Extreem Overleven in Chili

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol
,

Het neergestorte wrak van vlucht 571 (Foto: Wikimedia Commons)

Twee dagen geleden is men bij de Chileense Copiapó-mijn begonnen met de bevrijding van 33 kompels uit hun benarde situatie diep onder de grond. Weliswaar zaten de mijnwerkers zo’n 70 dagen opgesloten in extreem moeilijke omstandigheden, maar ze hadden de afgelopen weken volop contact met de buitenwereld, kregen voedsel en wisten bovendien dat de redding nabij was. Hoe anders was het op de kop af 38 jaar geleden, toen vlucht 571 van Fuerza Aérea Uruguaya op 3600 meter hoogte tegen een bergtop vloog, hoog in de onherbergzame Chileens-Argentijnse Andes. In wat later bekend kwam te staan als de Andesvliegramp, vochten de overlevenden 72 dagen voor hun leven. Perspectief leek er nauwelijks: dankzij hun radio wisten de overlevenden dat de zoektocht naar hen al na ruim een week was opgegeven.

De Andesvliegramp is vooral bekend geworden door de extreme kou en fysieke ontberingen waaraan de overlevenden van vlucht 571 werden blootgesteld: ondervoeding, bevriezing van ledematen, hoogteziekte, sneeuwblindheid en scheurbuik. In hun drang om te overleven nam de groep, die voornamelijk bestond uit leden van een Uruguayaanse rugbyclub en hun familie, al vanaf de tweede week zijn toevlucht tot de wanhopige strategie van kannibalisme om in leven te blijven.

Nando Parrado en Roberto Canessa met hun redder Sergio Catalán // wikimedia commonsNa het vervaardigen van een onmisbare geïmproviseerde slaapzak uit isolatiemateriaal uit de romp van het vliegtuigwrak, kon in de tweede week van december een poging ondernomen worden om uit de sneeuw- en ijswoestenij te ontsnappen. Een heroïsche en ongewisse 10 daagse trektocht over de hoogste toppen van de Andes bracht uiteindelijk het zeer verzwakte duo Nando Parrado en Roberto Canessa terug in de de bewoonde wereld. Daar wisten ze op 20 december contact te leggen met een drietal Chileense gaucho’s te paard, onbereikbaar aan de andere kant van een woest kolkende rivier.

Via een aan een steen gebonden briefje stelden zij de volgende dag teruggekeerde gaucho’s op de hoogte van hun lotgevallen. Parrado en Canessa waren gered, maar het duurde dan nog twee dagen voordat een reddingsmissie met helicopters op touw gezet kon worden om de resterende 16 overlevenden uit hun ijzige isolement te bevrijden. Toen op 26 december 1972 via de Chileense krant El Mercurio naar buiten kwam op welke gruwelijke wijze men de vliegramp had overleefd, werd pas echt duidelijk welke trauma’s de zestien hadden doorstaan. De Andesvliegramp kreeg daarmee een prominente plek in de moderne folklore. Tal van boeken, documentaires en films zijn aan de vliegramp van 13 oktober 1972 gewijd.

1972 en 2010 vergeleken
De parallellen tussen de Copiapó mijnramp en de Andesvliegramp zijn frappant te noemen. Niet alleen de datum van 13 oktober verbindt beide gebeurtenissen (Florencio Avalos kwam om 0.11 lokale tijd als eerste naar boven), ook het aantal betrokkenen komt overeen. Van de 45 inzittenden van vlucht 571 kwamen namelijk 12 tijdens de crash om het leven. Waren ze direct gevonden door de reddingsteams, dan hadden mogelijkerwijs 33 van hen deze vliegramp overleefd, exact hetzelfde aantal als de mijnwerkers. Een aantal zwaargewonden stief echter al snel daarna en na acht dagen waren er nog 27 in leven. Ondervoeding en uitputting eisten een zware tol: op 23 december waren alleen de sterkste 16 nog overgebleven.

Ook de lokatie en de duur komen goeddeels overeen. De mijnwerkers zaten zo’n 70 dagen op 700 meter diepte gevangen onder een bijna ondoordringbare rotslaag in centraal-Chili, de overlevenden van vlucht 571 brachten een soortgelijke periode van 72 dagen in compleet isolement door, hoog in de Andes. Weliswaar niet in Chili zelf, maar op slechts luttele kilometers van de Chileense grens. Zowel de westwaartse trektocht van Parrado en Canessa als de reddingsoperatie speelden zich in Chili af.

Grote contrasten zijn er natuurlijk ook. Zevenhonderd meter onder de grond  hadden de mijnwerkers (standaard in beeld gebracht met ontblote bovenlijven) te maken met de op die diepte fors oplopende temperaturen van meer dan dertig graden. Boven de sneeuwgrens, aan het eind van de Zuid-Amerikaanse winter, hadden de overlevenden van vlucht 571 te lijden onder arctische omstandigheden.

Het grootste contrast is natuurlijk gelegen in het feit dat de Chileense mijnwerkers in 2010 wisten dat redding aanstaande was en voldoende voedsel en psychische begeleiding kregen. In 1972 was de situatie totaal anders. Bewust van het feit dat in deze sneeuwwoestenij het witte vliegtuigwrak nauwelijks was waar te nemen, en inmiddels zwaar ondervoed, namen de overlevenden de loodzware beslissing om zich te voeden met hun overleden medepassagiers.

Gezien de vele parallellen is het geen wonder dat de de overlevenden van de Andesvliegramp zich sterk betrokken voelden bij de ingesloten kompels. Tekenend voor deze lotsverbondenheid was dat vier van de overlevenden van 1972 op 4 september een bezoek brachten aan de Copiapó-mijn om de mijnwerkers een hart onder de riem te steken tijdens deze uiterst moeilijke weken van wachten op redding.

Reacties (13)

#1 Erik

Geslaagde poging een stukje geschiedenis te verbinden aan de aktualiteit.

Je noemt als groot verschil dat de mijnwerkers wisten dat er hulp zou komen, maar bedenk wel dat ze dat pas na ruim twee weken wisten. Tegen die tijd zouden ze er wel vanuit kunnen gaan dat de zoektocht was opgegeven, en ze konden geen hoop putten uit twee mannen die misschien wel de bewoonde wereld zouden bereiken (zoals bij de vliegramp).
Ik denk dat voor die mijnwerkers de laatste dagen voordat kontakt werd gelegd een psychologische hel moet zijn geweest. Daarna wordt het inderdaad een heel ander verhaal.

  • Volgende discussie
#2 Mark

Wat ik zo opmerkelijk vindt is hoe die mijnwerkers het gehele land lijken te mobiliseren en verbinden. Het is een waar volksfeest geworden.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Ger

@Erik Thanx, we aim to please…

Nee het klopt dat er pas na 17 dagen contact kwam, maar het was wel bekend welke mijnwerkers vermist waren en op welke plek ze mogelijkerwijs de instorting van de mijn hadden kunnen overleven. Of het technisch mogelijk zou zijn om hen te bereiken was misschien voor betrokkenen niet duidelijk, maar het lag in de lijn der verwachting dat men zou proberen hen uit te graven. Hoop doet leven. Ook toen ze een keer contact hadden met de buitenwereld bleef die hoop leven, aangezien men de technische middelen had om hen te redden.

Bij de Andesvliegramp daarentegen was er een dag of acht gezocht, maar had men de reddingsmissie gestaakt. Waarschijnlijk ging men ervan uit dat niemand dit had kunnen overleven. De kans dat de overlevenden spontaan ontdekt zouden worden was vrijwel nihil en qua voedsel en blootstelling aan de elementen was elke volgende dag een dag dichter bij de dood. Het is een wonder dat er überhaupt overlevenden waren. Ik denk dat dat psychologisch zwaarder was.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4 Erik

Maar dat wisten die mijnwerkers zelf niet, de eerste 17 dagen dan. Over de gehele periode denk ik dat je gelijk hebt: mensen om je heen zien sterven, de weersomstandigheden, en uiteindelijk mensenvlees moeten eten en veel langer in onzekerheid zitten of je gered gaat worden maken de vliegramp vast tot een grotere psychische belasting.
Ik probeerde alleen wat nuance aan te brengen bij het beeld dat die mijnwerkers het niet zo zwaar hadden. Ik denk dat vlak voor ze ontdekten dat ze ontdekt waren, veel van die mijnwerkers ook wel alle hoop al hadden opgegeven.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 Ger

@4 Ja, ik stel me voor dat van elke ploeg die naar beneden gaat precies bekend is wie het zijn en wie er dus niet weer naar boven waren gekomen. De ingesloten mijnwerkers konden er dus vanuit gaan dat men wist dat zij vermist waren en in ieder geval er op mochten hopen dat men zou proberen hen te ontzetten. Van meet af aan leefde die hoop en ondernamen ze zelf ook pogingen om uitwegen te vinden.

Acuut levensgevaar was er voor hen ook niet, dus denk ik dat het draaglijker was. Ook omdat ze door het geluid van de boren konden horen dat men van bovenaf bezig was hen te zoeken.

“On 22 August at 07:15 CLT, another probe reached a ramp, at 688 meters (2,257 ft) underground, about 20 metres from a shelter where the miners were expected to have taken refuge.[28] The miners had listened to the drills approaching for days and had prepared pre-written notes to their rescuers on the surface as well as making sure they had adhesive tape to secure the prepared notes to the drill once its tip poked into their space.” (wiki)

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#6 Erik

Ah, dat horen boren, daar had ik niet bij stil gestaan, dat maakt een groot verschil inderdaad.

Ik heb trouwens niet willen suggereren dat de mijnwerkers het ook maar een moment net zo erg hebben gehad als de neergestorten in de Andes. Het sterven en het weer waren er tenslotte al vanaf de crash zelf.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#7 Bismarck

De gelijkenissen zijn me wel erg ver gezocht (vooral datum, aantal, locatie). Dat had beter weggelaten kunnen worden, nu krijgt het wel een erg hoog Niburu gehalte.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#8 Erik

Ik vind dit soort toevallige overeenkomsten wel grappig (en inderdaad, die lokatie komt hooguit overeen in z’n extremiteit) en Ger legt toch nergens een oorzakelijk verband?

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#9 Bismarck

#8: Ja maar het betreft hier geen daadwerkelijke overeenkomsten. Noch de datum van het ongeluk, noch de datum van de redding van de eerste overlevers komt overeen, bijvoorbeeld. De “toevalligheden” worden tot in het extreme gezocht (zo ook bij het aantal overlevers). Zo toevallig is het niet meer als je twee rampen vergelijkt die beiden meer dan twee maanden duren dat er ergens een overlap tussen ze zit. Om die ontoevalligheden dan op te zoeken vind ik afbreuk doen aan het verhaal. Concentreer dan liever op de werkelijke overeenkomsten, daarmee doe je de geschiedenis van beide rampen meer recht.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#10 Ger

@Bismarck

Beetje azijnpisserig vind ik. Ik werd een week of 2 geleden getriggered door een berichtje dat de overlevenden van 1972 ook naar de Copiapó mijn waren gegaan om steun te betuigen. Zij kunnen zich vast goed verplaatsen in elkaars situatie.

Omdat het er op leek dat rond de herdenking van 38 jaar Andesvliegramp (13 oktober) de eerste mijnwerkers naar boven zouden komen – wat ook zo was! – leek het me aardig om de twee te combineren. Daarin zie ik zeker geen Niburu-achtige “alles hangt met alles samen” of een goddelijk voorzienigheid of zo, het is meer een kapstok om een voor velen onbekend verhaal nogmaals te vertellen.

Op het tweede gezicht zijn er toch meer redelijke overeenkomsten dan op het eerste gezicht; lokatie, duur, grootte groep, herdenkingsmoment 13 oktober etc. Grappig, meer niet.

De verschillen, die voor een deel met de veranderde tijdgeest te maken hebben, o.a. de rol van de media, zijn trouwens minstens even instructief. Zie ook: http://www.geencommentaar.nl/2010/10/15/chili-een-showcase-van-inefficiente-journalistiek/

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#11 Mark

@Bismarck: “Niburu” vind ik wel echt een (onterechte) belediging!

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#12 Erik

Overigens is ’t ook de moeite waard even stil te staan bij de gevolgen die deze ramp heeft voor de overige mijnwerkers van Copiapó. De mijn gaat dicht, ze zijn allemaal (inklusief de 33) werkloos.
Los van de psychische schade aan de 33 en hun familie en vrienden (waaronder vast ook veel kollega’s zitten), mag je verwachten dat de 33 hier een veel betere ‘ontslagvergoeding’ aan over houden dan hun voormalige kollega’s.

Iets heel anders, maar de gedachte drong zich op:
Deze hele periode was door de kamera’s in de mijn een reality-soap waar geen ‘echte’ reality-soap tegen op kan. Zou iemand eraan gedacht hebben dat die mijnwerkers nog iets konden verdienen aan de rechten op die beelden? Ik heb namelijk niet de indruk. En nu ben je te laat, dat had meteen geregeld moeten worden na de eerste beelden van beneden.

Ergens is ’t krom dat je veel meer kunt verdienen als speler in een geënsceneerde situatie (waar je je ook nog ’s zelf voor hebt opgegeven), dan als slachtoffer van een ontstane situatie die minstens zo’n tv-hit wordt. En goed beschouwd was dit een veel grotere hit, want de doorsnee reality-soap is alleen een hit in een enkel land, dit was een wereldhit.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#13 Ger

@12 In ieder geval een lid van de ‘cast’ heeft alles in zich een mediapersoonlijkheid te worden, Mario “Super Mario” Sepúlveda. Amper boven de grond voerde hij al een grote show op: “Volgens oud-journalist Alejandro Pino, die de kompels de afgelopen weken mediatraining gaf, gaat Sepúlveda een gouden toekomst in de televisiewereld tegemoet.

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/1033141/2010/10/14/De-redding-van-Mario-Sepulveda.dhtml

  • Vorige discussie