Jona Lendering

628 Artikelen
15 Waanlinks
322 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Studeerde geschiedenis en vertelt er graag over. Scepticus, recensent, fietser, webmaster (LiviusOrg), Don Quichot, blogger (Mainzer Beobachter) en beheerder van GrondslagenNet. Reist regelmatig in het Midden-Oosten, schreef een paar boeken, gruwt van de zelfmoord van de geesteswetenschappen en droomt van een eigen huis in Downtown Beiroet.
Foto: Post-Atheïst

Post-atheïst | Willibrordus

ACHTERGROND - In het jaar 384 overleed in Maastricht Servatius, die tot kort daarvoor als bisschop had geresideerd in Tongeren. Veel meer weten we eigenlijk niet over de man, wiens leven vooral bekend is uit latere legenden. In elk geval is zeker dat er christelijke gemeenschappen waren in de twee genoemde Romeinse steden. Uit Nijmegen is er nog een haarspeld met een Christusmonogram, die erop wijst dat er ook aan de Waal christenen leefden. Dat was zo’n beetje al het bewijs voor de aanwezigheid van het christendom in de Lage Landen.

De val van Rome

Een generatie na de dood van Servatius viel het Romeinse rijksbestuur in onze contreien weg. De macht kwam in handen van de laatste garnizoenscommandanten, die stonden aan het hoofd van plaatselijke gerekruteerde legertjes. Nu was de plaatselijke bevolking aan het begin van de vijfde eeuw niet meer wat ze voordien was geweest: in 355 waren groepen Frankische immigranten vanuit het huidige Drenthe, Gelderland en Overijssel het Romeinse Rijk binnengetrokken, waar generaal Julianus hun land in het huidige Brabant had toegewezen en had geëist dat ze zouden dienen in de legers. Toen het Romeinse staatsapparaat rond 410 desintegreerde – de onlangs gevonden munten uit het Limburgse Echt werpen enig licht op deze gebeurtenis – kwam de macht dus in handen van mannen met Frankische (over)grootouders. Als de nieuwe heersers christelijk zijn geweest, zal het niet diep hebben gezeten.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Een halve maatregel

COLUMN - openaccessHet bericht is al een paar dagen oud: de voltallige redactie van het wetenschappelijke tijdschrift Lingua is opgestapt uit protest tegen het beleid van uitgever Elsevier. De achtergrond is dat de redactieleden vinden dat de artikelen beter toegankelijk moeten zijn.

Gelijk hebben ze. Maar het is wel een beetje laat.

De artikelen in wetenschappelijke tijdschriften worden meest aangeleverd door medewerkers van universiteiten, die ook de redactie voeren. Dat is op het randje van de wet – zo niet de letter, dan toch de geest. Hier is artikel 1.3.1 van de Nederlandse Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:

Universiteiten zijn gericht op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. In elk geval … dragen zij kennis over ten behoeve van de maatschappij.

Er staat dus niet: “universiteiten dragen kennis over aan een commerciële uitgeverij die de inzichten verkoopt”.

Het gaat bovendien niet om een voorschrift maar om een definitie: een instelling die geen informatie overdraagt is simpelweg geen universiteit. Artikel 1.3.2 zegt hetzelfde maar dan over bijzondere universiteiten. Ook daar is, als ik het goed zie, geen wettelijke basis op grond waarvan medewerkers, als auteur of redacteur, een bijdrage mogen leveren aan publicaties waarvoor de burger moet betalen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Sensatiewoorden

COLUMN - spraakverwarringAl een tijdje wijzen wetenschapsjournalisten – en gelukkig niet alleen zij – erop dat wetenschappelijke resultaten vaak zó overdreven aan de man worden gebracht dat er valse verwachtingen ontstaan. U kent de fijne factcheck-rubriek in de wetenschapsbijlage van De Volkskrant wel. Vandaag wijst Philip Dröge erop. Op zijn website Faqt, waar hij elke dag een lezenswaardig stukje wetenschapsnieuws plaatst, vertelt hij over een onderzoek van twee wetenschappers die met Google News keken

naar tien superlatieven in het kader van nieuwe behandelingen voor kanker, met inbegrip van “doorbraak”, “wonder” en “redder”, maar ook naar bijvoeglijke naamwoorden als “revolutionair” en “baanbrekend”.

En dan komt het:

Hun conclusie: de media zijn er zeer vroeg bij. Bij de meeste nieuwe behandelingen was er sprake van een eerste onderzoek, 18 medicijnen waren zelfs nog niet toegelaten voor tests. Vijf waren in de pre-klinische testfase, de resultaten van deze studies waren alleen gebaseerd op muizen en celcultuur studies. Toch werden ze bijna allemaal ronkend beschreven als doorbraken of geweldige vondsten.

Kortom: de journalisten maken er een puinhoop van. En het gaat niet alleen om het kankeronderzoek. Ik heb zelf wel eens geschreven over de gemakzuchtige wijze waarop archeologische vondsten worden gehypet, zoals met het u-las-dit-in-de-Bijbel-maar-de-wetenschap-zegt-iets-anders-frame, waarmee sensatie is gegarandeerd maar waarmee ook een volstrekt achterhaalde negentiende-eeuwse tegenstelling in leven wordt gehouden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Brief aan de Koning

Majesteit,

Vandaag bestaat Amsterdam 740 jaar. U bent genoeg historicus om te weten dat zo’n datum vaak wat gekunsteld is – uw eigen residentie vierde in 1998 een verzonnen 750-jarig bestaan – maar daarom gaat zo’n gebeurtenis nog niet onopgemerkt voorbij. De burgers van uw hoofdstad zullen vandaag wel iets van het jubileum meekrijgen.

U verkeert in de positie de dag onvergetelijk te kunnen maken. U hoeft slechts in het openbaar op te merken dat u het eens met uw ministers wil hebben over de teruggave van het Amsterdamse stadhuis aan de Amsterdammers. Daarna mag de overdracht nog duren tot uw hoofdstad 750 jaar oud is, maar u hebt zich met dit gebaar verzekerd van de blijvende sympathie van de Amsterdamse bevolking.

Ik weet het, twee eeuwen geleden hebben de Amsterdamse bestuurders het stadspaleis zelf cadeau gedaan aan Lodewijk Napoleon. Omdat dat nolens volens gebeurde, heeft uw voorvader Willem I het gebouw teruggegeven aan de stad. Aan de bezittingen van een koning diende immers zelfs geen geur van onrechtmatigheid te hangen. Amsterdam verkeerde in de vroege negentiende eeuw echter in een crisis: de overzeese handel rendeerde niet meer, de VOC was opgeheven en wat nog aan welvaart restte was in de Napoleontische jaren teloor gegaan. De heropbloei vond pas later plaats en de stad kon tweehonderd jaar geleden de kosten van het geschenk van uw voorvader niet dragen. Dus heeft Amsterdam het paleis aan Willem I gelaten. Nolens volens.

Quote du Jour | Wat is een natie?

De natie is geen kwestie van taal, van ras, van religie, van belangen, van geografie en zelfs niet van militaire noodzaak. De natie is ook niet langer een kwestie van gemeenschappelijke geschiedenis, van historisch toeval of van een ander vaag gevoel van eenheid. De natie is een kwestie van bewuste solidariteit, een volwaardige beslissing om samen te leven op basis van dezelfde wetten en beginselen. “Een natie veronderstelt een verleden, maar bestaat in het heden door een tastbaar feit: de toestemming, een duidelijk uitgesproken wens om samen te leven. Een dagelijkse volksraadpleging die – zoals het bestaan van het individu zelf – een voortdurende bevestiging is van het leven,” om het met de woorden van [de Franse historicus] Renan uit te drukken. Een contract dus, een “referendum dat elke dag vernieuwd dient te worden”. Mensen zijn niet de gevangenen van hun identiteit of nationaliteit, ze zijn er de rechtvaardiging van.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Oezbeekse trein

Waren alle treinen maar als kantoor bruikbaar.

Waren alle treinen maar als kantoor bruikbaar.

COLUMN - Ik schrijf u vandaag vanuit de trein van Buchara naar Tasjkent, die met een mooi arabisme Sharq heet, “oostwaarts”. Ik neem aan dat er ook een vanuit Tasjkent westwaarts rijdende Garb of – zoals de Oezbeken het wel zullen uitspreken – Gorb is.

Alles klopt aan de Sharq. Het begint al als je aankomt in het station, waar het perronpersoneel over brede snorren gezag uitstraalt. Indrukwekkende uniformen ook: conducteurs zoals conducteurs eruit moeten zien. Er worden op het perron ook drankjes en kranten verkocht, wat bij mij meteen herinneringen opriep aan het oude station Roozendaal, waar in de jaren tachtig (toen ik daar als dienstplichtige vaker overstapte dan me lief was) nog iemand langs de rijtuigen kwam lopen en koffie, thee en limonade aanbood, die we dan aanpakten door het geopende raam.

Sprekend over geopende ramen: dat kan in de Sharq dus óók. Geen snikhete trein dus, zoals in Nederland zo vaak gebeurt als de thermostaat weer eens op hol is geslagen. Verder zijn de coupés, voor afwisselend drie of zes mensen, voorzien van een stopcontact, spiegel, televisiescherm, een doos papieren zakdoekjes, tapijt en een tafeltje. Deze trein is dus gewoon bruikbaar om te werken: het kan dus wél.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Alles wordt beter!

RECENSIE - alles-wordt-beterDaar hadden de media onlangs toch even schokkend nieuws: de afgelopen veertig jaar zou het leven in zee zijn gehalveerd. Overbevissing, klimaatverandering, u kent de verklaringen.

Ik vermoed echter dat u, media wise als u bent, op uw klompen aanvoelde dat dit niet waar zijn kón, en u kreeg gelijk. De onvolprezen factcheck-rubriek van De Volkskrant maakte vrij simpel korte metten met de claim. Het onderzoek klopte wel, maar het persbericht moffelde weg dat soorten waren onderzocht die toevallig onderzoekbaar waren. Gewervelde dieren, die redelijk opvallend zijn, waren dus wel bekeken, maar de vele soorten plankton niet. Dat maakt de generalisering ongenuanceerd, om niet te zeggen: misleidend. Veel journalisten liepen er desondanks met open ogen in.

Alarmisme en optimisme

Ik heb niet gelezen of Simon Rozendaal, wetenschapsjournalist bij Elsevier, erover heeft geschreven, maar het demasqué zou hem niet hebben verbaasd. In zijn boek Alles wordt beter! (briljante ondertitel: Nou ja, bijna alles) beschrijft hij onder meer de wijze waarop de milieubeweging de media probeert te sturen. De Brent Spar-affaire is daarvan vermoedelijk het bekendste voorbeeld. Het is beslist niet zo dat de milieubeweging zomaar wat roept, maar men heeft er wel een handje van nieuws op een alarmerende toon naar buiten te brengen, ook als men redelijkerwijs kan weten dat dit overdreven is. Een mooi voorbeeld van dat alarmisme wordt hier gehekeld.

Alles wordt beter! is echter geen aanval op de milieubeweging. Rozendaal ergert zich vooral aan onredelijk pessimisme. In het eerste deel toont hij overtuigend aan dat we het in onze eenentwintigste eeuw beter hebben dan welke generatie voor ons ook. De lucht en het water zijn schoner, er is minder criminaliteit en oorlog, de medische zorg is nog nooit zo goed geweest, we eten gezonder dan ooit, we leven langer, we hebben meer respect voor vrouwen, we hebben beter onderwijs. Het is onweerlegbaar en Rozendaal wil dat we met wat meer vertrouwen naar de toekomst kijken.

Drie motoren

Hij noemt “drie motoren” die zijns inziens garanderen dat de vooruitgang verder zal gaan. De eerste is evolutie. Orde en samenwerking zijn wezenskenmerken voor het leven, en Rozendaal ontwaart in de evolutie een neiging naar toenemende complexiteit.

Vooral wanneer ik over de chemische evolutie nadenk, kan ik niet anders concluderen dan dat er in de dode materie een drang tot ordening en samenwerking zit.

Toekomstige critici die hem van teleologisch denken zullen beschuldigen, geeft hij bij voorbaat gelijk: “Dan maar teleoloog.”

De tweede motor is de technologie, die leidt tot welvaart. Een samenleving moet een bepaald welvaartsniveau bereiken, schrijft Rozendaal, voor ze zich kan veroorloven te gaan zorgen voor natuur en milieu. Pas toen Nederland in de jaren zestig dit niveau bereikte, konden we gaan denken aan de halfopen stormvloedkering in de Oosterschelde. Sindsdien kunnen we ook werken aan de schoonmaak van onze vervuilde leefomgeving.

De afname in vervuiling heeft natuurlijk met geld te maken. Lood is een goedkoop middel om benzine te verbeteren; zwavelhoudende steenkool is goedkoper dan aardgas; ontzwavelingsinstallaties en driewegkatalysatoren zijn duur. Het schoonmaken van het milieu heeft de Verenigde Staten het onvoorstelbare bedrag gekost van 3500 miljard dollar. Nederland geeft jaarlijks ongeveer 3 procent van het bruto nationaal product, ofwel 13 miljard euro, aan milieumaatregelen uit. Dit is natuurlijk het sterkste bewijs dat niet welvaart, maar armoede de oorzaak is van vervuiling: er zijn maar heel weinig landen – alleen de rijke in Noord-Amerika, Europa en een enkel land in Azië – die zich dit soort bedragen kunnen veroorloven.

Rozendaal stelt dat sinds de jaren zestig eerst de zwaarste vervuiling is aangepakt, toen de wat minder belangrijkere, en dat de problemen die we nu zien, in feite klein bier zijn. Voor alarmisme is daarom geen reden, stelt hij.

De derde motor is beschaving.

In de loop der tijd worden we steeds fatsoenlijker en beschaafder. We zijn gestopt met slavernij, behandelen vrouwen en kinderen beter, zijn toleranter geworden jegens homoseksuelen en slaan er niet bij het minste of geringste op los.

Anders gezegd: we zijn onze impulsen gaan beheersen en hebben leren anticiperen op de gevoelens van anderen. Dit zou mede zijn veroorzaakt door handel en door de opkomst van de overheid. Hiermee volgt Rozendaal de civilisatietheorie van Norbert Elias en de conclusie van dit deel van Alles wordt beter! is dat deze motoren garanderen dat we met optimisme naar de toekomst mogen kijken.

Waarom zo pessimistisch?

Rozendaal meent dat we niet voldoende optimistisch zijn en op dat punt, zo moet ik bekennen, heb ik wat vraagtekens. Mij lijkt dat althans een spiegelgevecht. Er is sinds de Guttenberg– en Stapel-affaires nogal wat onderzoek gedaan naar het vertrouwen in de wetenschap, en de conclusie is, als ik het goed zie, dat weliswaar het vertrouwen in de wetenschappers daalt, maar dat u en ik nog volop geloven in het potentieel van de wetenschap. De meeste artikelen in de wetenschapsbijlagen van onze kranten lijken nog volop het frame te volgen dat de Twentse hoogleraar wetenschapscommunicatie Hedwig te Molder aanduidt als “blijde wetenschap”. Alles wordt beter, inderdaad.

Dit sluit vanzelfsprekend niet uit dat we nog altijd niet genoeg optimistisch kunnen zijn, en daarover heeft Rozendaal wel het een en ander te zeggen. Hoewel hij bekent dat hij geen alomvattende theorie kan bieden, benoemt hij allerlei factoren die maken dat we te somber zijn over de toekomst. Hij wijst er bijvoorbeeld op dat angst zaaien financiële voordelen kan hebben, geeft voorbeelden van evidente paniekzaaierij en wijst op het individueel falen van wetenschappers. “De tijd ligt achter ons dat onderzoekers onbaatzuchtige vorsers naar de waarheid waren.” De vaste lezers van deze kleine blog kennen legio voorbeelden uit de oudheidkundige disciplines, waar overdrijving de standaard-publiciteitsprocedure is; Rozendaal haalt zijn voorbeelden uit de exacte wetenschappen.

Het probleem is hier dat de voorbeelden op zichzelf wel zullen kloppen, maar dat ik niet weet of ze samen genoeg bewijs vormen. Dat geldt nog meer voor de theorieën die Rozendaal in zijn achtste hoofdstuk naar voren brengt: linkse zelfhaat, oikofobie, “weerzin tegen de dingen die we maken” ofwel technofobie, een afkeer van het kapitalisme. Het is allemaal te essayistisch om te overtuigen, en hier en daar slaat Rozendaal de plank echt mis. “Links en beschaving staan van oudsher sowieso op gespannen voet met elkaar,” stelt hij bijvoorbeeld, om ditg te bewijzen met de jacobijnen en Mao – de Everest Fallacy, met andere woorden. Je kunt de omgekeerde stelling bewijzen met als voorbeeld Theo Thijssen en die stelling zou even zinledig zijn.

Te essayistisch is ook Rozendaals negende hoofdstuk, waarin hij het aanhoudende pessimisme verder verklaart met enkele factoren die erop neerkomen dat de wereld te complex is om nog te worden begrepen. Hij maakt daar korte metten mee: vroeger was het nog veel onbegrijpelijker. Betere scholing en wetenschapsjournalistiek zouden nuttige tegenkrachten kunnen zijn. Daarmee ben ik het helemaal eens maar het probleem is opnieuw dat ik niet weet of al de voorbeelden samen wel voldoende bewijzen dat pessimisme ongefundeerd is.

Besluit

Aan het einde van het boek erkent Rozendaal dat er ook reële problemen zijn. Hij heeft in het verleden wel eens aangegeven niet overtuigd te zijn dat de klimaatverandering de grote ramp is die ons bedreigt, en komt daarvan nu iets terug: de mens kan een grotere invloed op de opwarming hebben dan hij eerder heeft gedacht. Toch wil Rozendaal ook hier optimistisch zijn: ook dit is geen probleem van de buitencategorie. Ik weet niet of dat overtuigend is. Er is overbevolking, en weliswaar neemt de groei af, maar er zijn nog altijd verdraaid veel mensen die samen een enorm beslag leggen op de grondstoffen.

Het boek eindigt met een hele reeks voorbeelden van pessimistische voorspellingen die niet bleken uit te kloppen. De opsomming is even amusant als schokkend. Maar alweer: hoeveel voorbeelden bewijzen dat de pessimisten altijd ongelijk hebben? Tegenvoorbeelden van pessimisten die wél gelijk kregen, levert Rozendaal niet.

Ik weet daarom niet of ik overtuigd ben. Na een zeer sterk begin over de vooruitgang en een ook sterk deel over de “drie motoren”, bieden de laatste hoofdstukken weliswaar veel voorbeelden, maar geen motivatie waarom zoveel voorbeelden voldoende zouden zijn.

Wat me ook wat verontrust, is dat de voorbeelden die ik controleren kan, soms niet kloppen. Die vergissingen zijn overigens te triviaal om het betoog te beschadigen: Tacitus noemt nergens kobolden (en ik kan het weten), het koepokkenvaccin is niet bedacht door Edward Jenner maar is door Europeanen overgenomen uit Egypte, en het is een hoax dat een geschiedenisstudent zó slecht opgeleid was dat hij niet wist dat Jezus en Christus dezelfde zouden zijn. Die legendarische student zou rond 1990 in de collegebanken hebben gezeten bij oudhistorici uit én Utrecht én Amsterdam én Leiden, die ik alle drie dit mopje heb horen vertellen als persoonlijke ervaring. Nogmaals: dit zijn triviale kwesties, maar ze suggereren dat Rozendaal wat makkelijk omspringt met zijn informatie.

En toch: ik heb het boek in één ruk uitgelezen. Het is kristalhelder van opbouw, amusant geschreven en toont een schrijver die met elke vezel betrokken is bij zijn onderwerp. Ik herkende de auteur van de oude Natuur en Techniek-rubriek “Analyse en Katalyse”: gepassioneerd, vol liefde voor de wetenschap en met een open oog voor de feilen daarvan. En iemand die in elk geval duidelijk maakt dat over sommige onderwerpen misschien wel érg alarmistisch wordt geschreven. Kortom: ook voor wie, zoals ik, niet alles kan geloven, is dit een erg lekker boek.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Arm Egypte

Het geplunderde museum in Malawi

Het geplunderde museum in Mallawi

ANALYSE - De in 2011 begonnen Arabische Lente had ook voor de oudheidkunde ingrijpende gevolgen. Niet alleen slechte. Tot de mooie dingen behoorde dat de demonstranten op het Tahrirplein een ordedienst instelden om het museum te bewaken. Cairo werd zo geen Bagdad, waar in 2003 het museum werd geplunderd en de buit werd verkocht op de zwarte markt.

Exit Hawass

Ik denk ook dat het een verbetering was dat Egyptes flamboyante minister van oudheidzaken, Zahi Hawass vertrok, vermoedelijk de enige oudheidkundige die zich in beroemdheid kan meten met Nobelprijswinnaars.

Ik wil zijn verdiensten niet ontkennen: hij maakte duidelijk dat egyptologie een avontuur kan zijn en nam zo de piramidiotie de wind uit de zeilen. Pseudowetenschappelijke theorieën over mysterieuze piramidekrachten zijn nu uit de mode. Hawass had alleen een paar dingen niet begrepen. In de eerste plaats dat het avontuur van de oudheidkunde intellectueel is, en geen Indiana Jones. Misschien valt hem dit te vergeven, want oudheidkundigen leggen doorgaans alleen de feiten uit en niet hoe we aan die feiten komen – het wetenschappelijk proces dus.

In de tweede plaats: Zahi Hawass begreep niet goed dat geen enkele wetenschapper in het nieuws mag komen met domme opmerkingen. Als je zegt dat je een koolstofdatering zult doen van een stenen voorwerp, zijn er voldoende hoogopgeleiden die herkennen dat je zo alleen organisch materiaal kunt dateren. Zulke fouten zijn catastrofaal. Door de opkomst van het internet is een informatieoveraanbod ontstaan, waarin de burger selecteert en het wetenschappelijke aanbod moet concurreren met dat van nationalisten en fundamentalisten. Daarin heeft de wetenschap één voordeel: ze heeft de reputatie competent en neutraal te zijn. Hawass heeft die beschadigd.

Foto: Post-Atheïst

Post-atheïst | Vijf constateringen over religie

COLUMN - Kent u die mop van die columnist die voor het laatst werd gesignaleerd in het Oezbeeks-Afghaanse grensgebied? Daar zit u nu middenin. Terwijl dit stukje geautomatiseerd online gaat, ben ik op weg naar Termez en als alles naar wens gaat, bezoek ik daar Kara Tepe, de ruïne van een boeddhistisch-klooster-in-Griekse-stijl op de grens van de twee Centraal-Aziatische landen. En dat is waar u mij voor het laatst signaleert, want dit is mijn laatste column.

Niet omdat ik naar het Verre Oosten verdwijn, maar omdat ik redacteur ben geworden van een oudheidkundig publiekstijdschrift dat binnenkort voor het eerst verschijnt. Ik wil daar de komende maanden voldoende tijd voor hebben. En dat betekent dat ik na ruim twee jaar deze column beëindig met vijf constateringen.

*****

De eerste constatering is dat in de Verenigde Staten het draagvlak voor religieus rechts afneemt. Jammer voor een columnist, want als ik even geen stof had, was er altijd Amerika (zoals, zoals). Er is reden om aan te nemen dat deze afname zich zal voortzetten, aangezien het vooral jongeren zijn die een tolerantere, meer open wereldbeschouwing hebben. Niet dat religieus rechts al op korte termijn kan worden afgeschreven, maar er is van onderaf aan iets te veranderen.

Foto: Estudio de Arquepoética y Visualística Prospectiva (cc)

Klap in het gezicht van de burger

COLUMN - Ik gun het best aan het Rijksmuseum, dat het voor 160 miljoen euro twee schilderijen van Rembrandt kan kopen. Een tientje per Nederlander: het is fors, maar te verdedigen en ik zal zeker eens gaan kijken.

En toch. Primo, als de schilderijen zo’n enorme culturele waarde vertegenwoordigen, waarom staat de Franse regering de verkoop dan toe? En secondo: nog niet zo lang geleden bezuinigde Halbe Zijlstra zo’n 200 miljoen op de culturele sector. Die bezuinigingen hadden met dit bedrag voor een deel ongedaan gemaakt kunnen worden.

In feite lijkt het te gaan om de vraag of we een “brede cultuur” willen, waarin iedereen van iets moois kan genieten, of dat we een cultuur willen hebben van topstukken. Die laatste trekt toeristen en brengt geld in het laatje. Die eerste maakt ons zelf gelukkiger. Voor allebei valt iets te zeggen.

Ik kan me echter niet aan de indruk onttrekken dat we inmiddels zó ver zijn doorgeschoten naar de topstukken, dat de brede cultuur ronduit in het gedrang raakt. Voor Amsterdam, waar ik woon, wil dat zeggen: een stadscentrum dat stervensdruk is met toeristen die van alle moois kunnen genieten, en daar omheen een cirkel van buitenwijken waar mensen wonen die de kans niet hebben gekregen de waarde van cultuur te leren kennen.

Foto: Post-Atheïst

Post-atheïst | Sicariërs

COLUMN - Een tijdje geleden was er een heus wetenschappelijk congres over de historische achtergronden van Monty Pythons Life of Brian. Ik heb de congresbundel niet gelezen, maar het thema is interessant: welke kennis was er in 1979 over Judea, hoe verwerkten de Pythons die in hun film en hoe kijken we nu naar het vroege Judea?

Allerlei scènes zijn goed gekozen. Discussies over sandalen en kalebassen lijken verdacht veel op de toenmalige halachische debatten, terwijl de Pythons het verzet tegen Rome presenteren als hopeloos verdeeld. Daarvoor valt beslist iets te zeggen.

Er moeten verschillende groepen zijn geweest. De Joodse historicus Flavius Josephus, onze voornaamste bron, spreekt bijvoorbeeld van een aan het jodendom vreemde “vierde filosofie” (naast de Farizeeën, Sadduceeën en Essenen). In de jaren kort vóór de verwoesting van de tempel ontstaat de groep der Zeloten. Weer een andere naam is die van de Sicariërs, de “messentrekkers”.

Deze laatste stroming ontstond als reactie op de Romeinse annexatie van Judea in 6 n.Chr. Gouverneur Quirinius gelastte een volkstelling om te weten hoe de belastingen moesten worden geheven, waarop een zekere Judas de Galileeër een opstand ontketende. Alleen God kon de heerser zijn van de Joden, zei hij, dus niet keizer Augustus, en de hemel zou de rebellen helpen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ex oriente nox

Het licht komt uit het oosten, zegt men, maar de duisternis zet er ook wat vroeger in. Zesentwintig van de zestig Japanse universiteiten hebben aangekondigd dat ze sterk zullen bezuinigen op hun faculteiten geestes- en sociale wetenschappen, of deze helemaal zullen opheffen. Tot de universiteiten die geen gehoor zullen geven aan de oproep van het ministerie om wat nuttigers te gaan doen, behoren die in Tokyo en Kyoto. Ik vrees echter dat zij het avondrood vormen in het land van de ondergaande zon.

Ik vrees verder dat Nederland het voorbeeld gaat volgen en dat het ook in andere landen minder wordt. Overal op deze wereld hebben de geesteswetenschappen immers álles gedaan om hun belang te verbergen. 

Voor het goede begrip: de overdracht van informatie is een van de drie door de wetgever aan de universiteiten opgedragen taken. (De andere zijn onderwijs en onderzoek.) Hier zijn enkele voorbeelden van de wijze waarop de geesteswetenschappers hun licht onder de korenmaat houden, ontleend aan mijn vakgebied, de oudheidkunde:

  • De afwezigheid op het internet. Of het nu gaat om een specifiek onderwerp als Sokrates of een wat algemener thema als de taalkunde: de inzichten worden niet gedeeld waar u ze zoekt. Over veel onderwerpen vindt u nu vooral wat politiek activisten en religieus fundamentalisten verspreiden.
  • Zelfs als we de lat laag leggen en zouden veinzen dat in de eenentwintigste eeuw voorlichting nog zou kunnen bestaan uit boeken, valt op dat de meest voor de hand liggende thema’s niet worden belicht. Goede geschiedenisboeken over het Romeinse Rijk of de Perzische Oorlogen ontbreken. De markt, die er wel degelijk is, is inmiddels in handen van kwakhistorici.
  • Ons Romeinse verleden wordt steeds meer opgehangen aan het thema van de limes, die de oude kapstok van “Claudius Civilis en de Batavieren” vervangt. Dat is een verbetering, maar geen oudhistoricus, geen archeoloog legt u uit hoe. Het gevolg is dat men in de 368 gemeentes in Nederland zonder limes-erfgoed het project beschouwt als speeltje van projectontwikkelaars.
  • We hebben nog altijd redelijk goede musea. Maar toen Halbe Zijlstra sneerde dat hij niet wist wat hij aan moest “met musea vol opgegraven potten en pannen”, was er geen archeoloog die de moeite nam uit te leggen dat die musea de empirische basis tonen van het goed-liberale idee van de menselijke vooruitgang.
  • De voorlichting groeit niet mee met het steeds hoger opgeleide publiek. Er is geen enkele uitleg over bijvoorbeeld geschiedtheorie. Voor een uitleg van de hermeneuse moet u zijn bij de theologen, want classici en oudhistorici vinden dat u niet hoeft te weten wat hun vak tot wetenschap maakt.
Vorige Volgende