GeenCommentaar, waar hij in mei 2011 toetrad tot de vaste groep redacteurs.

Na de fusie met Sargasso verzorgde hij sinds oktober 2011 de wekelijkse rubriek Kunst op Zondag, nu nog 1 tot 2 keer per maand. Daarnaast zijn binnenlands bestuur en de gezondheidszorg de belangrijkste aandachtsgebieden voor zijn artikelen.

Tevens initiatiefnemer van de Blogparel (tot 2014), de blogprijs voor stukjes die lezers eerst doen lachen en vervolgens tot nadenken stemmen.
Foto: FaceMePLS (cc)

Bonussen naar de klant

COLUMN - Mogen bijzondere prestaties beloond worden? Tuurlijk wel! De beloning moet echter daar terecht komen, waar dat hoort.

Een aardig salaris is al een heel redelijke beloning voor mannetjes die een bedrijf opstuwen in de vaart der economie. Het lijkt me ook niet meer dan redelijk dat zo’n mannetje vriendelijk bedankt wordt, als hij daar ruimschoots in slaagt. Een bloemetje, een cadeaubon en een benoeming tot ere-lid van het bestuur zijn leuke extraatjes. Tenslotte kunnen die mannetjes van het opgestreken salaris, de rest van hun leven in een tropisch paradijs doorbrengen. Dat is op zichzelf al een beloning. Als het bedrijfsleven meent dat er verder nog iemand moet worden beloond, is dat niemand meer en minder dan….. de klant.

Ja hoor, denken vele lezers hier. Daar heb je hem weer. Wat heeft die klant dan helemaal gepresteerd? Nou, laat ik dat even op een rijtje zetten.

Zonder klanten: geen bedrijven, geen werkgelegenheid, laat staan winsten en bonussen. ‘De klant centraal’ bestaat dus al lang.

Verder moeten we er van uit gaan dat een vrije markt absoluut niets voorstelt zonder klanten. In ons economisch systeem wordt het dogma hoog gehouden dat klanten vrij zijn om te kiezen welk product of bedrijf ze vertrouwen, vrij om te kiezen bij wie ze willen kopen en vrij om te besteden aan wat men maar wil. De prestaties van de klanten zijn dus: vertrouwen schenken, de moeite nemen om naar de winkel te gaan en een substantieel deel van hun inkomen te investeren in de economie door ook daadwerkelijk een aantal producten te kopen.

Foto: chuck holton (cc)

Kleine gastvrijheid – deel II

ACHTERGROND - De laatste anderhalve eeuw is het Nederlandse vreemdelingenbeleid steeds terughoudender geworden. Een geschiedenis van krimpende gastvrijheid, met treurige dieptepunten, waar het bed-bad-brood compromis naadloos op aansluit. Deel II: na de oorlog.

In deel I zagen we de Nederlandse gastvrijheid na de komst van de eerste Vreemdelingenwet (1849) in rap tempo slinken. De eerste bed, bad en broodvoorzieningen werden georganiseerd om vluchtelingen op te vangen. Dieptepunt was een rijksvoorschrift waarin mensen die voor de Duitse nazi’s vluchtten, tot ongewenste vreemdeling werden gebombardeerd.

Na de Tweede Wereldoorlog kreeg Nederland met een opstandige kolonie te maken: Indonesië. De onafhankelijkheid van het voormalig Nederlands-Indië zette een streep door de plannen ruim 100.000 mensen terug te sturen, die hier opgevangen waren om te herstellen van door de Japanse bezetters aangedaan leed. Tijdens en na de dekolonisatie volgden soldaten die in Nederlandse dienst waren (behalve Indonesiërs ook Molukkers en Ghanezen). En veel ‘Nederlanders’, die geboren en getogen waren in Indonesië.

De overheid twijfelde er aan of deze ‘Oosterse Nederlanders’ zich hier wel thuis zouden gaan voelen (lees: aanpassen). Toch kregen ze uiteindelijk een verblijfstitel. Nog tot het einde van de jaren zestig voerde de overheid een landelijk gespreid beleid gevoerd voor de opvang en integratie van Indische Nederlanders.

Foto: Percy (cc)

Kunst op Zondag | Moederdag

Architectuur is de moeder van alle kunsten. Een uitspraak die aan Michelangelo wordt toegeschreven. Als dat zo is, dan is vandaag een mooie gelegenheid het eens over architectuur te hebben.

Is architectuur kunst? Of stel die vraag op een andere manier: is een architect een kunstenaar? Zoals een renaissancistische kunstenaar betaamt was Michelangelo multidiciplinair. Hij schilderde leuke plafonds, schreef fraaie verzen, beitelde mooie beelden en ontwierp een paar gebouwen. Zo bezien is een architect een kunstenaar.

Het museum MARTa (in het Duiste Herford) loopt nu een tentoonstelling met de enigszins provocerende titel ‘(un)möglich! Künstler als Architekten’. Architecten geven soms hun gebouwen vorm als waren het sculpturen, schrijft het museum. Maar wat gebeurt er als je kunstenaars voor architect laat spelen? Zijn kunstenaars innovatiever, radicaler, provocerender, als zij niet zich geen zorgen hoeven te maken om bouwverordeningen en de wensen van de investeerder wensen?

De Italiaanse architect Aldo Rossi schreef: “Architectuur verschilt fundamenteel van iedere kunst en wetenschap omdat ze concreet vorm geeft aan de maatschappij, en hiermee ten nauwste verweven is.” (citaat uit zijn boek ‘De architectuur van de stad’).

“Elke grote architect is – noodzakelijkerwijs – ook een groot poëet. Hij moet een grootse interpretatie maken van zijn tijd, van zijn dag, van zijn tijdperk”, zei architect Frank Lloyd Wright.

Foto: chuck holton (cc)

Klein in gastvrijheid – deel I

ACHTERGROND - Nederland stond ooit bekend als een gastvrij land. Dat is echter lang geleden.  Ruim anderhalve eeuw is het Nederlandse vreemdelingenbeleid steeds terughoudender geworden. Een geschiedenis van krimpende gastvrijheid, met treurige dieptepunten, waar het bed-bad-brood compromis naadloos op aansluit. Deel I: voor de oorlog.

Een vluchteling zal voortaan als ongewenscht element voor de Nederlandsche maatschappij en derhalve als ongewenschte vreemdeling te beschouwen zijn

Waar een klein land groot in kan zijn. Dat horen we graag. En waar we nog niet groot in zijn, verzinnen we ambities. Vreemd dat niemand viel over Ruttes gebrek aan ambitie toen hij het bed, bad en brood compromis verdedigde door ferm te wijzen op het feit dat Nederland op de achtste plaats staat binnen Europa als het gaat om de opvang van asielzoekers ten opzichte van het aantal inwoners van het land.

Achtste? Waarom is Nederland niet eerste? Binnen Europa zijn er landen die wel meer kunnen doen, zei Rutte. En plotseling ambitieloos vergat hij plannen op tafel te leggen om in één klap de zeven andere landen voorbij te streven, die meer doen dan Nederland.

Sinds 1 juni 2013 kent Nederland een modern migratiebeleid. Modern wil zeggen: selectief. Nederland is gastvrij voor “migranten aan wie economisch behoefte is en restrictief voor anderen”. Het woordje ‘modern’ suggereert dat de wetgeving vernieuwd en meer van deze tijd is. Dat is voor een groot deel bezijden de waarheid.

Foto: marie-ll (cc)

Burgerlijke verzetshumor

COLUMN - Het waren twee mooie dagen. Een dagje leed herdenken, een dagje bevrijding vieren en voort maar weer met de meivakantie.

Op 4 mei werden we gevraagd even stil te staan bij de slachtoffers van het barbaarse nazi-regime. Nou, dat ‘even’ was niet aan dovemansoren gericht. De dag was nog niet voorbij of er klonk al weer vrolijke muziek om de bevrijding te vieren. Nu, twee dagen later, merk je alleen nog aan een hier en daar achtergebleven verlepte krans, dat er iets van een ceremonie moet zijn geweest.

Het is traditie dat 4 mei met gepaste stilte voorbij gaat en 5 mei een meer luidruchtige overgang naar de orde van de dag is. Daar zit de laatste jaren de klad in. Een schreeuwerd op de Dam kan nog een incident genoemd worden. Maar een schofterige tweet en pubers die met stilte geen raad weten?

Het is van een chargrijn dat niet bij de geest van 4 en 5 mei past.

Ik kan me voorstellen dat sommige mensen het vandaag de dag geen leuke tijd vinden. Het is echter niets vergeleken bij de Tweede Wereldoorlog (en welke andere oorlog dan ook). Het Verzetsmuseum verhaalt van grappen die onder de Duitse bezetting werden uitgehaald. Humor was het wapen van de ‘gewone man’, die te weinig lef had om in het echte verzet te gaan, maar toch wilde laten blijken hoezeer men de bezetters haatte. Humor was een vorm van symbolisch verzet, vooral bedoeld om de moed er in te houden, stelt het Verzetsmuseum.

Foto: Joan (cc)

Kunst op Zondag | Katharina Fritsch

Katharina Fritsch is bekend van levensgrote sculpturen en installaties. Alledaagse voorwerpen of figuren krijgen door de omvang en kleurgebruik een ander betekenis, waarvan Fritsch overigens vind dat het de kijker vrij staat zelf een betekenis er aan te geven.

In de blauwe aflevering van Kunst op Zondag zagen we haar enorme haan. Vandaag hier een mini solo-tentoonstelling. De teksten komen uit verschillende interviews

Company at the table, 1988.
cc Flickr gnosis john r photostream Katharina Fritsch kunsthaus

Vind u uzelf een klassieke beeldhouwer?
“Ik ben altijd als een ouderwetse beeldhouwer bezig met ruimte, ik wil dat elk beeld van de achterkant en de zijkanten indruk maakt . Met kleur echter, maak ik het werk meer een icoon, meer virtueel, dus het is altijd balanceren tussen een traditioneel beeldhouwwerk en het zo plat laten worden als een schilderij”.

Display Stand with Brains, 1989.
cc Flickr rocor photostream Katharina Fritsch Display Stand with Brains, 1989. Aluminum, plastic and paint. SFMOMA

Vraag: Wat maakt een groot publiek sculptuur?
“Ik denk dat het zeer belangrijk is voor openbare kunst dat je naar iets kunt kijken en het zeer vlug snapt. Ik hou dingen graag eenvoudig”.

Mann und Maus, 1992.
cc Flickr Otomodachi photostream Mann und Maus (1992) by Katharina Fritsch

Vraag: De ratten in uw werk, drie meter hoog, zijn bijna monumentale uitbreidingen. Is macht een thema in dit werk met 16 ratten?
“Ze lijken zo machtig, ze lijken een beetje ‘goofy’ zoals ze daar zitten, onnozel agressief. Daar hebben we ook naar toe gewerkt, de stomheid in de expressie van de ogen. Ze zijn verraderlijk”.

Foto: Minister-president Rutte (cc)

Markante ministerraad

SATIRE - Het kabinet Den Uyl schijnt de meest markante ministerraden gekend te hebben. Het kabinet Rutte II doet serieuze pogingen dat te overtreffen.

Minister 1: “Shit! Crisis!”
De MP: “Wat? Alweer één?”
Minister 1: “Ja, die koffiekan hier is lek”.
Minister 2: “Welja, een lek! Dat kunnen we er nog wel bij hebben”.

De MP: “Nou, dat zien we dan straks wel verder”.
Minister 3: “Eh, ben je niet bang dat de pers dat als het zoveelste uitstel ziet. Gebrek aan daadkracht en zo?”
De MP: “Mwah, van de pers hebben we weinig te duchten. Bovendien mogen we ons gelukkig prijzen met een dom volk. Hoe harder de pers ons aanpakt, hoe beter mijn partij het in de peilingen doet.”
Minister 3: “Jawel, maar ik stel toch voor dat we ons beraden over een passende oplossing”.

De MP: “We? Ik dacht dat we afgesproken hebben dat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid heeft?”
Minister 1: “De koffiekannen vallen toch onder Algemene Zaken, ofwel jouw departement?”.
De MP: “Maar ik heb het niet lek gemaakt. Het lekte toen jij het ter hand nam”.
Minister 1: “Pardon? Je beschuldigt me van zelfbevlekking?”

De MP: “Je begrijpt best wat ik bedoel”.
Minister 4: “Nee MP, we hebben eigenlijk nooit begrepen wat je bedoelt. Leg eens uit”.
Minister 2: “Ja, nou je het zegt. Wordt het niet eens tijd voor wat duidelijkheid?”
Minister 3: “Precies! Vertel maar eens waarom het nou alweer een kwartier nergens over gaat”.

Quote du Jour | Hoe blind kun je zijn?



 
 

Of het nu om de vrije artsenkeuze gaat, om het onderwijs, de politie of de publieke omroep, het streven naar centralisatie staat voorop.

In zijn NRC-column wijst Bas Heijne op het rigoreuze centralisme, zo niet dictatoriale karakter van het huidige kabinetsbeleid en concludeert:

In het (red: bed, bad en brood) compromis waar de regeringspartijen nu zo opgelucht over zijn, komen twee fatale tendensen van de huidige politieke klasse samen: het streven naar politiek lijfsbehoud ten koste van alles en de neiging om alles en iedereen te centraliseren. Dat is precies waartegen steeds meer burgers te hoop lopen. Hoe blind kun je zijn?

Foto: copyright ok. Gecheckt 23-09-2022

Kunst op Zondag | In werkelijkheid

Kunst moet je in werkelijkheid aanschouwen. En dat doen lezers van Kunst op Zondag natuurlijk ook. “… te zien waren enkele kunstenaars bekend van sargasso”, reageerde een trouwe lezer. “Toevallig vanmiddag in Zwolle ook werk van Quinn gezien”, reageerde een ander.
Ik herinner me ook een reaguurder die over Sargasso’s Kunst op Zondag schreef: “Verder blijft de zintuiglijke ervaring wezenlijk voor alle kunst, dus op deze manier kan ik er persoonlijk niet zoveel mee”.

Welnu, om u de gelegenheid te bieden deze virtuele galerie te verlaten en kunst in werkelijkheid te gaan zien, presenteren we vandaag een aantal lopende en komende exposities met werk van kunstenaars die ook in Kunst op Zondag aan bod kwamen. Pak uw agenda er bij en noteer:

In Drawing Centre Diepenheim (Overijssel) loopt van 31 maart tot 31 mei de tentoonstelling “Waar de hand zingt”. Thema: “de noodzaak onszelf te verbinden met de wereld en er tevens weer, door het maken van beeldende kunst, afstand van te nemen”. Met onder andere Gijs Assmann, Margriet Luyten en Florette Dijkstra.

Gijs Assmann zagen we hier in Dierenleed. Zijn werk zal van 12 april tot 20 september ook te zien zijn in Museum Jan Cunen (Oss).

Foto: Justin (cc)

Kunst op Zondag | Blauw

Blauw. Behalve één van de primaire kleuren in uw beeldscherm, is blauw alom aanwezig in beeldende kunst. Als water, lucht en in sneeuw en ijs. Als symbool voor harmonie, trouw, oneindigheid en ook voor kou of verdriet. Als het blauwe uur, favoriet dagdeel van fotografen.

Kunstenaars genoeg, die hun blauwe periode kennen. Van Vincent van Gogh (1889 – 1890) tot Picasso (1901 – 1904), van Yves Klein tot Jan Fabres Bic-kunst (de jaren van het uur blauw).

Vandaag kunst waarin blauw prominent aanwezig is.

Onder de honderden schilderijen die Claude Monet maakte van vijvers met waterlelies, komen vele tinten blauw voor.
Claude Monet – Waterlelies,1915.
cc Flickr Oliver Kurmis photostream Water-Lilies, Claude Monet

Henri Matisse’s blik door het raam geeft uiteraard uitzicht op blauw, maar hij is ook bekend van zijn gestileerde, blauwe dames.


Henri Matisse – Blue nude skipping rope, 1952.
cc Flickr ekenitr photostream Henri Matisse, Blue nude skipping rope, 1952

Joan Miró maake het drieluik Blue I, II en III. Hij had wel een ander kleurtje nodig om het blauw te laten knallen.
Joan Miró – Bleu III, 1961.
cc Flickr It's Holly photostream Bleu III - Joan Miro

Misschien is met name Yves Klein er verantwoordelijk voor dat blauw steeds harder is geworden. Hij heeft lang gestoeid met de kleur, van de monochrome schilderijen tot de performances waarin levende modellen als verfgereedschap functioneerden. Zo gegrepen door de kleur zocht hij naar zijn ultieme blauw en dat werd IKB (International Klein Blue). Blauwe verf waar je niet om heen kan.

Vorige Volgende