Boekrecensie | Armoede uitgelegd aan mensen met geld

Serie:

RECENSIE - Tim ’s Jongers heeft een boek geschreven waarin hij, zoals de titel al verklapt, dingen over armoede vertelt en waarbij hij zich specifiek richt tot het niet arme deel van de bevolking. Voor degenen die ’s Jongers niet kennen: hij is een Belgisch wetenschapper en publicist, die in Nederland onderzoek deed naar armoede bij onder andere de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving. Hij is bekend bij het grote publiek als columnist bij onder andere De Volkskrant en De Correspondent, en door zijn eerdere boek Beledigende Broccoli. Momenteel is hij directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA.

Het boek in vogelvlucht

Om te beginnen bij het begin: ’s Jongers heeft een uitermate leesbaar boek geschreven. Hoewel het onderwerp zwaar en bij tijd en wijlen schrijnend is, is de schrijfstijl dermate vlot dat je blijft lezen. ’s Jongers is zelf opgegroeid in armoede. Hij maakt van dat gegeven zeker geen ‘armoede peepshow’, zoals hij het zelf verwoordt (p13), maar zet het sporadisch en (daardoor?) zeer effectief in om zaken te illustreren. Het deed me een beetje denken aan de boeken van Geert Mak, die bij het beschrijven van grote lijnen in de geschiedenis ze door middel van een anekdote tot leven brengt.

In Armoede uitgelegd aan mensen met geld komen vrijwel alle relevante thema’s en discussies rondom armoede aan bod. Zoals bijvoorbeeld de gezondheidsverschillen tussen arm en rijk, de blijvende effecten van kinderarmoede, het feit dat velen in de bijstand helemaal niet kunnen werken (hoezeer ze ook in die richting worden geduwd) en de culturele aspecten van armoede die het lastig maken om er aan te ontsnappen. Een terugkerend thema is de veel te hoge verwachting over de zelfredzaamheid van mensen die beleidsmakers hebben, het probleem dat van de mensen die de overheid het hardste nodig hebben het meest wordt verwacht, en het geloof in de meritocratie waardoor armoede als ‘eigen keuze’ wordt gezien. Met tal van voorbeelden illustreert ’s Jongers de onzinnigheid daarvan.

Het boek geeft dus een zeer volledig beeld van de huidige discussies rondom armoede en bestaanszekerheid, en wat er allemaal mis gaat in dat domein. De auteur tikt vrijwel alle relevante thema’s aan, en gebruikt inzichten uit een zeer brede literatuur. Van wetenschappelijke klassiekers als Deci & Ryan over zelfbeschikking tot de inzichten over verschillende typen ‘kapitaal’ van de socioloog Bourdieu. Tot recente, Nederlandse wetenschappelijke rapporten over (de gevolgen van) armoede. Complimenten voor de volledigheid van de schrijver, én het ogenschijnlijke gemak waarmee hij moeilijke onderwerpen toegankelijk maakt.

Wat kritische noten

Om te voorkomen dat dit al te veel een lofzang wordt, toch wat kritische kanttekeningen. De eerste is dat veel van ’s Jongers zijn kritiek wat apolitiek van aard is, gericht is op ‘de dominanten’, ‘hoopvollen’ of ‘knoppendraaiers’, die verantwoordelijk zijn voor de huidige situatie. Maar dat is natuurlijk een wat al te grove generalisatie. De constatering dat ‘ons soort mensen’ wel heel goed voor zichzelf heeft gezorgd is volkomen terecht. Hij beschrijft zorgvuldig hoe de welvarende klasse de problemen van het leven weet te outsourcen. Druk? Dan gaan we uit eten of nemen we een hulp in de huishouding. Kinderen moeite op school? Dan doen we ze op bijles. Een onmogelijke belastingaangifte? Dan huren we gewoon een adviseur in. Et cetera. Het zijn allemaal luxes die mensen in armoede niet hebben, hen wordt gevraagd om ‘zelfredzaam’ te zijn.

Maar het was natuurlijk een bepaald deel van de ‘hoopvollen’ dat uit politiek/ideologische redenen heeft aangestuurd op het huidige systeem. Het waren, om maar wat te noemen, niet de rijke, hoogopgeleide socialisten die hebben gevochten voor een nachtwakersstaat, waarbij de overheid het minimale doet en waarbij de zelfredzame ‘homo economicus’ zowel idool als uitgangspunt is.

’s Jongers benoemt dit niet, behalve impliciet als hij het heeft over de “terugtredende overheid” (p161). Die terugkerende overheid, die had echter natuurlijk politieke voorvechters (maar wie dat waren blijft weer buiten beeld).

Nu weet ’s Jongers dit allemaal natuurlijk donders goed, en acht ik de kans aanzienlijk dat het niet al te duidelijk benoemen hiervan strategisch is (je moet juist ook de rechtsmens zien te overtuigen natuurlijk, gezien de politieke verhoudingen in dit land, en dan werkt al te duidelijk benoemen wie verantwoordelijk is voor de huidige puinzooi wellicht tegen je). Tegelijkertijd wordt op deze manier toch wel een beetje onrecht gedaan aan de talloze dominanten en knoppendraaiers die de afgelopen decennia hebben gevochten tegen het huidige systeem, die hebben gewaarschuwd voor de gevaren en hebben gevochten tegen de bierkaai.

Een andere al te grove generalisatie komen we tegen als de schrijver uithaalt naar het basisinkomen, iets voor ‘jonge hoogopgeleiden die de ballen van armoede snappen’ (p52). Los van wat je van het basisinkomen vindt, ik ken de voorstanders in alle soorten en maten, van oud tot jong, arm tot rijk en praktisch tot theoretisch opgeleid. Ook hier doet het generaliseren nodeloos afbreuk aan de rest van het (overwegend uitstekend onderbouwde) betoog.

Wat al te ver doorgevoerd cynisme

Een ander kritisch punt, en dat sluit aan bij bovenstaande, is het cynisme van de auteur. Cynisme kan effectief zijn in een betoog, en ook in ‘Armoede uitgelegd aan mensen met geld’ vervult het soms die rol door wat (zwarte) humor aan te brengen. Een mooi voorbeeld is de frase: ‘Want iemand die ‘uit het handje eet’ zou maar eens levensvreugde of enige vorm van comfort ervaren‘ (p82) – als hij het heeft over de lasten waar burgers onder gebukt gaan als gevolg van de ‘chronische overheidsargwaan’. Dit is inderdaad gewoon (zei het wat hard geformuleerd) waar het rijksbeleid op gebaseerd is, met alle gevolgen voor de burger van dien.

Maar het kan ook ten koste gaan van de analytische scherpte. En dat gevoel heb ik bijvoorbeeld bij de passage “Ik kijk dan uit op een zaal van pakweg honderd ambtenaren, die mij blijkbaar nodig hebben voor een analyse van hun eigen vakgebied” (p10). Dit is toch een beetje alsof meneer pastoor, wiens kerk elke zondag bomvol zit, zich vertwijfeld afvraagt of al die katholieke mensen de bijbel niet kennen, want ze moeten blijkbaar naar hem komen om er over te horen. Terwijl de werkelijkheid natuurlijk is dat meneer pastoor zo mooi kan vertellen, en dat al die gelovigen komen om verhalen te horen die ze voor een groot deel al kennen.

En zo is het natuurlijk ook bij eerwaarde ’s Jongers. Neen, de zaal zit niet vol met mensen die hem nodig hebben voor een analyse van hun vakgebied.* De zaal zit vol met mensen die dezelfde analyse al hebben gemaakt, of deels hebben gemaakt, en bevestiging willen hebben van hun waarneming. Of die wellicht op zoek zijn naar iemand met autoriteit, die het verhaal zo strak neer kan zetten dat een ambtelijke of politieke baas overtuigd kan worden meer met deze kennis te doen.

Sterker nog, de werkelijkheid is misschien wel cynischer dan wat ’s Jongers schrijft. Want juist de mensen die zijn verhaal wél nodig hebben om tot een correcte analyse te komen, die zitten helemaal niet in die zalen waar hij staat. Die vinden bijstandsgerechtigden immers labbekakken, kijken neer op mensen zonder geld (zullen wel niet hun best hebben gedaan) en gaan toch godbetert niet luisteren naar iemand die verbonden is aan de Partij van de Arbeid?

Wat random interessante dingen

Nog enkele vermeldingswaardige zaken. ’s Jongers scoort tien bonuspunten voor het opnemen van Sam Vimes “Boots” theory of socioeconomic unfairness. De schrijver spreekt de lezer aan en zegt: ‘ha jij hebt vermoedelijk zelfs betaald voor dit boek’, maar dat is natuurlijk een misvatting want wij knoppendraaiers kennen onze privileges – zo’n boek krijg je gewoon gratis als je er een stukje over tikt.** Het punt dat ‘wij’, de dominante groep hoogopgeleiden met  ‘articulatiemacht’ een verantwoordelijkheid hebben voor de bestrijding van armoede, deel ik hartgrondig en kan niet genoeg onder de aandacht gebracht worden (bij deze dus nog een keer).

De auteur stelt dat ‘er geen enkel domein is waar ‘niet over de mensen zonder de mensen’ zo van toepassing is’. Hoewel het in het armoededomein óók van toepassing is, vermoed ik dat sekswerkers, drugsgebruikers of daklozen er met de ‘hoofdprijs’ vandoor gaan in de categorie ‘geen volwaardig gesprekspartner zijn’. Ik vermoed overigens ook dat er wel enige verschillen zijn tussen, bijvoorbeeld, het Rijk en lokale overheden, als het gaat om het betrekken van mensen waar het om gaat. Een anekdote: toen het Nijmeegse bijstandsexperiment in volle gang was, kwamen ambtenaren van het ministerie van SZW en het CPB langs op werkbezoek, om te kijken hoe we dat deden. Als organisator van de dag heb ik geregeld dat vrijwel de hele dag bestond uit speeddates tussen ambtenaren en bijstandsgerechtigden die deelnamen aan het experiment, juist met als doel om ‘ambtelijk Den Haag’ inzicht te geven hoe het leven in de bijstand écht is. “Dit is heel interessant”, zei een hoge ambtenaar in zo’n gesprek, “ik heb nooit eerder gesproken met iemand in de bijstand”. “Nou dat is toevallig”, gaf de bijstandsgerechtigde aan, want ik sprak ook nooit eerder een ambtenaar van een ministerie!” Er is nog wel wat te winnen, zullen we maar zeggen, als we het hebben over ‘de kloof’. Tegelijkertijd heb ik het idee dat, gelukkig, zowel lokaal als landelijk het belang van ervaringskennis steeds meer gezien wordt.

Voor wie is dit boek?

Als je op de titel af moet gaan is het wel duidelijk voor wie het is: ‘mensen met geld’. Niettemin bekroop me deze vraag tijdens en na het lezen. In algemene zin kan ik het vrijwel iedereen aanbevelen. Vlot geschreven, inhoudelijk overtuigend, over een belangrijk onderwerp dat (nog) veel meer aandacht verdient. Los van dat het prettig leest: mensen met geld kunnen er wat van leren, mensen zonder (of die hebben gezeten zonder) vinden allicht herkenning.

Tegelijkertijd denk ik dat er toch best groepen zijn die zijn bij wie dit extra onder de aandacht gebracht zou mogen worden. En dat zijn juist de mensen die er normaal met een boog omheen zouden lopen. De mensen die nog geloven in de ‘homo economicus’, die denken dat mensen in armoede, schulden en bestaansonzekerheid allemaal zelfredzaam zijn (hint: als ze dat zouden zijn zouden ze vaak niet in die situatie zitten!), en de mensen die denken dat je alleen maar hoeft te gaan werken om uit de armoede te ontsnappen.

Mijn aanbeveling zou dan ook zijn om dit boek bijvoorbeeld in de kerstpakketten te stoppen bij de ministeries van EZ en Financiën, en van de mensen die werken bij een Telderstichting. En in het pakket ‘inwerkstukken’ van iedere nieuwe ambtenaar en professional die begint te werken in het sociale domein.

Resumerend

’s Jongers heeft een goed en mooi boek geschreven. Als je het nog niet gelezen hebt, ga het vooral alsnog doen.

 

 

 

Noten

*hoewel die er wellicht ook tussen zitten, met dank aan de notie dat ambtenaren geen inhoudelijke kennis meer hoeven te hebben.
**ook schrijven voor Sargasso? Klik hier!

Reacties (22)

#2 Jos van Dijk

Het boek geeft een volledig beeld van alle aspecten van het leven in armoede. Hoe diep het ingrijpt en hoe lang het aan je kan blijven ‘kleven’, zoals de auteur het noemt. Wat ik echt wel gemist heb is aandacht voor de oorzaken van armoede. Juist als je voor ‘mensen met geld’ schrijft mag je toch niet verbloemen dat er een verband is tussen de ophoping van geld bij de een en de voortdurende tekorten van de ander. Armoede is deel van een systeem.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#2.1 Janos - Reactie op #2

Je hebt een punt, dat deel ontbreekt inderdaad. Ter verdediging van de schrijver: een boek met aandacht voor en uitleg over het hele economische systeem zou het wel weer wat dikker en minder toegankelijk hebben gemaakt – het gaat dan eigenlijk over hoe we met zijn allen de hele economie hebben ingericht. Dan is ‘sociaal beleid’ toch een stukje behapbaarder. Wellicht zou een dergelijke systeemkritiek het boek ook nog wat politieker hebben gemaakt, en dat is iets wat de schrijver volgens mij probeert te vermijden. Maar goed, dat is speculatief.

  • Volgende reactie op #2
#2.2 Hans Custers - Reactie op #2

Over die ophoping van Geld heeft Guido Alfani een boeiend boek geschreven. Volgens hem is accumulatie van rijkdom de normale gang van zaken in Europa en Noord-Amerika, al sinds de late middeleeuwen. Alleen in periodes met grote catastrofes nam de ongelijkheid af: de pestpandemie in de veertiende eeuw en de wereldoorlogen in de eerste helft van de twintigste eeuw.

  • Volgende reactie op #2
  • Vorige reactie op #2
#2.3 cerridwen - Reactie op #2

een verband is tussen de ophoping van geld bij de een en de voortdurende tekorten van de ander

Dat verband is er niet. Mensen zijn niet arm omdat andere mensen rijk zijn. Armoede is historisch en wereldwijd de norm, het is de rijkdom die afwijkt.

In Nederland is dat andersom: de meeste mensen zijn rijk, sommige mensen zijn arm.

Dit laat iets fundamenteels zien, wat in ieder geval ontbreekt in de bespreking van het boek: we (in Nederland en wereldwijd) zijn eigenlijk heel succesvol in het verminderen van armoede. De meest schrijnende armoede is grotendeels verdwenen uit Nederland, en uit grote delen van de wereld. Wat leren we daar uit? Hoe kunnen we dat gebruiken om de armoede verder te verminderen?

Als je kijkt naar de ontwikkeling van de absolute inkomensgrenzen in Nederland is dat proces goed te zien:
https://ourworldindata.org/grapher/distribution-of-population-between-different-poverty-thresholds-up-to-30-dollars?country=~NLD

Wat ook te zien is, is dat er nog steeds (een heel klein aantal) extreem arme mensen in Nederland zijn, en dat dat percentage niet echt verder afneemt. Hier heb je vermoed ik te maken met mensen, en situaties, die zodanig afwijken van wat normaal is dat het heel lastig is om die te verhelpen, ondanks voldoende mensen en middelen. Er zit op een gegeven moment een grens aan wat er mogelijk is.

  • Volgende reactie op #2
  • Vorige reactie op #2
#2.4 Hans Custers - Reactie op #2.3

Dat verband is er niet.

Bullshit. Natuurlijk is dat verband er wel. Het gaat immers in de kern om de verdeling van schaarste. Als je dat niet snapt (of niet wenst te snappen), kun je maar beter niet over ‘iets fundamenteels’ beginnen. Schaarste is namelijk het fundament van alle economische principes.

  • Volgende reactie op #2.3
#2.5 cerridwen - Reactie op #2.4

Je bent aan het bullshitten. Schaarste is slechts één economisch principe. Het gaat niet alleen om verdeling van de koek, de koek zelf kan ook groeien (of veranderen van samenstelling). En dat is ook gebeurd, zeer spectaculair zelfs. In zo’n situatie is de rijkdom niet afgepakt van de armen. Je kan hoogstens zeggen dat je de verdeling van de welvaartsgroei wil veranderen, en dat helpt mogelijk, maar voor duurzame armoedebestrijding is het nodig dat de koek groeit.

#2.6 Hans Custers - Reactie op #2.5

Nee hoor, schaarste is het kernbegrip van de economie. Als iets niet schaars is, wordt er niet in gehandeld. Want niemand gaat betalen voor iets dat overal voor het grijpen ligt. (Behalve natuurlijk als mensen zich wijs laten maken dat het schaars is; aan dergelijk bedrog wordt ook wel aardig verdiend.) Dat iets meer of minder schaars kan worden verandert helemaal niks aan dat elementaire principe. (En van de open deuren die je intrapt was ik al op de hoogte. Je had je de moeite dus kunnen besparen.)

Het simpele feit is en blijft dat ongelijkheid bepaalt hoe de koek wordt verdeeld. Dat de koek in het verleden misschien kleiner was doet daar helemaal niks aan af. Dat er geen verband is tussen de rijkdom van de een en de armoede van de ander is en blijft dus klinkklare onzin.

  • Volgende reactie op #2.5
#2.7 cerridwen - Reactie op #2.6

Nee hoor, schaarste is het kernbegrip van de economie.

Je kan het wel herhalen, maar het blijft flauwekul. Schaarste is niet ‘het’ kernbegrip van de economie, de economie is veel breder dan dat.

Bovendien volgt uit het begrip schaarste niet dat mensen arm zijn omdat andere mensen rijk zijn.

Dat de koek in het verleden misschien kleiner was doet daar helemaal niks aan af.

‘misschien?’ En jij claimt iets te weten van economie?

‘Dat de aarde misschien opwarmt, doet daar niets aan af’.

#2.8 Hans Custers - Reactie op #2.7

Je kan het wel herhalen, maar het blijft flauwekul.

Waarom reageeer je dan niet inhoudelijk op de uitleg die ik geef? Het blijft heel simpel: zonder schaarste heb je geen handel en dus geen economie. Als dat te moeilijk voor je is, kun je maar beter ophouden met proberen je gelijk te halen. Dat gaat dan namelijk niet lukken.

‘misschien?’ En jij claimt iets te weten van economie?

Ach, ach, ach.

#2.9 P.J. Cokema - Reactie op #2.5

Jawel, daar is-t-ie weer: de koek moet groeien, het mantra van de neoliberale dictatuur

  • Volgende reactie op #2.5
  • Vorige reactie op #2.5
#2.10 cerridwen - Reactie op #2.9

Als jij het belangrijk vindt dat minder mensen in armoede leven, dan moet de koek groeien ja.

Doe mij maar een ‘neoliberale dictatuur’, die vinden armoedebestrijding tenminste belangrijk.

#2.11 Co Stuifbergen - Reactie op #2.5

De koek kan niet oneindig groeien.

Je kunt ook de koek relatief groter maken:
Tijdens een pestepidemie sterven veel mensen, maar het landbouwareaal neemt niet evenredig af, en het aantal ossen en ploegen ook niet.

Dus kan er meer verdeeld worden.

  • Vorige reactie op #2.5
#2.12 cerridwen - Reactie op #2.11

”Tijdens een pestepidemie sterven veel mensen

Ik ben benieuwd naar jouw voorstel over welke mensen je nu zou willen laten sterven, en op welke manier.

We leven niet meer in de Middeleeuwen. Gelukkig.

#2.13 Janos - Reactie op #2.12

Wat een ontzettend flauwe reactie cerridwen, op 2.10, om hem dit in de schoenen te schuiven terwijl dat evident niet bedoeld is. In de categorie “als je zo je punt moet maken zal het wel niet zo’n goed punt zijn” zullen we maar zeggen.

#2.14 Co Stuifbergen - Reactie op #2.13

Nou ja, het was ook een beetje flauw van mij om hierover te beginnen, want cerridwen heeft nooit gezegd dat de koek relatief groeien mag.

#2.15 Co Stuifbergen - Reactie op #2.3

Het klinkt leuk dat de koek groeien moet, maar intussen wordt er ook veel koek verspild aan grote auto’s en verre vakanties, tot zelfs in de ruimte.

  • Vorige reactie op #2.3
#2.16 cerridwen - Reactie op #2.15

Dat vind jij.

Het idee dat het zinnig is om te gaan micromanagen waar andere mensen hun geld aan uitgeven is eerlijk gezegd best eng.

#2.17 beugwant - Reactie op #2.16

Als iemand zijn fortuin binnenharkt door wereldwijd zijn werknemers tegen een hongerloontje in een luier door een distributieloods te laten hollen en er vervolgens een superjacht van vele miljoenen voor laat bouwen is dat geen micro-schaal meer.
Uitkeringstrekkers onafgebroken financieel in de reet kijken daarentegen…

  • Volgende reactie op #2.16
#2.18 Hans Custers - Reactie op #2.16

Ik vind het nog veel enger dat er zoveel dogmatici rondlopen die maar niet verder willen kijken dan hun neus lang is. Die liever een serieuze discussie uit de weg gaan door te strooien met kinderachtige drogredenen, dan serieus proberen te begrijpen wat iemand anders probeert te zeggen. Het is vooral eng dat er daar zoveel van zijn.

  • Vorige reactie op #2.16
#2.19 beugwant - Reactie op #2

Wat ik echt wel gemist heb is aandacht voor de oorzaken van armoede

Maar zal zo’n Redevoering tot de hoofden van de Bovenbazen beklijven?
Een begin is er; de laatste keer klonk er in Davos al een “Tax us!”, dus Rutger Bregman moet het jaar ervoor toch íets in gang hebben gezet. Maar vooralsnog likt het systeem naar boven en trapt naar onderen.

  • Vorige reactie op #2
#3 Janos

Speciaal voor #2.3, die schrijft:

Dit laat iets fundamenteels zien, wat in ieder geval ontbreekt in de bespreking van het boek: we (in Nederland en wereldwijd) zijn eigenlijk heel succesvol in het verminderen van armoede. De meest schrijnende armoede is grotendeels verdwenen uit Nederland, en uit grote delen van de wereld. Wat leren we daar uit? Hoe kunnen we dat gebruiken om de armoede verder te verminderen?

Wat ook te zien is, is dat er nog steeds (een heel klein aantal) extreem arme mensen in Nederland zijn, en dat dat percentage niet echt verder afneemt. Hier heb je vermoed ik te maken met mensen, en situaties, die zodanig afwijken van wat normaal is dat het heel lastig is om die te verhelpen, ondanks voldoende mensen en middelen. Er zit op een gegeven moment een grens aan wat er mogelijk is.

Dit stukje (Dit zijn de vijf misverstanden over armoede waar we zo snel mogelijk vanaf moeten) van de Correspondent van vandaag, van dezelfde schrijver als het boek:

Misverstand 1: Het valt toch wel mee met die armoedecijfers in Nederland?

Kijken we naar de officiële armoedecijfers, dan zien we dat deze de laatste tien jaar zijn gedaald. Daartegenover staat dat zo’n 40 procent (!) van de Nederlandse huishoudens* aangeeft moeite te hebben de touwtjes aan elkaar te knopen. Dat is een directe indicator van het feit dat mensen moeite hebben rond te komen.

Maar willen we weten of er meer of juist minder mensen zijn dan voorheen die een armoedig bestaan leiden, dan is het ook van belang om naar indirecte indicatoren te kijken. Groeit het aantal mensen met een schuldhulpverleningstraject? Worden de rijen bij de voedselbank* langer? Stijgt het aantal dakloze personen?* Mijden steeds meer burgers mondzorg* omdat ze die niet langer kunnen betalen? Zien huisartsen het aantal aan armoede gerelateerde bezoeken* toenemen (denk aan fysieke of psychische klachten veroorzaakt door financiële stress of een toename van astma door een slechte woonsituatie)? Als op al deze vragen het antwoord ‘ja’ is – en dat is het! – dan kunnen we er donder op zeggen dat de groep met een armoedig bestaan veel groter is dan de groep die officieel in armoede leeft.

Met de armoedecijfers mag het dan wel meevallen; met het aantal mensen met een armoedig bestaan valt het allesbehalve mee.

https://decorrespondent.nl/15634/dit-zijn-de-vijf-misverstanden-over-armoede-waar-we-zo-snel-mogelijk-vanaf-moeten/370c0ca0-380f-0a2e-1656-31b2417b05ce?pk_campaign=daily&mc_cid=d27fa90d67&mc_eid=b38e4b5e44

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie