Janos

415 Artikelen
39 Waanlinks
1.116 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
János schrijft graag over muziek, politiek, en andere dingen die eindigen op 'iek'. Zoals onderwijs en de bijstand. Hij snapt niet zo veel van taal.

Closing Time | Frozen Dawn

W00t! Spaanse melodieuze black metal, dat is weer eens wat anders! Frozen Dawn, uit Madrid, was met het album The decline of the enlightnened gods, verantwoordelijk voor één van de metalen hoogtenpunten uit 2023. Het nummer Frozen Kings is zowel catchy als lekker agressief.

 

Closing Time | Aephanemer 8 bit

Dat was vet hé, eergister? Aephanemer? Voor degenen die (ook) de instrumentale versie hebben geluisterd: verrassing! Er is er nóg een van. Een 8 bit versie. Die verdacht veel meer lijkt op oude computerspelletjesmuziek, meer dan op de melo-death die het eigenlijk was. Maar boeien, superleuk dit.

Closing Time | Thy Catafalque

Het fijne van mensen tegenkomen die naar een vet concert zijn geweest, is (naast het aanstekelijk enthousiasme van mensen die over goede muziek praten) natuurlijk dat je zo ook wel eens wat hoort over bands die je tot dat moment niet kende. Zoals, in dit geval, over het Hongaarse Thy Catafalque, die experimentele (en behoorlijk eclectische) metal maken. Supervet, ik zou ze graag eens gaan bekijken, maar het concert hier in de buurt was dus (op het moment van schrijven) gisteren. Grummel grummel. Nou ja, deze live-registratie ui Boedapest maakt veel goed gelukkig.

Closing Time | Aephanemer

Aephanemer is een Franse melo-death band. Momento Mori is het debuutalbum uit 2015. Heel fijne muziek! En mocht de lezer nu denken “ja das mooi die fijne muziek, maar bij death metal schreeuwt er altijd iemand doorheen”, ja, eh, das waar en hoort er bij enzo, maar als u dat nou écht niet zo goed trekt staat achter de opname van deze cd hetzelfde album nog een keer, maar dan zonder zang.

Bijstandsexperimenten, vraag me alles!!

OPROEP - Ok, dit was het denk ik voorlopig weer even. Op 2 januari 2018 schreef ik hier voor het eerst over het Nijmeegse bijstandsexperiment, dat toen net één maand bezig was. En waar ik al een paar jaar voor aan het werk was om het voor te bereiden. En als buitenpromovendus nog jarenlang wetenschappelijk onderzoek zou doen.

Ook na het afronden van mijn proefschrift ben ik hier veel met jullie blijven delen. Over de resultaten van het Nijmeegse experiment, en van andere experimenten. Over het leven als buitenpromovendus. Het ambtelijke werk dat in de voorbereiding van de experimenten ging zitten. En allerlei rare en soms irritante dingen in de wetenschap.

Eigenlijk vraag ik me vooral af: hebben jullie nog vragen? Dus als iemand nog iets wil weten over alles waar ik de afgelopen jaren over heb geschreven onder het kopje ‘proef bijstand’, dan is nu de kans! Antwoord niet gegarandeerd, maar wel waarschijnlijk.

Vanaf nu dus geen niet-iedere-week-maar-toch-vrij-regelmatige donderdagochtendblog over dit onderwerp meer. Maar, mochten er nieuwe interessante dingen te vertellen zijn, over dit experiment of (klop klop) vervolgexperimenten, dan meld ik me vanzelf wel weer.

Ambtelijke arbeid

ACHTERGROND, LONGREAD - Dit stukkie gaat over een aspect van de bijstandsexperimenten waar ik tot dusver nog niet zo veel over geschreven heb: het ambtelijke werk dat er bij is komen kijken om ze mogelijk te maken. Bij de gemeentes, maar ook bij onder andere het Rijk. En ik wil het graag wat breder trekken, omdat er in de samenleving soms (cliché)beelden heersen over ‘wie er hard werken’. Als iemand het heeft over ‘de hardwerkende Nederlander’, laten we wel wezen, dan zal het meestal niet over de gemeenteambtenaar gaan.

Het ambtelijke werk aan de experimenten

Het verhaal over de praktische organisatie van het Nijmeegse bijstandsexperiment is er één van “ambitieus starten, heel lang wachten, in een rotvaart haasten om mee te kunnen doen”. Nijmegen was één van de eerste, zo niet de eerste, gemeente waar sprake was van het houden van een bijstandsexperiment, met een op vertrouwen gebaseerde bijstand. Echter: in Nijmegen kwam dit initiatief uit de gemeenteraad, terwijl in andere gemeenten het initiatief uit het college van B&W kwam. En een college kan in de regel sneller handelen, dus tegen de tijd dat in Nijmegen de formele besluitvorming geregeld was, waren er al vier gemeenten gestart met een onderhandeling met het ministerie over hoe die bijstandsexperimenten er uit zouden komen te zien. Nijmegen was te laat om daar nog bij aan te sluiten, en moest op de achterbank wachten. En wachten. Wel bloody anderhalf jaar wachten, totdat er (eindelijk) een concreet kader lag hoe de experimenten er uit mochten zien. (Gelukkig ben ik een geduldig mens).

Foto: © Sargasso logo Kort copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Stuk is te lang

Je zal het maar hebben. Je stuk is te lang. Dat is onhandig, want het wetenschappelijk tijdschrift waar je ‘em wil indienen is Heel Streng wat betreft het maximale aantal woorden dat je mag gebruiken. En er komt een punt dat je je onderzoek en bevindingen niet in nóg minder tekens kan beschrijven zonder de inhoud geweld aan te doen. Of de leesbaarheid.

Maar daar zijn dus trucjes voor, heb ik geleerd. Je kan wat referenties weghalen – in plaats van je te beroepen op die drie teksten die je punt ondersteunen, verwijs je er slechts naar één. Lullig voor de schrijvers van die twee die je weglaat, want ook zij worden afgerekend op citaties en al wat dies meer zij. Maar het is niet anders. Je kan ook gewoon wat initialen weghalen uit iemands naam, of wat spaties verwijderen tussen de initialen, heb ik horen vertellen. Ook niet zo netjes, maar het zoeksysteem snapt toch wel wie het gaat dus de personen krijgen in ieder geval wel de verdiende credits. Of in het uiterste geval schrap je gewoon wat stukken die je later terugplaatst als je de drukproef krijgt, want daarna wordt niet meer gecontroleerd op aantal woorden.

Impact schmimpact – Citaties tellen en impact factor

ACHTERGROND - Dit stuk gaat over het tellen van hoe vaak wetenschappelijk werk geciteerd wordt, en over soortgelijke zaken. En dat is natuurlijk keimegasuperbelangrijk, dat snapt u. Niet? Maakt niet uit, ik heb er toch een uitgebreid stukje over getikt. Want hoe mooi en nuttig de wetenschap ook is: er valt ook genoeg over te zeuren.

Hoe meet je kwaliteit van wetenschap?

De kwaliteit van een wetenschapper en de impact van wetenschappelijk werk wordt vaak bepaald door ‘tellen’. Er is zelfs een heel veld ontstaan, de bibliometrie, dat zich bezig houdt met het meten van de kwaliteit van wetenschappelijk werk. Maar ja, dat gebeurt, zoals helaas wel vaker, vervolgens op basis van kwantitatieve indicatoren. En het kwantificeren van kwaliteit is zoals bekend heel erg lastig en gevaarlijk vanwege mogelijke (onvoorziene) perverse neveneffecten.

Er zijn een aantal indicatoren opgesteld waarop kwaliteit wordt beoordeeld. Sommige zijn vrij recht toe recht aan. Voor een wetenschapper wordt bijvoorbeeld vaak gekeken naar het aantal keer dat ‘ie geciteerd is, en hoeveel artikelen er zijn geschreven. En voor een artikel wordt hoe vaak het geciteerd is gezien als een aanduiding van kwaliteit. Daar even over nadenken zou al tot een opgetrokken wenkbrauw kunnen leiden, want laten we wel wezen: als iemand een artikel publiceert en vervolgens citeren 100 mensen dat artikel als voorbeeld van slecht onderzoek of ondeugdelijke methodes, dan lijkt het puur op basis van de cijfers (100x geciteerd!) heel wat.

Quote du jour | jeugdhulp – niet normaal!

QUOTE - Er moet ‘genormaliseerd worden’, in de jeugdhulp, las ik in dit artikel op Binnenlands Bestuur.

De term normaliseren is ‘een containerbegrip’. Het wordt vaak in de mond genomen in de context van het toenemende jeugdhulpgebruik, en heeft betrekking op de vraag hoe ‘we’ het gedrag van jongeren minder problematiseren en minder medicaliseren. ‘Niet alle hulpvragen van jeugdigen of ouders hoeven met jeugdhulp beantwoord te ­worden’, is te lezen in de Hervormings­agenda Jeugd.

Hoe nu verder met de bijstand?

Ja, wat nu? We hebben enorm veel informatie opgehaald in een aantal bijstandsexperimenten. Her en der heeft dat al geleid tot grotere of kleinere aanpassingen in het beleid van deelnemende gemeenten. Ook bij het Rijk is een omslag te zien, in het wetsvoorstel Participatiewet in Balans van minister Schouten. Daarin wordt erkend dat de Participatiewet op punten niet goed werkt, dat het mensbeeld dat er achter zit niet ok is, dat er minder moet worden uitgegaan van wantrouwen, en dat de menselijke maat terug moet. De concrete wijzigingen lijken, op basis van de beschikbare kennis goede, edoch vrij kleine aanpassingen in het bestaande systeem. Maar wat zou een goede weg zijn als je, op basis van de bekende wetenschappelijke inzichten, ons bijstandsbeleid (of wat breder, de hele sociale zekerheid) zou willen verbeteren?

We weten wat niet werkt

Want zoals ik al eerder schreef, we weten namelijk al ontzettend veel uit wetenschappelijk onderzoek over ons sociale stelsel. En heel veel van die kennis is dat wat we doen vrij beroerd werkt. Het stukje achter de link gaat over Nederland, maar ook uit onderzoek naar het Verenigd Koninkrijk weten we dat soortgelijke systemen als het onze voor veel problemen kunnen zorgen (van ‘material hardship and health problems’ tot ‘increased child maltreatment and poorer child well-being’). De nadruk op strenge sancties (aan kwetsbare mensen) zorgt voor schier oneindige maatschappelijke ellende. Op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis zou je dus best kunnen zeggen: het huidige systeem moet helemaal anders. Niet alleen in Nederland maar in de hele westerse wereld, van Australië via het UK tot de VS. Overal waar dogma’s rondom ‘zelfredzaamheid’ en ‘workfare’ decennialang het beleid hebben bepaald. En de mensen die het had moeten helpen in de ellende heeft gestort.

Peer review: ergernis en kwaliteitscontrole

ACHTERGROND - De afgelopen maanden heb ik het weer regelmatig met jullie gehad over de bijstandsexperimenten, en dan met name over de inhoud daarvan. En hoewel de inhoud natuurlijk het belangrijkst is, zou ik nu graag toch weer een moment nemen om het over ‘de wetenschap’ te hebben. En dan specifiek over mijn ervaringen tijdens mij promotietraject met het publicatieproces en peer review.

Peer review is, denk ik, vaak wel een nuttig iets. Zoals ik eerder in deze serie beschreef zit op de meeste wetenschappelijke publicaties wel een soort van een collegiale check. De strengheid van die check draagt vaak bij aan hoe serieus een wetenschappelijk artikel wordt genomen. De strengste vorm van zo’n collegiale check is de anonieme peer review, zoals gedaan bij wetenschappelijke tijdschriften. Die laten twee, drie of soms vier experts mee kijken naar een ingediend artikel. Die zorgen dat de echte rotzooi er tussenuit wordt gehaald, en dat de artikelen die uiteindelijk gepubliceerd worden naar een wat hoger niveau worden getild. De wederzijdse anonimiteit moet dan objectiviteit garanderen. Hier zitten wel de nodige haken en ogen aan. In semiwillekeurige volgorde een aantal waar ik me het meest aan stoor.

Hemeltergend traag

Geheel persoonlijk: wat duurt dat proces ongelooflijk irritant lang soms. Ik ben niet het geduldigste mens op aarde, dat speelt vast mee. Maar het proces van:

Vorige Volgende