Schrikkeldagen en schrikkelmaanden
Eens in de vier jaar een schrikkeldag, maar niet in jaren deelbaar door honderd en weer wel als het jaarnummer deelbaar is door vierhonderd: echt makkelijk is het niet, maar nuttig is het wel. Door te schrikkelen, loopt de kalender namelijk in de pas met de seizoenen. Augustus blijft een zomermaand, februari blijft een wintermaand.
Voor ons is dat niet meer zo heel belangrijk, maar toen Julius Caesar de kalender met de schrikkeldag invoerde en toen paus Gregorius XIII de huidige regels invoerde, waren er nog religieuze feestdagen die aan de seizoenen waren gekoppeld. Het was handig als het feest voor de graanoogst ook plaatsvond als er iets te oogsten viel, en het was eveneens gemakkelijk als de vastentijd viel in een tijd waarin het eten toch al bijna op was.
Het blijft echter een raar ding, zo’n schrikkeldag, en we mogen blij zijn dat Julius Caesar een einde maakte aan het daarvoor bestaande systeem, waarin men complete maanden invoegde. Dat was immers het principe van de oudste kalenders, waarin men probeerde twaalf manen in één zonnejaar te stoppen.
En dat kan dus niet. De periode tussen twee volle manen is 29½ dagen, zodat twaalf maanmaanden 354 dagen duren, ofwel elf dagen minder dan één zonnejaar. De oude Babyloniërs, die zich er als eersten het hoofd over hebben gebroken, ontwierpen daarom eerst een cyclus van acht jaar, waarvan er vijf twaalf maanden hadden en drie dertien. Later werd dit verfijnd tot een cyclus van negentien jaar, waarvan er zeven een schrikkelmaan hadden.