Het interessante van deze vragen was, dat er eigenlijk geen eenduidig antwoord was, en dat het soort reactie dat ermee opgeroepen werd sterk afhing van degene aan wie de vraag werd gesteld. De militairen deden bijvoorbeeld hun uiterste best om het te doen voorkomen alsof het ging om een legitieme actie, die de revolutie weer in het goede spoor moest terugleiden. Zij beriepen zich erop dat er gigantisch veel verzet gerezen tegen president Morsi, wat tot uiting kwam in de petitie die de zogenoemde Tamarrod (rebellie) -beweging had georganiseerd. Daarin was om het aftreden van Morsi en om nieuwe presidentverkiezingen gevraagd. Onder de petitie zouden wel 22 miljoen handtekeningen zijn opgehaald, zo werd gezegd, al heb ik nergens gelezen dat dat aantal ook daadwerkelijk is geverifieerd. De bekendmaking hiervan ging gepaard met een demonstratie op 30 juni die in het hele land ook nog eens miljoenen op de been bracht om die petitie kracht bij te zetten. Morsi weigerde echter aan de oproep gehoor te geven. En daarop waren op 3 juli de militairen in actie gekomen om ‘de wil van het volk tot uiting te brengen’ en de president af te zetten. Zo heette het althans in de rede die minister van Defensie en opperbevelhebber, generaal Abdel Fatah el-Sisi een dag later uitsprak, in het gezelschap van belangrijke kopstukken van de oppositie en van de belangrijkste geestelijke leiders, de sheikh al-Azhar en de Koptische paus. In dezelfde rede bracht El-Sisi ook een blauwdruk over het voetlicht voor een ‘nieuw begin’. Een commissie van vijftig man zou een nieuwe grondwet gaan schrijven (de oude werd opgeschort). Er kwam een interim-president (het hoofd van het Constitutionele hooggerechtshof, Adly Mansour) en er zou een nieuwe regering van technocraten komen (dat werd de huidige regering-Beblawi) Ook zou een nieuwe kieswet worden ontworpen. Alles zou vóór het einde van het jaar klaar moeten zijn en kort daarop zouden dan nieuwe verkiezingen volgen.
“Correctie”
Aldus de lezing van de militairen. Geen coup, maar een ”correctie” op de revolutie van 25 januari waarbij Mubarak was afgezet. Een lezing die schoorvoetend werd gevolgd door Westerse landen als de EU en de Amerikanen om de betrekkingen met Egypte niet in gevaar te brengen. De Amerikanen zouden zelfs wettelijk verplicht zijn geweest hun financiële steun aan Egypte op te schorten als er sprake zou zijn geweest van een coup. Maar intussen was het duidelijk dat de Westerse landen nogal in hun maag zaten met de gang van zaken. Van veel kanten werd erop gewezen dat het wel degelijk een coup was geweest. Morsi, die nu aan de kant was gezet, was tenslotte de enige wettig gekozen autoriteit van het land geweest. Al was daar wel bij aan te merken dat hij regeerde op basis van een dubieuze grondwet en met steun van een nauwelijks legitiem parlement, terwijl het ook steeds duidelijker werd dat hij in wezen de president van de Moslim Broederschap was, meer dan van heel Egypte. Maar puur technisch gezien was het afzetten van de gekozen president nu eenmaal niets anders dan eens staatsgreep. En het was zeker niet alleen de aanhang van de Broederschap zelf die dat zo noemde. Al waren dat wel degenen die het hardst protesteerden tegen de ‘diefstal van de revolutie en van de legitimiteit.’ Hetgeen te begrijpen was. Het was tenslotte hun kortstondige moment van heerschappij waar korte metten mee was gemaakt.
Maar er was dus nog een derde versie van wat er die 3e juli was gebeurd. In die lezing was het een contra-revolutie geweest. Degenen die deze versie naar voren brachten, wezen op feiten die erop leken te wijzen dat er een georkestreerde campagne gaande was geweest om de president de genadeklap toe te brengen. Morsi was nooit overdreven populair. Hij was overduidelijk tweede keus van de Moslim Broederschap geweest, nadat de belangrijkste kandidaat van de Broederschap, Khairat el Shater, op dubieuze gronden door de kiescommissie werd afgewezen (hij had onder Mubarak in de gevangenis gezeten). Morsi, die vervolgens in zijn plaats naar voren werd geschoven daarom in de volksmond spontaan de bijnaam ”de reserveband” had gekregen, werd nog impopulairder door de steeds verdere teruggang van de economie, en door een reeks blunders. Zoals een aantal decreten in december waarbij hij zichzelf aanvankelijk boven elke wet verhief en en de Shura-Raad (Senaat)immuun maakte voor eventuele juridische acties om hem te ontbinden. Wat echter waarschijnlijk nog meer heeft bijgedragen aan zijn val,was dat in de paar laatste maanden de politie zich eigenlijk nergens meer liet zien, zodat de toch al niet rooskleurige veiligheidssituatie nog dramatisch verslechterde. Zo mogelijk nog erger was dat er ook sprake van een brandstofcrisis, waardoor er lange rijen stonden voor de benzinepompen en van tijd tot tijd de elektriciteit uit viel doordat de centrales niet op volle capaciteit konden draaien. Opmerkelijk genoeg was de politie vlak na zijn val ineens weer wél aanwezig. En ook bleek er toen even plotseling weer wél genoeg diesel en benzine voorradig te zijn. Veel mensen zagen in deze onverklaarbare wonderen een bewijs dat het ingrijpen van het leger wel degelijke een contra-revolutie was geweest. Waarschijnlijk niet helemaal ten onrechte.
Slachtpartijen
Maar voor deze lezing pleitte misschien nog wel meer de onvoorstelbaar brute wijze waarop het leger optrad tegen de Moslim Broederschap, die zich niet bij het afzetten van Morsi had neergelegd. Eerst was er begin juli een slachtpartij bij de kazerne van de Republikeinse Garde waar Morsi was geïnterneerd en waar de Broeders een soort belegering waren begonnen. Daarbij werden 51 mensen gedood. Een maand later werd de slachtpartij nog eens keihard over gedaan bij het opruimen van twee sit-ins van de Ikhwan bij de universiteit van Cairo in Giza en op het Rabaa al-Adawiyya-plein in Nasr City, in het noorden van Cairo. Die keer kwam het dodental zelfs boven de 1000, wat leidde tot de meest onsmakelijke en hartverscheurende taferelen in het mortuarium in de wijk Sayyeda Zeinab, dat totaal niet voor dit aantal was toegerust. Het waren slachtpartijen die herinneringen opriepen aan het optreden van de Hoge Raad van de Strijdkrachten (SCAF) in 2011, toen de aanvankelijk broederschap tussen de legerleiding en de revolutionairen van Tahrir begon te bekoelen. Eerst werden toen met veel geweld tentenkampen op het Tahrir-plein ontruimd. Daarna waren er de incidenten met de ‘maagdelijksheidstest’ van vrouwelijke demonstranten. En daarna volgden ook toen slachtpartijen. Eerst in oktober tijdens een demonstratie van Kopten bij het gebouw van de radio en tv in Cairo tegen het in brand steken van een kerk in het gouvernoraat Aswan (waarbij de plaatelijke gouverneur de kant van de aanvallers had gekozen). Bij deze demonstratie vielen 28 doden, sommigen doordat zij werden overreden door legervoertuigen. Vervolgens vielen er een maand later nog eens 45 slachtoffers bij demonstraties in de Mohammed Mahmoud-straat, in de buurt van het ministerie van Defensie.
Duidelijk aan deze optredens van het leger was toen dat het geen oppositie duldde en bereid was tegen elke prijs critici en diegenen die de militaire suprematie uitdaagden, de mond te snoeren. Dat ervoeren bijvoorbeeld de Kopten, die tijdens de demonstraties tegen Mubarak nadrukkelijk op voet van gelijkheid hadden meegedaan. Toen zij protesteerden tegen het wanbestuur van de gouverneur van Aswan, werd er hard op ze ingehakt. Bij het laatste harde legeroptreden van afgelopen juli ging het duidelijk om een afrekening met de Moslim Broederschap, waarmee het leger al sinds de dagen van Gamal Abdel Nasser op gespannen voet verkeert. Na het drietal bloedbaden werd ook de hele top en subtop van de Broederschap gearresteerd om te worden berecht, Intussen is ook de organisatie via een rechterlijke uitspraak buiten de wet verklaard.
Maar wat toch echt wel verbazend was, was dat dit laatste harde optreden tegen de Ikhwan breed werd gesteund. Alsof de eerdere legerbloedbaden en het autocratische karakter van het leger waren vergeten. Die vergeetachtigheid had waarschijnlijk ook te maken met een golf van aanvallen op kerken en andere Koptische bezittingen in het hele land die volgden op de schietpartijen in Giza en op Rabaa al-Adawiya – aanvallen waarvan de aanhang van de Broederschap de schuld kreeg. De stemming in de pers, publieke opinie en ook veel intellectuelen – onder wie schrijvers als Alaa al-Aswani en Son’allah Ibrahim – was uitgesproken anti-Moslim Broederschap en vóór het harde optreden. Dat ging zelfs zover dat ook een campagne van verdachtmakingen begon aan het adres van buitenlandse journalisten die kritiek durfden te uiten op het optreden van het leger (of niet enthousiast genoeg de Moslim Broederschap belasterden). Onder meer het bureau van Al Jazeera Mubasher (dat de Arabische uitzendingen vanuit Egypte verzorgde) werd om die reden gesloten. Maar vervolgens werden ook de weinige Egyptenaren die zich kritisch kritisch hadden uitgelaten over het optreden van generaal el-Sisi en de legerleiding, lastiggevallen. Zo werd Mohammed ElBaradei, de leider van het oppositionele Front van Nationale Redding, die na het afzetten van Morsi een positie had geaccepteerd als vice-president, scherp door zijn eigen achterban aangevallen toen hij uit protest tegen het bloedbad van Rabaa al-Adawiyya weer aftrad. Hij is intussen uitgeweken naar het buitenland. Een advoczaat enms teunpilaar van de Revolutionaire Socialisten die zich tegen het legeroptreden en het afzetten van Morsi keerde, werd opgepakt en moet waarschijnlijk terecht staan. En het kantoor van de 6 April Beweging, één van de bewegingen die aan de wieg stond van de protesten van 25 Januari die leidden tot de val van Mubarak, werd doorzocht, nadat de beweging eveneens afstand had genomen van ingreep van 3 juli van het leger.
Eén van de laatste uitingen van de huidige stemming in Cairo was een bijvoegsel van de krant Al-Ahram dat in het weekeinde van 13 september verscheen met als kop op de cover: ‘Vijfde colonne’ en daaronder prijkten fotootjes met de hoofden van ElBaradei, parlementariërs als Amr Hamzawi, en 6 April kopstukken als Ahmed Maher en Asmaa Mahfouz, allemaal mensen die zich kritisch hadden getoond over de ‘staatsgreep’ van het leger en het optreden daarna in Giza en Rabaa al-Adawiyya.
Geen zuiveringen
Sommigen, en ik hoor daar zelf bij, hebben uit dit alles de conclusie getrokken dat wat er op 3 juli gebeurde niet zozeer een ‘correctief optreden’ was, of een coup, en eigenlijk ook niet echt een contra-revolutie, maar dat het nog verder ging dan dat. Dat het eigenlijk meer een soort restauratie van de situatie was zoals hij was vóór het afzetten van Mubarak. Egypte is sinds de dagen van president Nasser in de jaren vijftig altijd een staat geweest waar het burgerbestuur, inclusief de repressieve veiligheidsdiensten en een min of meer dociele rechtelijke macht, functioneerde dankzij een systeem van cliëntelisme en nepotisme dat op afstand werd gedomineerd door het leger. Onder Mubarak is dat wellicht minder zichtbaar geworden omdat zijn partij, de Nationaal Democratische Partij, een belangrijk deel van de verdeling van de baantjes en de corruptietaken had overgenomen, maar daarom was het nog niet minder een feit. En één van de opmerkelijkste kenmerken van de ‘revolutie van 25 januari 2011’ is geweest dat er eigenlijk helemaal nooit een wisseling heeft plaatsgevonden van de wacht. Nergens hebben zuiveringen plaatsgevonden, niet in het politieapparaat, noch in het ministerie van Binnenlandse Zaken, of de gevreesde ‘amn al dawla’ (staatsveiligheidsdienst), of de rechterlijke of bestuurlijke macht. Ook is het opmerkelijk dat de functionarissen die zijn aangeklaagd voor corruptie er tot nu toe erg genadig afkwamen en dat van degenen die terecht hebben gestaan voor het doden van demonstranten in januari en februari 2011 nagenoeg iedereen is vrijgesproken. (Een voorbeeld van de gang van zaken is Mubarak zelf , die tot nu toe nagenoeg vrijuit ging. Hij kwam vrij in afwachting van zaken die nog lopen, maar werd, omdat dat toch wat al te ver ging, dan door de interim-president maar onder huisarrest geplaatst).
Natuurlijk kwam er na het vertrek van Mubarak als president wel een ander leiderschap aan de top. En omdat de nieuwe burgerlijke partijen nog in de kinderschoenen stonden en oude partijen als de Wafd tezeer werden vereenzelvigd met de Mubarak-tijd , was het toen de Moslim Broederschap geweest, met haar strak georganiseerde apparaat, die ging strijken met de winst. Maar al snel bleek dat de Moslim Broeders geen partij waren voor dat oude bestuurlijke complex, dat nauw verbonden is met een deel van een elite, die kon opkomen in het kielzog van Nassers ‘Vrije Officieren’ en hun opvolgers onder Sadat en Mubarak. Morsi en zijn achterban raakten verstrikt in disputen met de rechterlijke macht, en kregen geen greep op het veiligheidsapparaat of de economie. Eigenlijk wijst alles erop dat dit hele bestuurlijke complex, dat in het Engels ‘The Deep State’ wordt genoemd, dat zich na het afzetten van Mubarak een tijdje betrekkelijk koest heeft gehouden, nu na het afzetten van Morsi weer volledig terug is van weg geweest.
Het mag verbazend lijken dat veel Egyptenaren dat anders lijken te zien. In liberale en linkse kringen overheerst nog steeds enthousiasme voor het optreden van El-Sisi. Voor een belangrijk deel komt dat waarschijnlijk voort uit een diepe haat jegens de Moslim Broederschap die nu aan de oppervlakte komt. Blijkbaar was de kloof tussen betrekkelijk seculiere Egyptenaren en de Islamisten een stuk dieper dan menigeen dacht. En verrassend is ook dat een groot aantal mensen er nog steeds op lijkt te blijven vertrouwen dat het leger via de routekaart van een nieuwe grondwet en nieuwe verkiezingen Egypte weer de goede kant op zal leiden. Het lijkt me gezien het algehele klimaat van repressie een – laten we zeggen – nogal optimistische verwachting. Maar we zullen het in de komende maanden gaan zien.
Israël
Intussen is het misschien nuttig nog even een kort opmerking te maken over de houding van Israël. Officieel heeft Israël zich stil gehouden omdat, zoals een regeringsfunctionaris die werd aangehaald in Haaretz zei: ‘Alles wat we zeggen kan tegen ons worden gebruikt. Als we het geweld van het leger veroordelen, worden we ervan beschuldigd de Moslim Broederschap te steunen. Als we het toejuichen worden we ervan beschuldigd gemene zaak te maken met het Egyptische leger.’ Maar onofficieel lieten mensen als Ehud Barak, ex-minister van Defensie, of Danny Yatom, ex-hoofd van de Mossad, horen dat Israël erg blij is met het optreden van El-Sisi. Met het Egyptische leger, dat zulke goede banden met Washington heeft, kan Israël prettig zaken doen. Met partijen die meer uitdragen wat de Egyptische man in de straat denkt, zoals liberale of linkse partijen en uiteraard ook de Moslim Broederschap, kunnen ze in Jeruzalem toch veel minder goed uit de voeten.