Pech Onderweg
Het was weer ‘ns zo’n dag: het zat je weer ‘ns tegen,
alles, leek het wel – en dat was zacht gezegd.
Je ging op reis, je nieuwe fiets, je oude was gestolen,
paste niet op de Twinny Load. Domper, je ging nu
met een brik de bergen op en af.
Zo’n begin kon je wel gebruiken. Je ziet prompt
een dode poes in de berm, leeg blikje cola ernaast.
Je kijkt weg, en daar ligt een dode vogel, plat,
z’n ene oog ligt een eindje verderop.
De omgeving deed er nog een schepje bovenop:
leegstaande winkels, gesloten restaurants,
lege, afgesloten parkeerterreinen en illegale stort.
De man van J.C. Decaux hing affiches in de abri.
Je zag in het voorbijgaan dat hij een pink miste.
Voor de bakker klom je ’s ochtends tegen die
12 procent helling op. Bleek hij dinsdags gesloten,
stond op een briefje, maar je leesbril lag thuis.
Bij het zweefvliegveld zag je die man
met een loep de vleugel van zijn vliegtuig
inspecteren. De andere vleugel lag
geknakt ernaast. In de wei ernaast
besteeg een koe een andere koe.
’s Avonds aten jullie op een terras. De visboer
van om de hoek rook je al. De levende jukebox
speelde Space Oddity. Je voelde, voor het eerst,
mee met de eenzaamheid van Major Tom
in z’n blikje in de ruimte.
Gottegot, wat een streek was dit ook, kijk daar dan,
staat er een wasmachine in de voortuin. En in de achtertuin
liep een Cocker Spaniël met kooigedrag, achtjes.
Keer op keer, met een stuk touw in z’n bek. Hij zag niks
behalve zijn ingesleten oneindigheidslus.