“De conclusies van AFM en DNB zijn zorgvuldig tot stand gekomen. Via het rapport van Scheltema liggen hun meningen nu op straat. Dus nu is zichtbaar dat de mening van de AFM en DNB tegengesteld zijn. Zuiver juridisch kun je dan zeggen dat DNB het eindoordeel moet vellen. Maar praktisch is in de financiële sector de vertrouwensvraag cruciaal. Je kunt als bankbestuurder gewoon niet verder als een toezichthouder geen vertrouwen meer in je heeft.”
Hoogleraar economie Arnoud Boot in een interview uit over het onderzoek van Michiel Scheltema naar de totstandkoming van de oordelen van zowel de DNB als AFM over de geschiktheid van Gerrit Zalm om ABN Amro te leiden na zijn optreden bij DSB. En oordeelt dat Scheltema er onverstandig aan heeft gedaan een kant te kiezen, zeker omdat dat niet zijn opdracht was.
Reacties (3)
“En oordeelt dat Scheltema er onverstandig aan heeft gedaan een kant te kiezen, zeker omdat dat niet zijn opdracht was.”
Is dat zo? Scheltema werd gevraagd een oordeel te vellen over de neergang van de DSB én de betrokken bestuurders, commissarissen en toezichthouders.
Aangezien Zalm primair onder vuur ligt vanwege DSB en het oordeel van de toezichthouders hier over gaat – en zijn ook onderdeel van het onderzoek zijn, kan hij er wel degelijk wat over zeggen.
De Jager had alleen wel de AFM en DNB – zoals ook werd voorgesteld – in een kamer op moeten sluiten om ze met een gezamenlijk oordeel te laten komen. Of hij had het moeten verkopen als: “de DNB en AFM gaan over verschillende aspecten van het bankwezen, dus ze kunnen verschillende meningen hebben.” Maar dan had de conclusie moeten zijn dat Zalm had moeten wieberen omdat de AFM over de integriteit van de banken en bankiers gaat.
Ik ga af op wat Boot zegt over de rol van Scheltema:
“Hij moet een zogenoemde marginale toetsing doen: bekijken of AFM en DNB hun beoordeling zorgvuldig hebben uitgevoerd en in redelijkheid tot hun oordeel zijn gekomen. Dit geeft al aan dat ze tot verschillende oordelen konden komen.”
@2 Als ik de berichten van gisteren lees, dan komt Scheltema ook tot de conclusie dat Zalm kan blijven zitten, omdat hij de manier waarop het AFM-oordeel tot stand komt van tafel veegt.
Het is redelijk onhoudbaar om te zeggen: “ik vind het onderzoek dat A zegt goed uitgevoerd, en het onderzoek wat B zegt slecht, maar ik ga niks zeggen over de conclusie of het A of B moet zijn, ook al is dat tevens een ander deel van mijn takenpakket.”
Dat was juist het dilemma voor Scheltema: zijn opdracht is te divers. Hij moet namelijk tevens oordelen over het toezicht van de DNB en AFM én over het functioneren van Zalm in het bankwezen. Daar gaat het namelijk om: als hij niks over het toezicht van de AFM zegt, maar wel over het functioneren van Zalm; dan zou hij met zichzelf in tegenspraak handelen.
In wiskunde termen zou je denk ik spreken van een niet-eenduidig beoordelingsproces.