Lactacyd
C1000 Linnaeusplein, vrijdagmiddag. Ik sta bij de kassa mijn boodschappen in mijn tas te proppen, wanneer een muizig meisje van ongeveer mijn leeftijd iets overhandigt aan de caissière. Het is een doosje Lactacyd. De verpakking was niet het gebruikelijke wit, maar zwart. Vast bedoeld voor het zware werk.
“Dit mocht ik even achter laten leggen”, zegt het meisje.
Ik hoor de caissière zeggen “Maar dit verkopen we hier helemaal niet.”
Ze roept de mannelijke bedrijfsleider erbij, die beaamt wat het muizige meisje zegt. Het meisje overhandigt het doosje intiemzeep en loopt zonder blikken of blozen de winkel uit.
Ik registreer de harde feiten: jong meisje, blijkbaar geen schaamte, suf voorkomen met standaard spijkerbroek, oude gympjes en bomberjack.
De verpakking had prima in haar jas gepast. Waarom vroeg ze geen tasje? Waar moet ze heen dat ze onmogelijk die zeep mee kan nemen? Een nieuwsgierige oma met haviksogen? Voor wie trotseert ze niet één, maar twee keer het publiekelijk zwaaien met een doosje vagijnzeep? Dat ze louter die zeep koopt én geen tasje bij zich heeft, impliceert dat ze onverwacht en dringend een grondige wasbeurt nodig bleek te hebben. Wat zijn haar plannen vanavond? Eerst naar oma, dan nog even terug naar de C1000 voor een zak drop en een tray’tje energydrank en – o, ja − de vaginazeep?