ACHTERGROND - Zorgbestuurders stapten eerder dit jaar naar de rechter vanwege het aan banden leggen van de topinkomens in de publieke sector. Maar de rechter stelde hen in het ongelijk. Clara Mens geeft achtergrond bij de ‘graaiende zorgbestuurders.’
Wie er als topfunctionaris in de zorgsector warmpjes bijzit en dan toch durft te klagen bij de rechter over de per 1 januari 2013 in werking getreden Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt), loopt uiteraard het risico in de publieke opinie verketterd te worden. Dit artikel beoogt zeker geen sympathie te kweken voor de zorgbestuurders in kwestie. Integendeel. Wat deze bijdrage wel beoogt, is iets te vertellen over de achtergronden van het conflict dat recent voor € 816 aan salaris advocaat en € 575 aan griffierecht (gemeenschapsgeld?) door de voorzieningenrechter werd beslecht.
Commissie-Dijkstal
De discussie over topsalarissen in de publieke en semipublieke sector is niet nieuw. In haar rapport ‘Over dienen en verdienen’ uit april 2004 concludeerde de commissie-Dijkstal dat de salarisstructuur in de publieke sector (in dit geval vooral de ambtenarensector) oorspronkelijk gebaseerd was op de gedachte dat de minister, gezien zijn staatsrechtelijke positie en verantwoordelijkheden, het hoogste salaris behoort te hebben. Vervolgens constateerde zij dat die oorspronkelijke gedachte in de praktijk niet meer verwezenlijkt werd. Diverse topfunctionarissen verdienden aanzienlijk meer dan een minister. Daarbij was de commissie – die overigens breed was samengesteld met naast Dijkstal (VVD) ook Andrée van Es (GroenLinks), Jan Hendrikx (CDA) en Coen Teulings (PvdA) – van mening dat dit onder meer te wijten was aan een salarisachterstand bij ministers. Anders gezegd: het probleem was niet direct dat topfunctionarissen teveel verdienden, ministers verdienden gewoon te weinig. De commissie signaleerde een salarisachterstand van ongeveer 30% ten opzichte van rijksambtenaren. Mede gelet op het feit dat de ministerssalarissen volgens de commissie in internationaal perspectief sober waren, adviseerde zij de achterstand weg te werken, de ministers opslag te geven en aldus het uitgangspunt te herstellen dat het ministerssalaris vertrekpunt is voor het loongebouw van de publieke sector.
En de commissie-Dijkstal publiceerde meer rapporten. In september 2007 verscheen ‘Normeren en waarderen’, waarin ten aanzien van de zorgsector werd opgemerkt dat die voor het grootste deel wordt bekostigd uit premies en slechts voor een klein deel uit belastinggeld, terwijl de uitvoering is belegd bij private instellingen. Ook was er sprake van marktwerking. Slechts het feit dat er duidelijk een publiek belang aanwezig is, rechtvaardigde volgens de commissie een sectorale beloningscode. Dus geen wettelijk maximum.
Adviezen niet overgenomen
Wie de geldende wetgeving over topsalarissen in de publieke en semipublieke sector raadpleegt, zal concluderen dat deze adviezen niet zijn overgenomen. Het denken over deze salarissen heeft zich in slechts een aantal jaren tijd sterk gewijzigd, waarbij de economische crisis en de afkeer van ‘graaiers’ uiteraard een voorname rol hebben gespeeld. Het voorstel om ministers meer loon te geven is aanvankelijk in een wetsvoorstel omgezet. Hun salaris werd opgekrikt naar € 12.248,68 per maand. Het voorstel daartoe werd ingediend in januari 2006, toen alles in de financiële wereld nog rustig leek. Drie jaar later was de situatie totaal anders. Behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer werd aangehouden en later werd het voorstel helemaal ingetrokken. Het huidige regeerakkoord maakt duidelijk dat Dreesiaanse soberheid voorlopig de norm is: ‘In afwijking van het advies van de commissie-Dijkstal wordt het salaris van bewindspersonen definitief niet verhoogd.’ Over de stelling dat het salaris van een minister in principe het hoogste salaris in de publieke sector behoort te zijn, bestaat in de huidige omstandigheden weinig discussie. Het voorgaande laat echter zien dat over de hoogte van dat ministerssalaris wel degelijk discussie kan worden gevoerd. Niet nu, maar wellicht wel weer als het economische tij gekeerd is.
Wel of niet publiek?
Ook kan uiteraard gediscussieerd worden over de vraag wat nu eigenlijk wel en niet tot de publieke en semipublieke sector kan worden gerekend. De commissie-Dijkstal leek de zorginstellingen vooral als private instellingen te zien, waarbij alleen het evident aanwezig publieke belang tot een sectorcode voor beloningen noopte. Echter, de zorgpremies die wij allemaal betalen zijn weliswaar geen belastinggeld, maar betaling is juist met het oog op toegang tot de zorg voor iedereen en bescherming van de zwakkeren niet vrijwillig. Bij het opstellen van het voorstel voor de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector was de regering iets strenger dan de commissie-Dijkstal.
De wet kent drie categorieën. De eerste categorie is het zogenaamde ‘bezoldigingsmaximum’. Dat is dus de befaamde ‘Balkenendenorm’, die 130% van het ministerssalaris betreft. Om precies te zijn gaat het om € 187.340 aan beloning, vermeerderd met de sociale verzekeringspremies, € 7.559 wegens belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en € 28.767 wegens de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, aldus artikel 2.3 van de Wnt. De tweede categorie betreft de sectorale bezoldigingsnorm: de betrokken minister stelt voor die sector een bezoldiging vast, waarbij de sector zelf desgewenst een voorstel kan doen. Die bezoldiging kan hoger zijn dan de Balkenendenorm. Als de sector zelf al een code heeft, ligt het voor de hand dat de minister daar aansluiting bij zoekt, maar het laatste woord is aan de minister. De derde en laatste categorie ten slotte betreft een regime van openbaarmaking, dat voortborduurt op de sinds 2006 geldende Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens.
PVV gooide roet in het eten
Het in januari 2011 ingediende wetsvoorstel plaatste de zorginstellingen in de categorie van de sectorale bezoldigingsnorm. Die plaatsing zal de zorgbestuurders wel hebben kunnen bekoren: zij hadden zelf al sinds september 2009 een ‘beloningscode voor bestuurders in de zorg’. Het was niet onaannemelijk te denken dat de minister die over zou nemen. In januari 2011 werd het land nog geregeerd door het kabinet-Rutte I. Zoals bekend werd dit kabinet gedoogd door de PVV van Geert Wilders. En juist bij de Wnt liet die gedoogpartner zien dat hij zijn goddelijke gang kon gaan: het was de PVV-fractie die roet in het eten van de zorgbestuurders gooide. Een amendement van het overbekende Kamerlid Hero Brinkman (inmiddels ex-PVV), opgesteld samen met diens wat minder bekende en inmiddels weggezuiverde collega Karen Gerbrands (zelf verpleegkundige), verplaatste de zorginstellingen van de tweede naar de eerste categorie. Voortaan zou de Balkenendenorm leidend zijn.
Opvallend is dat het kabinet zich in de persoon van minister Donner van Binnenlandse Zaken sterk tegen dit amendement heeft verzet, terwijl in het zojuist beslechte kort geding de zorgbestuurders tegenover het ministerie van Binnenlandse Zaken stonden. Eigenlijk waren de procespartijen het dus inhoudelijk met elkaar eens, in het tijdperk-Donner althans. Het PVV-wijzigingsvoorstel werd door minister Donner ontraden met een argumentatie die de zorgbestuurders als muziek in de oren moet hebben geklonken. De minister stelde dat de geldende sectorcode veel effectiever zou zijn, omdat daarin maar een beperkt aantal klassen boven de Balkenendenorm uitkwam. De meeste functionarissen zaten daaronder, maar het vaststellen van een wettelijk maximum zou er juist tot een opwaartse druk kunnen leiden. Met andere woorden: meer functionarissen zouden de Balkenendenorm gaan claimen, waardoor slechts enkelen minder en velen juist méér zouden gaan verdienen. Ook verwachtte Donner de nodige rechtszaken en een gebrek aan draagvlak in de sector. Eerder in het debat had de minister ten aanzien van een soortgelijk (maar verworpen) amendement uit de koker van de PvdA gesteld dat de zorgsector ‘onmiskenbaar een privaatrechtelijk georganiseerde sector (is) die in belangrijke mate werkt via een marktmechanisme’. Een wettelijk bezoldigingsmaximum paste daar niet bij. Later volgde zelfs nog een aparte brief waarin de minister ‘grote nadelen en risico’s’ verwachtte van de verplaatsing van de zorginstellingen naar de eerste categorie.
Tamelijk laconiek
Donner kon oreren wat hij wilde, maar de PVV handhaafde het amendement en kreeg steun van de linkse oppositie. De zorgsector werd onder de Balkenendenorm gebracht. Donner vertrok naar de Raad van State en in de Eerste Kamer werd het voorstel aanvankelijk verdedigd door minister Spies. De Eerste Kamer vroeg de Raad van State om voorlichting over de vele wijzigingen die de Tweede Kamer en de regering in het oorspronkelijke wetsvoorstel hadden aangebracht en de Raad van State, inmiddels onder vicevoorzitterschap van Donner, publiceerde een opinie (die overigens niet door Donner, maar door Piet van Dijk werd getekend). Die was zeer algemeen van aard en ging niet heel specifiek op de zorgsector in, al stelde zij nog wel dat zorgverleners ‘geen organisaties in publieke of semi-publieke sectoren zijn.’ Minister Spies reageerde desgevraagd tamelijk laconiek op vragen van senatoren over het eerdere verzet van de regering tegen het PVV-amendement:
‘Mijn ambtsvoorganger heeft bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer gewezen op de nadelen en risico’s die het onderbrengen van zorgverleners in bijlage 1 met zich brengt, waaronder juridische risico’s. Ik moet echter constateren dat de Tweede Kamer de criteria van de commissie-Dijkstal anders weegt dan de regering bij indiening heeft gedaan. Anders dan bij de ANBI’s is dat geen van het systeem van het wetsvoorstel afwijkende weging van de criteria van de Commissie-Dijkstal. Het is een andere afweging dan die van de regering. De regering heeft hem ontraden, maar de Tweede Kamer heeft nu eenmaal het recht om voorstellen van de regering te amenderen.’
Geen moeite voor Plasterk
De mondelinge verdediging van het wetsvoorstel werd toevertrouwd aan minister Plasterk. Zijn partij was sowieso voorstander van een wettelijk maximumsalaris voor zorgbestuurders, dus de verdediging kostte hem geen enkele moeite. Plasterk mag zich nu gaan bezighouden met het verder aanscherpen van de normen, want het regeerakkoord stelt dat de nieuwe norm moet worden dat een topsalaris in de publieke en semipublieke sector hooguit honderd procent van het ministerssalaris is (nu 130 procent) en dat deze norm niet alleen voor topbestuurders geldt, maar voor iedereen. Kortom, er is best discussie mogelijk over de vraag hoeveel een minister mag verdienen en hoeveel een topfunctionaris, en over de vraag hoe die salarissen zich tot elkaar dienen te verhouden. De tendens leek eerst te zijn dat het ministerssalaris omhoog moest, terwijl nu definitief voor bevriezing wordt gekozen. En waar eerst 130 procent van het ministerssalaris geen probleem was, moet straks de broekriem worden aangehaald.
Waar in het veld (publiek, semipubliek, privaat) zorginstellingen moet worden geplaatst, kan ook voorwerp van discussie zijn. De wetgever heeft nu echter gesproken en een regeling getroffen die zeker niet onredelijk is. Ook zorgbestuurders mogen nog vier jaar lang een salaris behouden dat boven de Balkenendenorm ligt (als ze dat momenteel hebben) en daarna vindt een afbouw in drie stappen van een jaar plaats. Nog afgezien daarvan hebben de zorgbestuurders blijkens het vonnis van de voorzieningenrechter zelf al aangeven dat 84% van hen al onder de Balkenendenorm zit.
Dit alles in aanmerking genomen komt hun procedure bij de rechter wel erg benepen over. Om niet te zeggen wereldvreemd.
Dit artikel verscheen eerder op Publiekrecht & Politiek.
Reacties (16)
Het komt niet vaak voor, maar: dank je wel PVV.
On-ge-lo-fe-lijk. Die graaiende bestuurders in de zorg. Ook nog eens dreigen met: “als er een verplicht maximum komt, zorgen wij er wel voor dat het een verplicht minimum wordt”. Stuitend!
Wat mij betreft: halveren de salarissen in de zorg, incl. specialisten. Sowieso mag er van mij wel wat vaker geroepen worden “u bluft” bij uitspraken als “dan ga ik wel naar het bedrijfsleven” of “dan ga ik wel naar het buitenland”.
@1: “dan ga ik wel naar het buitenland” wordt juist door mensen in het bedrijfsleven vaak geroepen, als we iets aan de hoge salarissen daar willen doen.
“dan ga ik wel naar het bedrijfsleven” is gewoon een waarheid, die vaak uit komt. De personeelstekorten in de zorg worden bijvoorbeeld mede veroorzaakt, doordat mensen in het bedrijfsleven aanzienlijk meer geld krijgen dan voor vergelijkbare functies bij de overheid. Verpleegsters op HBO niveau ontvangen een salaris, dat in andere sectoren met een MBO opleiding bereikt wordt.
Ook bij bestuurders in de publieke sector lopen de salarissen achter bij het bedrijfsleven. Voor wie goed genoeg is, is een overstap naar het bedrijfsleven dus een reële optie (als zo iemand ooit besloten heeft in de publieke sector te gaan werken). En in de publieke sector worden we daardoor met minder goede bestuurders opgescheept. Dan klagen we over slechte bestuurders en mogen we als Nederlanders dus blij zijn, dat we daar weer over kunnen klagen (Nederlanders klagen nu eenmaal graag).
Overigens vind ik dat we echt wel wat aan de topsalarissen mogen en moeten doen, maar als we het daarbij alleen maar over de salarissen in de publieke sector mogen hebben, haak ik af. Pak ze allemaal aan, of hou op met klagen over salarissen in de publieke sector, denk ik dan.
en wij steeds maar meer premie betalen. ik ben een voorstander van een klein salaris voor een bestuurder want dat is een studie van ongeveer 4 jaar met maximaal 12uur studie per week. maar ik vind dat specialisten echt wel recht hebben op een goed compensatie voor hun werk en de scholing die ze daarvoor gedaan hebben en steeds weer moeten bij spijkeren. Als je 8 tot 12 jaar moet studeren om een beetje specialist te zijn ( en dan ook nog een 70 tot 80 uur per weer) dan heb je recht op een fatsoenlijke vergoeding maar iemand die enkel in het management zit zou nooit zoveel moeten verdienen. Het geld moet gaan naar de mensen die het echte werk doen.
En ik denk niet dat alleen de slechte bestuurders overblijven voor de publieke sector, maar juist de bestuurder met een beetje maatschappelijke verantwoordelijkheid.
@3: “Het geld moet gaan naar de mensen die het echte werk doen.”
En daar gaat het grandioos mis.
Daarnaast ben ik van mening dat je een beroep als minister deels vanuit een roeping doet, niet slechts voor het geld (dat krijg je tegenwoordig naderhand wel, in een duurbetaalde commissie).
@pedro: het is lariekoek dat er geen goede bestuurders in de publieke sector zouden zitten (je hoort er alleen niet zo vaak over). Er zijn er genoeg die om welke reden dan ook (soms ideele) liever in de publieke sector werken dan in de private. Het zijn juist vaak de slechte publieke bestuurders die wijzen naar de salarissen in de private sector om hun eigen loon op te krikken. Ik zeg: call their bluff (net zoals ik “call their bluff” zou zeggen over bv. bankbestuurders die zeggen dat ze een hoger salaris horen te krijgen omdat ze anders wel naar Hong Kong verhuizen).
@3: al eens gezien wat een radioloog verdient tegenwoordig, en wat die er voor moet doen? En wat is er nou zou ontzettend moeilijk aan chirurg zijn? En specialisten die 80 uur per week werken – dat lijkt me een schromelijke overschatting (tenzij ze de piketuren er abusievelijk bij rekenen).
De verplegers: dat zijn mensen die onderbetaald worden.
@A #5: Dat ben ik helemaal met je eens, hoor. Maar als de salarissen bij bedrijfsleven en publieke sector meer op elkaar afgestemd zijn, zullen nog meer kwalitatief goed bestuurders in de publieke sector willen werken en kunnen we die slechtere bestuurders vervangen. Dan zeggen we niet alleen dingen als ‘Call their bluff’, maar hebben we meer mogelijkheden om die woorden ook waar te maken.
@3: mensen die zeggen 80 uur per week te werken, liegen dat ze zwart zien. Dat houden ze nog geen week vol. Of beter gezegd: alle diners en soupers op kosten van de zaak, de sportschool zien als networking gelegenheid, reistijden van hot naar haar, enz, enz, dat is de manier waarop mensen aan 80 uur per week werken komen.
Grappig trouwens die plusjes en minnetjes. Je krijgt plusjes als je klaagt over salarissen in de publieke sector, maar als je wat over de salarissen in het bedrijfsleven durft te zeggen…
@6 het lijkt me dat we best de salarissen in de publieke sector los kunnen zien van die van de private sector. Als ze daar zoveel willen betalen, dan moeten ze dat maar doen. Ik ageer daar vooral tegen hypocriete mensen als Kok en De Waal die de hoge salarissen daar om de verkeerde redenen goed praten, en tegen bestuurders van private bedrijven die niet privaat zijn (ABN, ASR, ING, SNS etc. etc.)
Hoewel het slechts kort is aangestipt (dit artikel is een verslag van hoe een maximum voor zorgbestuurders tot stand is gekomen), zou ik toch een verzoekje willen doen. Ik wil wel eens een grafiekje zien van de loonontwikkeling (al dan niet gecorrigeerd voor inflatie) voor: de minister, de zorgbestuurder, de gemiddelde ambtenaar, de politieagent, de verple(e)g(st)er en het Nederlandse gemiddelde. Ik ben erin geinteresseerd, maar zou niet weten waar ik die data zou moeten zoeken.
Overigens vraag ik mij ook af of in de ons-omringende landen een ministerpost, die daar veel beter betaald is, ook zo vaak leidt tot (goedbetaalde) Raad-van-Commissarissenbaantjes. Misschien dat die voordelen van een ministerpost groter zijn dan buiten Nederland?
@6: Een van de problemen is dat de slechte bestuurders vaak juist te risicovol, te ambitieus en te megalomaan zijn. Een hoger salaris lokt juist het type bestuurders dat je eigenlijk niet wilt. Het is een verkeerde aanname dat de aantoonbaar slechte bestuurders die er nu zitten, op hun plek blijven omdat er geen vervanging kan worden gevonden. Maar zo werkt dat niet. De posten worden via ingewikkelde netwerken aan elkaar toegespeeld, en trekken op dit moment dus vooral mensen die heel erg in dat spel zitten. Maar ik ben er van overtuigd dat Nederland vol zit met allerlei mensen die heel behoorlijk kunnen besturen. Dus ik ga hier geheel met A. de Man mee: call their bluf, en boor de laag van minder ambitieuze (en megalomane) bestuurders aan, mensen die de zaken gewoon behoorlijk op de rit houden en gewoon gemotiveerd en kundig hun werk doen, maar ook niets specialer dan dat.
@a.de man & @inca: we kunnen nog heel lang praten over het feit, dat er natuurlijk best goede bestuurders zijn, die uit ideële redenen of omdat een publieke bestuursfunctie status oplevert, of wat voor reden dan ook, voor minder geld dan hij of zij in het bedrijfsleven kan krijgen, bij de overheid aan de slag wil en blijft. Dat ben ik helemaal met jullie eens.
Maar laten we ajb wel even reëel zijn: als het bedrijfsleven aanzienlijk hogere salarissen betaalt, zullen veel mensen eerder voor het bedrijfsleven kiezen. Meer mensen dan er uit ideële redenen en voor minder geld een publieke functie willen bekleden. Dat betekent logischerwijs, dat er meer goede mensen naar het bedrijfsleven zullen gaan dan naar de publieke sector.
@8: Kok en De Waal bewijzen, dat wie goed genoeg is de overstap kan maken. Als ze niet geschikt zouden zijn voor het bedrijfsleven, zouden ze nog steeds op publieke functies zitten. Dat zij nu hun hoge salarissen om de verkeerde redenen goed praten, ben ik met je eens, maar zij bewijzen wel, dat “dan ga ik wel naar het bedrijfsleven” geen loos dreigement is.
@10: “Een hoger salaris lokt juist het type bestuurders dat je eigenlijk niet wilt”
Er zijn sollicitatieprocedures, waarmee je dat tegen kunt gaan. Een hoger salaris lokt gewoon meer sollicitanten, goede en slechte.
“via ingewikkelde netwerken aan elkaar toegespeeld”
Dat is in het bedrijfsleven precies zo.
“call their bluf, en boor de laag van minder ambitieuze (en megalomane) bestuurders aan, mensen die de zaken gewoon behoorlijk op de rit houden en gewoon gemotiveerd en kundig hun werk doen, maar ook niets specialer dan dat”
Dan moeten we dus niet gaan zeuren, als we bestuurders krijgen, die niets speciaals doen. Dan moeten we niet klagen, dat de middelmaat regeert. Ik begrijp uit je reactie dat jij dat prima vindt. Ik zelf zou liever zien, dat de bestuurders in de publieke sector even goed zijn als de bestuurders in het bedrijfsleven. Dan lopen de kosten van allerlei projecten, in gang gezet door de slechte megalomane bestuurders, veel minder uit de hand. We hebben de keuze om hen van ons belastinggeld meer te betalen of te accepteren dat allerlei publieke werken veel duurder uitvallen dan nodig is, wat ook van ons belastinggeld betaald wordt.
En ik pleit er dus niet voor om de salarissen in de publieke sector te verhogen, maar om alle topsalarissen aan te pakken. De paar centen, die we door bezuinigen op de salarissen in de publieke sector alleen verdienen, raken we bij het eerste het beste bouw, metro, spoor, haven, enz, project al weer kwijt, als de bestuurders in de publieke sector niet op kunnen boksen tegen de bestuurders uit het bedrijfsleven. Dan kunnen we weer parlementaire enquetes organiseren, en concluderen, dat er veel fouten zijn gemaakt door de bestuurders uit de publieke sector…
@pedro: de meeste bestuurders in de publieke sector zijn niet bezig met grote projecten. Die grote projecten gaan overigens meestal fout door veranderende eisen vanuit de politiek (en die is de baas).
Jij zegt ook:
“als het bedrijfsleven aanzienlijk hogere salarissen betaalt, zullen veel mensen eerder voor het bedrijfsleven kiezen.”
Dat zal best zo zijn. Maar dat zijn niet de beste mensen voor de publieke functies. Daar wil je (ik bedoel, daar wil ik) mensen hebben die risico-avers zijn. Mensen die kiezen voor een lager salaris zijn in het algemeen risico-avers. Eerder dat dan slecht.
“Ik zelf zou liever zien, dat de bestuurders in de publieke sector even goed zijn als de bestuurders in het bedrijfsleven.”
Ik ook, maar het is wel appels met peren vergelijken. Besturen in de publieke sector is wel iets anders dan besturen in de private sector. Zo’n Scheepbouwer moet echt niet directeur worden van een hoogheemraadschap (even het salaris daargelaten).
@A. de Man: de meeste bestuurders met topsalarissen in de publieke sector zijn degenen, die de grote projecten in gang zetten en uitvoeren. En de parlementaire enquetes, die er al geweest zijn, bewijzen, dat de kosten de pan uit rijzen door onkunde en prijsopdrijving. Aanvullende eisen uit de politiek zijn er zeker ook, maar die aanvullende eisen vallen onder aanvullende budgetten. Je kunt geen extra eisen stellen en niet extra willen betalen.
Risico-avers of niet vind ik weinig interessant. Daar heb je sollicitatieprocedures voor. We hebben gewoon de beste mensen voor de job nodig.
“het is wel appels met peren vergelijken. Besturen in de publieke sector is wel iets anders dan besturen in de private sector”
Sorry hoor, maar dat argument is niet erg sterk, nadat je eerder tegen hypocriete mensen als Kok en De Waal hebt geageerd. Als de overstap van publieke functies naar het bedrijfsleen gemaakt kan worden, en de voormalige publieke bestuurders het daar net zo goed doen, heb ik geen reden om te veronderstellen, dat een goede bestuurder uit het bedrijfsleven er een zooitje van zou maken, als hij in een publieke functie zijn geld verdient.
Ik heb het gevoel, dat er een aantal zeer matige argumenten aan worden gevoerd om toch maar vooral de salarissen in het bedrijfsleven te sparen.
@13: laat ik even voorop stellen dat ik de salarissen in de private sector ook debiel hoog vindt. Ik denk alleen dat je daar minder aan kan doen.
Kok en De Waal zijn overigens commissaris her en der. Daar kan natuurlijk wel wat aan gedaan worden. Daar is de politiek alleen weer veel te labbekakkerig voor (of er is natuurlijk een succesvolle lobby).
@14 “Ik denk alleen dat je daar minder aan kan doen.”
Een weekje geen boodschappen doen bij een landelijk kruidenier deed wonderen, zelfs ING ging door de Knieën:
http://www.vn.nl/Opiniemakers/Kees-Kraaijeveld/Artikel-Kees-Kraaijeveld/De-overheid-de-financiele-sector-en-de-raad-van-commissarissen-van-ING-deden-niets.-De-klanten-wel.htm
@14: voor het aanpakken van salarissen in het algemeen hebben we belastingen (bijvoorbeeld).
Kok en De Waal doen niet anders dan andere ’topbestuurders’ in het bedrijfsleven.
@15: het ging daarbij meer om de morele verontwaardiging en de negatieve publiciteit dan om het feit dat een aantal mensen een weekje lang geen boodschappen deden, volgens mij. En daarna zijn bijna overal de bonussen verlaagd. Niet dat die toppers iets inleveren hoor: hun salarissen werden verhoogd. De morele verontwaardiging was al weer weg gezakt. Volgens mij werken goede progressieve belastingtarieven beter om duidelijk te maken, dat we geen al te grote inkomensverschillen willen.