COLUMN - Onze serie Zonnige Zomerse vergeZichten loopt vooruit op de nieuwe verkiezingsprogramma’s en dient ‘als inspiratie voor een pakkende progressieve politiek als tegenwicht van het negatieve, afbrekende en uitsluitende rechts-conservatieve beleid van de laatste decennia.’ De vraag is dan op welke punten partijen zich zouden moeten concentreren als ze straks een overtuigend tegenwicht willen bieden. Ik kan me daar een heleboel bij voorstellen. Maar ik zou hier nu eerst een suggestie willen doen voor een min of meer overkoepelend punt waar al decennia over wordt gesproken: het herstel van het vertrouwen in de politiek. Als er één thema is dat de afgelopen decennia als een donkere wolk boven Den Haag is blijven hangen is het wel het groeiende gebrek aan vertrouwen in de politiek. Wie echt een tegenwicht wil bieden voor het rechts-conservatieve beleid van pakweg de laatste twintig jaar zal een antwoord moeten vinden op de vraag hoe het vertrouwen in de politiek, in politici, in de overheid weer opgekrikt kan worden. Dat is geen eenvoudige opgave in een land met al die veeleisende ontevreden burgers. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard, luidt het spreekwoord. Dit vraagt dus om een langetermijn investering. Nu er misschien eindelijk ruimte is voor enige vernieuwing in de politiek is het zaak om de kans te grijpen en daar dan ook een degelijk plan voor te maken.
Wat allereerst op de agenda gezet zou moeten worden is de aanpak van het nog altijd bestaande wantrouwen van de overheid tegenover de burger. In De Groene van vorige week gaf inlichtingenexpert Bob de Graaff een overzicht van alle instanties die al dan niet met foute algoritmes burgers controleren en bespioneren om ze te kunnen betrappen op overtredingen. Hij noemt verschillende politiediensten, inlichtingendiensten, de belastingdienst, sociale diensten, de NCTV (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid), het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen van de UWV en het Inlichtingenbureau van het Ministerie van Sociale Zaken dat ook al decennia dient als informatieknooppunt en dat ‘zijn kennis vergaart door onder meer de koppeling van data van uwv, svb, de Belastingdienst, de Dienst Uitvoering Onderwijs (duo), de Rijksdienst voor het Wegverkeer (rdw) en gemeenten.’ Elke gemeente heeft ook zo zijn eigen snuffelaars. Het is een Kafkaiaanse bureaucratie die volgens De Graaff ook nog eens deugdelijke regelgeving ontbeert. ‘Als stichting valt het Inlichtingenbureau bijvoorbeeld niet onder de openbaarheidswetgeving en is onduidelijk wie verantwoordelijk is voor de gegevensverwerking. Dit geldt niet alleen binnen, maar ook tussen samenwerkingsverbanden. Er is een grote verscheidenheid aan instanties die zich inlichtingenmatig met dezelfde materie bezighouden. Herhaaldelijk is er hierdoor sprake van onderlinge spanningen.’ En overal ‘wemelt het van de ongefundeerde aannames dat bepaalde data ook tot specifiek gedrag zullen leiden.’ Naast het wantrouwen van de burger speelt volgens De Graaff ook de bestuurlijke behoefte om risico’s te vermijden een belangrijke rol. Ik begrijp dat eenvoudige oplossingen niet voor het grijpen liggen. Maar ik ben wel benieuwd welke partijen bereid zijn de aanpak van het wantrouwen tot speerpunt te maken van hun verkiezingsprogramma en tot onderhandelingspunt bij de formatie van een regering.
Een overheid die burgers principiëel wantrouwt hoeft niet te rekenen op vertrouwen van hun kant. Iedereen begrijpt dat, zelfs politici. Sommigen zeggen dat zelf ook hardop. Maar, en daar raken we aan een tweede urgente punt als het gaat om het herstel van vertrouwen in bestuur en politiek, hun verhalen naar de burger zijn nog veel te vaak ongeloofwaardig. En nu we Rutte, Hoekstra en Kaag kwijt zijn kunnen we misschien eens serieus werk maken van eerlijke communicatie. Veel wantrouwen van burgers komt immers voort uit de inmiddels standaard geworden communicatie van veel politici: gedraai, leugens, framing, wollig en verhullend taalgebruik, het veelvuldig gebruik van clichés, gebrek aan authenticiteit, gebrek aan reflectie en de onwil om fouten toe te geven. Het is het effect van de sinds eind vorige eeuw toegenomen macht van communicatieadviseurs en mediatrainers die zelf getraind zijn in reclametechnieken. Reputatiemanagement is hun expertise, de volksvertegenwoordiging is hun werkterrein, niet hun doel. Het leger aan overheidsvoorlichters en spindoctors van politici is te groot geworden, zei Pieter Omtzigt vorig jaar. Ik ben benieuwd welke oplossingen hij gaat aandragen en ook welke partijen hij meekrijgt.
Het herstel van het vertrouwen van de burger in de politiek kan niet worden overgelaten aan communicatieadviseurs die de politiek adviseren om naar de burger ’te luisteren’, het land rond te trekken en de juiste toon aan te slaan. In plaats van dat leger communicatiemanagers zou de volksvertegenwoordiging gebaat zijn bij een leger van inhoudelijke deskundigen die de grondslagen kunnen leggen voor een beter beleid. Die buiten de waan van de dag de diepte in kunnen gaan om degelijk en duurzaam beleid mogelijk te maken voor alle crisisgebieden die door Rutte c.s verwaarloosd zijn waardoor de ergernis en het wantrouwen alleen maar zijn toegenomen. Uiteindelijk zal blijken dat je herstel van het vertrouwen vooral kunt bereiken met goed beleid.
Reacties (6)
Enige vorm van surveillance ontkom je niet aan, er zijn nu eenmaal vrijwel altijd elementen die de wereld het liefst in brand zien staan. Waar een eind aan moet komen is de tolerantie van de overheid tegenover eigen instanties die vrijwel allemaal structureel grensoverschrijdend gedrag vertonen en daar geen consequenties van betekenis van ondervinden. Daarbij moeten ook ambtenaren persoonlijk verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Natuurlijk moet de ambtenaar dan ook, beter dan nu, de mogelijkheid hebben werkzaamheden te kunnen weigeren die grens overgaan. Daartegenover, wie willens en wetens levens vermallemoert ter bevordering van eigen carrière of door algemene infamie mag van mij een tijd resideren in een correctionele instelling.
Nu is het andersom, bijna overal waar het misgaat blijkt achteraf iemand aan de bel te hebben getrokken die prompt werd geneutraliseerd als hij niet ophield. Terwijl bijvoorbeeld in de toeslagenaffaire een onophoudelijke stroom van liegende ambtenaren geen enkel gevolg heeft ondervonden zelfs niet toen ze klip-en-klaar onder ede zaten te liegen in een parlementaire enquête.
Wat betreft politici moeten we naar de kiezer. Mensen in de politiek spinnen op grote schaal omdat het werkt. De kiezer, of in ieder geval een groot deel daarvan, kiest consequent voor de betere leugenaars. We zeggen allemaal wel dat we leugens in de politiek verfoeien maar de meeste van ons blijken in de praktijk alleen maar te willen horen wat we willen horen. We steken massaal de spreekwoordelijke fakkel aan als de boodschap anders is, om nog maar te zwijgen over de groep die spreekwoordelijk en letterlijk in die context niet kan onderscheiden. Omdat iedereen wat anders wil wordt je gedwongen zo vaag mogelijk te blijven. Zolang je ze niet direct tegenspreekt blijft de kiezer geneigd te denken dat je nog steeds ongeveer op dezelfde lijn zit. Zie daar een complete industrie ontstaan die pijnpunten verpakken tot acceptabele of populaire futiliteiten tot wetenschap heeft verheven.
…zitten we nog steeds met die lobbygevoelige baantjescarrousel van de Algemene BestuursDienst opgescheept.
Vooral in de top van de Belastingdienst, waar men donders goed wist wat er mis was, moet gewied worden, maar als krantenlezer krijg ik daar bar weinig van mee.
Ik ben het eens met wat je zegt over het te grote leger aan voorlichters en spindoctors, maar ik denk dat die eigenlijk deel zijn van een groter probleem: de managerscultuur. Het wemelt van de managers die vooral hebben geleerd hoe ze het belang van hun eigen organisatie moeten dienen. In het bedrijfsleven werkt dat prima, maar managers bij de overheid werken eigenlijk niet voor hun ministerie of diens, maar voor ons. Ooit was er een ambtenarencultuur waarin dat besef behoorlijk aanwezig was, maar dat lijkt (met die typische managerskretologie over producten, professionals, teams, klanten enzovoort) nu veel minder het geval te zijn.
Ik ken toevallig een recent promotieonderzoek waar iets dergelijks uit kwam:
https://www.socialevraagstukken.nl/soepelere-bijstand-brengt-meer-gezondheid-participatie-en-vertrouwen/
Goed werk! Zo zie je maar weer. De bewijzen liggen voor het oprapen. Waarom doen ze er niets mee in Den Haag?
Goede vraag. In dit specifieke geval (bijstandsbeleid) lag er net een wetsvoorstel (Participatiewet in Balans) dat, weliswaar heel voorzichtig en met (te) kleine stapjes, de goede kant op ging, en vertrouwen in de burger een belangrijk uitgangspunt was.
… en toen viel het kabinet.
5 september weten we of het voorstel controversieel verklaard wordt of niet.