Deze bijdrage nemen we over van Lowtech Magazine.
Waarom is het hoge verbruik van olie en andere fossiele brandstoffen problematisch? Omdat we het klimaat beïnvloeden, zegt de ene. Omdat fossiele brandstoffen op dreigen te raken, zegt de andere.
Als het over energie gaat, is er niet alleen onenigheid over de oplossingen. We zijn het evenmin eens over het probleem: is het “global warming” of “peak oil”? Een belangrijke vraag, want wat een oplossing vormt voor het ene, heeft vaak negatieve gevolgen voor het andere.
Eind april vond in Brussel de negende internationale ASPO-conferentie over “peak-oil” plaats (ASPO is de “Association for the study of Peak Oil and Gas“, die in 2000 werd opgericht). Energie-experts van over heel de wereld kwamen er bij elkaar om te discussiëren over het (al dan niet snel) opraken van fossiele brandstoffen, olie en gas voorop (de video’s van de voordrachten staan online). Lowtech Magazine woonde de conferentie bij op uitnodiging van Rembrandt Koppelaar, mede-oprichter van ASPO-Nederland en redacteur bij The Oil Drum.
Wat is piekolie?
Het concept “peak-oil” of “piekolie” werd in 1956 gelanceerd door M. King Hubbert. Deze Amerikaanse geofysicus besloot op basis van zijn onderzoek naar olie- en gasreserves dat de productie van fossiele brandstoffen een welbepaalde curve volgt in de tijd, waarbij er een piek optreedt in de productie als de helft van de voorraad is opgebruikt. Daarna valt de jaarlijkse productie steeds verder terug.
Hubbert-curves kunnen worden opgemaakt voor individuele olie- en gasvelden, voor geografische regio’s of afzonderlijke olie- en gasproducerende landen (zie grafiek hieronder), en voor de wereld als geheel. Het concept kan ook worden toegepast op andere eindige brandstoffen of grondstoffen zoals steenkool, fosfaat of lithium.
Het “pieken” van individuele olievelden of van de olieproductie in bepaalde landen is niet zo erg, omdat andere olievelden en andere olieproducerende landen de rol van producent kunnen overnemen. Maar eens de piek op globaal niveau wordt bereikt, zal de wereld het elk jaar met minder olie moeten stellen. Aangezien de vraag naar olie (en andere fossiele brandstoffen) nog steeds stijgt (naar verwachting zal ze in 2030 bijna 40 procent hoger liggen dan in 2006) zal dat leiden tot steeds hogere olieprijzen.
Die zouden vervolgens een ontwrichtend effect kunnen hebben op de economie en het welzijn van de wereldbevolking. Voedsel, transport, verwarming, consumentengoederen: het zou allemaal steeds duurder worden. Landen die niet of niet voldoende over eigen oliereserves beschikken, zullen (als ze daarvoor de middelen hebben) in de verleiding komen om op een gewelddadige manier de aanvoer van fossiele brandstoffen zeker te stellen.
Eén van de belangrijkste boodschappen van de piekolie-beweging is dat we tijdig met de uitbouw van alternatieve energiebronnen moeten beginnen om de neergang van de olie- en gasproductie op te vangen – liefst tien of twintig jaar voordat de piek plaatsvindt. Het opzetten van een alternatieve energieproductie kost immers veel energie en grondstoffen, nodig voor bijvoorbeeld het produceren van zonnepanelen en windturbines. Doen we dat als de olieproductie reeds dalende is, dan zet de uitbouw van dat alternatief het inkrimpende aanbod nog verder onder druk en komen we mogelijk in een neerwaartse spiraal terecht.
Foute voorspellingen
King Hubbert voorspelde in 1956 dat de Amerikaanse olieproductie zou “pieken” tussen 1965 en 1970. Die voorspelling werd weggelachen – rapporten waarin werd gewaarschuwd voor het snel opraken van olie werden al sinds het begin van de twintigste eeuw gepubliceerd en sloegen de bal flink mis. Maar Hubbert’s voorspelling bleek te kloppen: de Amerikaanse olieproductie piekte in 1970. De voorspellingen op wereldvlak bleken minder accuraat. In 1974, toen er wereldwijd 56 miljoen vaten ruwe olie per dag werden opgehaald, voorspelde Hubbert dat de globale piek van de olieproductie in 1995 zou plaatsvinden. Maar de olieproductie steeg verder van 62 miljoen vaten per dag in 1974 tot bijna 74 miljoen vaten per dag in 2008.
De aarde heeft een beperkte omvang en dus valt er niets af te dingen op de voorspelling dat de globale olieproductie op een dag zal pieken. Maar over de vraag wanneer dat precies zal gebeuren, of gebeurd is, wordt nog steeds hevig gedebatteerd. Het aantal studies dat een datum kleeft op de piek van de olieproductie is niet te tellen.
Optimisme en pessimisme
De meest pessimistische rapporten (voorbeeld – pdf) stellen dat we het moment van piekolie al gepasseerd zijn, met name in 2005 of 2006 – slechts tien jaar na de oorspronkelijke voorspelling van Hubbert. Die vertraging zou dan onder meer te wijten zijn aan de grotere inzet van aardgas sinds het einde van de jaren zeventig, waardoor de druk op de olievoorraden iets werd verlicht.
——————————————————————————————————–
De globale ruwe olieproductie bedroeg 73,7 miljoen vaten per dag in 2005, een productie die sindsdien niet meer werd gehaald
——————————————————————————————————–
Voorlopig lijken deze pessimistische voorspellingen te kloppen. De globale ruwe olieproductie bedroeg 73,7 miljoen vaten per dag in 2005, een productie die sindsdien niet meer werd gehaald. Het probleem is dat we niet met zekerheid kunnen stellen of het om een tijdelijke dan wel definitieve productiepiek gaat. De globale olieproductie stagneerde en daalde eerder al, met name van 1973 tot 1975, van 1978 tot 1993 en van 2000 tot 2002, maar trok daarna telkens opnieuw aan (bron). Andere pessimistische rapporten (bv. 1/2) leggen de verwachte productiepiek in de nabije toekomst: tussen nu en 2020.
Geen piek maar een plateau
Meer optimistische rapporten – vaak maar niet altijd afkomstig van de olieproducenten zelf – leggen de productiepiek een heel eind verder in de toekomst (na 2030 of zelfs na 2100) en/of stellen dat de piek eerder een ‘plateau’ zal zijn. Dat laatste komt erop neer dat de olieproductie weliswaar niet verder zal stijgen, maar dat ze decennialang op hetzelfde niveau zal blijven en pas daarna erg langzaam zal dalen.
Het argument voor deze optimistische visie is dat hogere olieprijzen nu onrendabele reserves economisch interessant zullen maken, alsook de ontwikkeling van nieuwe technologie zullen stimuleren waarmee nu onbereikbare reserves straks wel in aanmerking komen voor productie.
Dat is namelijk wat er de afgelopen 100 jaar steeds opnieuw is gebeurd. De pessimisten wijzen er echter op dat die ontginning steeds meer energie dreigt te kosten (zie het artikel “Hoeveel olie kost de productie van olie?“), waardoor het netto-energierendement steeds verder zal dalen. Ter illustratie: honderd jaar geleden spoot de olie na het slaan van een boorput gewoon uit de grond, vandaag moet ze vanop kilometers diep worden opgepompt.
Spanning tussen piekolie en klimaatopwarming
Piekolie krijgt nauwelijks aandacht in de politiek, de media en de milieubeweging – zeker in vergelijking met de enorme aandacht voor de opwarming van het klimaat (een onderwerp dat ik hier dan ook niet hoef uit te leggen). Een uitspraak die kon worden opgetekend uit de monden van een aantal bezoekers van de ASPO-conferentie was dat de peak-oil beweging haar krachten zou moeten bundelen met het International Panel on Climate Change (IPCC), de wereldwijde organisatie die zich over de opwarming van het klimaat buigt.
Dat is echter niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Het water tussen beide organisaties is diep. Het thema klimaatopwarming kwam maar mondjesmaat aan bod tijdens de conferentie over piekolie en de rapporten van het IPCC maken geen woorden vuil aan piekolie.
Klimaatopwarming bestaat niet
Binnen de peak-oil beweging zijn er nogal wat mensen die menen dat de opwarming van het klimaat nonsens is, of dat het probleem wordt overdreven. Sommigen ontkennen dat de aarde opwarmt, maar een interessanter bezwaar is dat er simpelweg niet genoeg fossiele brandstoffen in de grond zitten opdat de doemvoorspellingen van het IPCC zouden kunnen uitkomen.
Kjell Aleklett, de president van ASPO, beschuldigde het IPCC er op de conferentie van om onrealistische en overdreven pessimistische voorspellingen te doen over de opwarming van het klimaat omdat er geen rekening wordt gehouden met de beperkte voorraden van fossiele brandstoffen. Volgens Aleklett piekte olie in 2008 en zal steenkool pieken in 2030.
——————————————————————————————————–
Zitten er voldoende fossiele brandstoffen in de grond om de doemvoorspellingen van global warming te doen uitkomen?
——————————————————————————————————–
In de ogen van de ASPO-president verhindert piekolie dus een rampzalige opwarming van het klimaat (zie ook dit artikel). Als de productie van olie (en andere fossiele brandstoffen) in dalende lijn gaat, dan zal ook de uitstoot van CO2 minder stijgen dan verwacht en zal de temperatuurstijging lager uitvallen dan nu wordt voorspeld. Met andere woorden: het probleem is niet dat er te veel, maar te weinig fossiele brandstoffen zijn.
Om die reden staan veel ASPO-leden ook afkerig tegenover oplossingen zoals het afvangen en opslaan van CO2 afkomstig van steenkoolcentrales – een vaak voorgestelde oplossing voor de opwarming van het klimaat (Lees: “Een roetzwarte toekomst: de revival van steenkool“). Het afvangen van CO2 doet het rendement van een steenkoolcentrale met ongeveer 25 procent dalen. Er is dus 25 procent meer steenkool (of een andere fossiele brandstof) nodig om evenveel elektriciteit te produceren, waardoor de energiebronnen nog sneller uitgeput zouden raken.
Ook de aanleg van een transportinfrastructuur voor CO2 (steenkoolcentrales liggen zelden vlak boven lege gasvelden) en de installaties voor afvang en opslag vragen extra energie. Deze potentiële oplossing voor de opwarming van het klimaat maakt dus het probleem van slinkende reserves fossiele brandstoffen alleen maar erger.
Piekolie bestaat niet
Andersom was het opmerkelijk dat een aantal sprekers op het ASPO-congres in Brussel er geen geheim van maakten dat ze niet in piekolie geloven. De Belgische professor Aviel Verbruggen was er één van. Volgens Verbruggen – die een voordracht gaf over de rol van energieprijzen – zitten er nog genoeg fossiele brandstoffen in de grond om nog eeuwenlang door te gaan. En dat is nu net het probleem, want daardoor zal de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer dramatische proporties aannemen. De visie van Verbruggen staat dus haaks op die van Kjell Aleklett: er zijn niet te weinig, maar te veel fossiele brandstoffen.
Hoe kan het dat de conclusies over de olie- en gasreserves zo ver uit elkaar lopen? Het verschil zit hem in essentie in de definitie van wat olie en gas nu precies zijn. Vrijwel niemand betwist dat de hoogdagen van goedkoop en makkelijk te ontginnen conventionele olie- en gasreserves achter ons liggen. Maar dat wil niet zeggen dat er niets meer op te fikken valt. Er is bijvoorbeeld de forse opmars van “onconventionele” olie- en gasbronnen, zoals teerzanden, olieschalie en schaliegas.
De ontginning van teerzand in Canada (bron)
Alleen al de Canadese en Venezolaanse teerzanden – een combinatie van zand, klei, water en een stroperige variant van petroleum – zouden naar schatting het equivalent van 3,6 miljard vaten olie bevatten, ongeveer twee keer zoveel als de resterende reserves conventionele olie. Een bijna even grote hoeveelheid zou wereldwijd verborgen zitten onder de vorm van olieschalie – in kleisteen gevangen petroleum die (net als teerzand) al sinds de prehistorie door mensen wordt gebruikt.
——————————————————————————————————–
De reserves aan schaliegas, teerzanden en olieschalie zijn tot 6 keer groter dan de resterende reserves conventionele brandstoffen
——————————————————————————————————–
De wereldwijde reserves van schaliegas, gas dat opgesloten zit in rotsformaties, worden vooralsnog geschat op 0,5 tot 1,6 keer de nu bestaande conventionele gasreserves – wat zou neerkomen op ongeveer 20 tot 60 jaar extra reserve bij het huidige verbruik. Schaliegas wordt al meer dan een eeuw op zeer kleine schaal ontgonnen in de VS, maar hogere gasprijzen en verbeteringen van de technologie hebben sinds 2005 in de Verenigde Staten tot een enorme uitbreiding van de productie geleid.
Het enthousiasme voor schaliegas is nu overgewaaid naar andere continenten, inclusief Europa. Volgens het IEA zijn de reserves in Europa goed voor 60 keer het jaarlijkse gasverbruik. Energiebedrijven zijn momenteel volop bezig met de exploratie. Vooral in Polen is het enthousiasme groot. In Nederland, dat over relatief grote voorraden schaliegas lijkt te beschikken, sprak de Energieraad zich eerder dit jaar uit voor een forse uitbreiding van de ontginning van deze onconventionele energiebron. De eerste proefboringen zullen dit jaar van start gaan.
De precieze omvang van de reserves onconventionele fossiele brandstoffen is uiteraard onderwerp van discussie. Maar het lijkt er op dat als de ontginning ervan op grote schaal wordt aangepakt, alle doemscenario’s van de piekolie-beweging opnieuw zijn achterhaald. Het is opmerkelijk dat het Internationaal Energie Agentschap (IEA), dat tot voor kort het concept piekolie totaal negeerde en uitging van een oneindig stijgende olieproductie, in haar laatste rapport erkende dat de olieproductie in 2006 een wereldwijde piek had bereikt. Om er dan meteen aan toe te voegen dat hiermee de conventionele olieproductie wordt bedoeld – door de opkomst van onconventionele olie- en gasbronnen zal de productie evengoed blijven stijgen, stelt het agentschap (al werd die stijging met elk volgend rapport wel naar beneden bijgesteld, zie grafiek hierboven).
Oplossing voor piekolie is extra probleem voor klimaatopwarming
De keerzijde van deze onconventionele bronnen is niet alleen dat ze meer geld kosten (geen probleem als de olieprijzen stijgen) maar ook dat ze een aanzienlijk hogere CO2-uitstoot hebben dan conventionele olie en gas, zowel wat de ontginning als de bewerking ervan betreft. Bij de ontginning van schaliegas komen bovendien in vergelijking met de ontginning van conventioneel aardgas veel grotere hoeveelheden methaan vrij – een veel potenter broeikasgas dan CO2. Het gevolg van dit alles is dat de uitstoot van broeikasgassen door onconventionele olie- en gasbronnen zo’n twee tot vier keer hoger kan liggen dan in het geval van conventionele olie- en gasbronnen. Daarmee zouden onconventionele olie- en gasbronnen minstens een even groot en waarschijnlijk een groter probleem voor het klimaat vormen dan steenkoolcentrales.
——————————————————————————————————–
De ontginning van onconventionele olie- en gasbronnen vormt wellicht een groter probleem voor het klimaat dan steenkool
——————————————————————————————————–
Met andere woorden: een van de oplossingen voor piekolie (het aanboren van de wellicht enorme voorraad onconventionele fossiele brandstoffen) verergert het probleem van de klimaatopwarming, net zoals sommige potentiële oplossingen voor het klimaatprobleem (zoals het afvangen en opslaan van CO2) het probleem van piekolie verergeren.
Duizenden boorputten in het landschap
Onconventionele oliebronnen veroorzaken bovendien bijkomende milieuvervuiling omdat ze zwavel en zware metalen bevatten. Schaliegas vormt dan weer een bedreiging voor de kwaliteit van het drinkwater – een onderwerp van veel controverse in de VS. Bij de winning van schaliegas wordt onder hoge druk een mengsel van water, zand en chemicaliën (zoals chloor, kerosine, tolueen of formaldehyde) in de grond gespoten om de rotsformaties te verbrijzelen en zo het gas vrij te maken. De contaminatie van grondwater was recentelijk reden genoeg voor zowel de Franse als Canadese overheid om een tijdelijk moratorium op de ontginning van schaliegas af te kondigen in afwachting van verder onderzoek.
De ontginning van schaliegas in de VS (bron)
Bovendien vereist de ontginning van schaliegas veel water en – omdat er horizontaal wordt geboord – een groot aantal boorputten, die overal in het landschap zullen opduiken en ongetwijfeld op weerstand van de bevolking zullen stuiten. Ook de ontginning en productie van teerzanden en olieschalie heeft vernietigende ecologische en maatschappelijke gevolgen, vooral omwille van de enorme grondoppervlakte die wordt ingenomen. Al deze bijkomende effecten zouden het maatschappelijk verzet tegen onconventionele fossiele energiebronnen zodanig kunnen aanwakkeren dat het potentieel ervan nooit zal worden benut. En dan wordt peakoil opnieuw een dringend probleem.
Fundamentele oplossingen
Het zou comfortabel zijn om te besluiten dat zowel peakoil als klimaatopwarming een verzinsel zijn, maar helaas zit het iets ingewikkelder in elkaar. Als de onconventionele fossiele brandstoffen in de grond blijven zitten, dan draait de opwarming van het klimaat mogelijk minder rampzalig uit dan verwacht. Maar dan zitten we binnenkort wel met een tekort aan energie, wat onder meer problematisch is voor de uitbouw van hernieuwbare energiebronnen. Halen we de onconventionele fossiele brandstoffen op, dan hoeven we ons wellicht de komende eeuw geen zorgen te maken over het aanbod van energie. Maar dan bestaat het risico dat zelfs de ergste doemscenario’s van het IPCC te optimistisch blijken te zijn. Bovendien wordt de stimulans om een hernieuwbare energieproductie uit te bouwen dan kleiner.
Zowel peakoil als global warming – die op een aantal vlakken in feite elkaars spiegelbeeld zijn – brengen zo’n grote risico’s met zich mee voor een ontwrichting van de samenleving dat we ze best allebei serieus nemen en ons concentreren op oplossingen die een antwoord bieden op beide problemen tegelijk. En hoewel dun gezaaid, zijn die er wel degelijk (het onderwerp van de voordracht van Euan Mearns): het uitbouwen van hernieuwbare energiebronnen en – in de eerste plaats – het terugschroeven van het absolute energieverbruik (want ook zonnepanelen en windturbines bouwen kost energie).
——————————————————————————————————–
Alleen een verlaging van het energieverbruik lost zowel “peakoil” als “global warming” op
——————————————————————————————————–
Hoe moeilijk peakoil en klimaatopwarming ook met elkaar te verzoenen zijn, beide problemen worden fundamenteel veroorzaakt door het snel opbranden van fossiele brandstoffen (meer dan 70 miljoen vaten per dag). Het verminderen van het energieverbruik of meer specifiek het verminderen van het verbruik van fossiele brandstoffen is een doel waar zowel de ASPO als het IPCC zich samen zouden kunnen en moeten achterzetten. (Een mooi voorbeeld is het ‘Oil Depletion Protocol‘, het in 1996 door ASPO-stichter Colin Campbell gelanceerde voorstel voor een vrijwillige verlaging van de internationale olieproductie met 2,6 procent per jaar). Maar laat dat nu net de oplossing zijn waar vrijwel iedereen vandaag de dag in alle talen over zwijgt.
Kris De Decker
Reacties (19)
Aleklett is een gematigd peakoiler.
Anderen beweren dat steenkool al voor 2015 zal pieken.
Jammer dat het artikel niet ingaat op de netto-energie-opbrengst (EROEI).
De makkelijk winbare olie uit de vorige eeuw leverde een hoog energie-rendement op. Je investeerde één vat olie en kreeg het 50-voudige ervoor terug.
Als je olie uit teerzand moet halen (met stoom of heet water) dan is het rendement veel lager.
Investeren van één vat olie levert slechts 2 of 3 vaten teerzandolie op.
Deze dalende trend in EROEI (Energie Return on Energy Invested) vind je ook terug bij winning van steenkool en van (schalie) gas.
De afname van EROEI is onomkeerbaar. De makkelijk winbare fossiele brandstoffen zijn op.
“wat zou neerkomen op ongeveer 20 tot 60 jaar extra reserve bij het huidige verbruik”
Maar het is niet realistisch om te vergelijken met het huidige verbruik, want het verbruik stijgt nu juist nog steeds elk jaar.
“the greatest shortcoming of the human race is our inability to understand the exponential function.” – Al Bartlett
http://www.albartlett.org/presentations/arithmetic_population_energy.html
(al werd die stijging met elk volgend rapport wel naar beneden bijgesteld, zie grafiek hierboven).
Dat blijkt niet zozeer uit de grafiek: De lijnen lopen vrijwel parallel, dus er wordt steeds een (vrijwel) even snelle stijging voorspeld. Alleen wordt de grafiek steeds een jaar naar achter geschoven, omdat elk jaar de (voorspelde) stijging was uitgebleven. Alleen dat gegeven al zou de IEA toch aan het denken moeten zetten. Ik heb die hoop overigens opgegeven, gezien de aanstaande wisseling in het directoraat.
Hans: beter lezen. Naast de eerste foto van een laat negentiende eeuwse boorput waar de olie letterlijk uit spuit (visueel de beste representatie van een dalend EROEI) staat er:
“De pessimisten wijzen er echter op dat die ontginning steeds meer energie dreigt te kosten (zie het artikel “Hoeveel olie kost de productie van olie?“), waardoor het netto-energierendement steeds verder zal dalen. Ter illustratie: honderd jaar geleden spoot de olie na het slaan van een boorput gewoon uit de grond, vandaag moet ze vanop kilometers diep worden opgepompt.”
Volg dan de link en je krijgt een heel artikel over EROEI.
Mooi, genuanceerd artikel.
“Een vrijwillige verlaging van de internationale olieproductie” is natuurlijk geen reeele optie…
Het verhaal zit erg goed in elkaar en laat zien dat misschien niet alles haalbaar is: en milieu, en welvaart, en groei ,en klimaat redden, en duurzaam. Het wordt passen en meten. Wachten op nieuwe technologische ontwikkelingen dan maar? een doorbraak in kernfusie?
We gaan allemaal dood, denk ik.
@6 Zonnepanelen worden in rap tempo goedkoper. Het is nu al rendabel om in te stappen – en wordt financieel nóg aantrekkelijker (het was en blijft al aantrekkelijk vanuit milieu-oogpunt).
Over 2 jaar is het een rage en wil iedereen die dingen.
@8 Ja, Bontenbal, zonnepanelen kunnen een aandeel leveren.
Waar dit artikel over gaat is dat het leveren van energie steeds meer energie gaat kosten, dat voor het produceren van miljarden panelen veel zeldzame metalen nodig zijn en dat voor de winning van metalen steeds meer energie nodig is. Lees het nog eens een keertje door en pieker er nog eens over.
@4: link gevonden Kris. Het artikel kende ik al van een eerder bezoekje aan Lowtech Magazine.
Het zou heel interessant zijn om te weten welk deel van de fossiele brandstoffen niet-energetisch gebruikt worden. Ik dacht ooit wel eens vernomen te hebben dat het 80% was.
Als dat zo is hebben isolatie, zuinige auto’s e.d. helemaal geen zin.
@11: Ligt nogal aan je definitie van geen zin (als je geld besparen bv. zinloos vindt, kan je inderdaad net zo goed ’s winters je ramen open zetten en gewoon harder stoken). Maar als je enige zin het peakoil (peakcoal, …) verhaal is, dan heeft zuinig met energie omgaan weinig zin ja.
@9, de enige die over de beperkte winning van metalen schrijft hier, ben jij zelf. Het artikel noemt ’t niet.
@13 Lees ook alle links in het artikel door dan kom je genoeg hierover tegen.
Leuk stukje maar het is meer een recentie van deze recensent over een voorstelling gegeven door allerlei vooringenomen goedbetaalde “wetenschappers” en andere “topmensen”.
Beter zou het zijn om zel eens wat rekenwerk te verrichten, mits men enige kennis bezit natuurlijk. dan vind je al gauw de leugens en annames die nooit kunnen kloppen.Alle reserves aan fossiele brandstoffen wordn te laag weergegeven,is in ieders voordeel.Maar de totale reserves zijn minstens 10maal hoger dan wat men opgeeft. Het is een beetje zoals de salarissen in Griekenland; waar de armlastige griekse prive-artsen salarissen van 10.000 euro per jaar opgaven ,waar ze werkelijk met tonnen ervandoor gingen…want hun belang is anders.
Ga daar eens van uit en reken nu zelf eens uit.
Ik zeg jullie; minstens tienmaal meer…dus pessimisme van 30 jaar word tal 300 jaar…en positieve voorraad is bijkans onbeperkt.
@Addergebroed: Heb je ook wat bewijs voor je bewering?
En als je bewering klopt, hoe komt het dan dat bronnen toch eerder uitgeput raken dan op basis van de opgegeven reservers verondersteld mocht worden?
@15: In tegenstelling tot Griekse artsen, hebben olieproducenten juist baat bij het overschatten van hun reserves. Je vergelijking lijkt me dus niet echt opgaan.
@ 13 Zie de alinea boven het kopje “foute voorspellingen”, die verwijst naar dit artikel:
http://www.lowtechmagazine.be/2010/10/genoeg-grondstoffen-voor-zonnepanelen-en-windturbines.html
@15 In theorie heb je nog niet eens ongelijk Addergebroed, immers in elk stukje grond kan je wel sporen van fossiele brandstoffen vinden. Maar waar het om gaat is winbare reserves en niet om een theoretische hoeveelheid die niet te exploiteren is. Vergelijk het maar met de grote theoretische hoeveelheid goud die aantoonbaar in zeewater aanwezig is.