Quack!? Over vertrouwen in de wetenschap

Waar de wetenschap vertrouwen verliest krijgt pseudowetenschap een kans. Klimaatwetenschappers, sociale wetenschappers en medische wetenschappers kunnen er over meepraten. Gebrek aan vertrouwen kan te maken hebben met verschillende factoren. Er is sinds halverwege de vorige eeuw sprake van een algemeen verlies aan gezag van de intellectuele elite. Daarnaast heeft het afbrokkelen van traditionele kaders, zoals kerken en andere collectieve verbanden, geleid tot een gevoel van ‘verweesdheid’ en onzekerheid over de toekomst, soms uitmondend in angst. Ter compensatie biedt het internet een enorme verruiming van de toegang tot alternatieve informatie waar altijd wel een bevestiging of houvast kan worden gevonden voor zowel persoonlijke twijfels als vaste overtuigingen die men liever niet opgeeft. Er zijn ongetwijfeld meer en betere verklaringen te vinden. Los van de oorzaken van groeiend wantrouwen zullen we denk ik hoe dan ook moeten leren leven met het feit dat mensen resultaten van onderzoek niet voetstoots voor waar zullen aannemen. En dat we geconfronteerd zullen blijven worden met ongeloof, hardnekkige ontkenning van resultaten van wetenschappelijk onderzoek, irrationele theorieën, kwakzalvers en andere ordeverstoorders voor het zindelijk denken. De vraag in deze artikelenreeks is: hoe ga je er mee om? Tekenbeten Voor een antwoord op deze vraag zou ik aandacht willen vragen voor de sociale kant van het ontstaan en het voortbestaan van het wantrouwen. Ik gebruik daarvoor een voorbeeld uit de medische wetenschap dat heeft geleid tot een hardnekkig conflict tussen artsen en patiënten: de chronische ziekte van Lyme. “De ziekte van Lyme is een goed omschreven infectieziekte, die meestal mild verloopt. In zeldzame gevallen kan de verantwoordelijke Borrelia-bacterie - die door teken wordt overgedragen - ernstige ontstekingen van bijvoorbeeld hart en hersenen veroorzaken. Een korte antibioticakuur leidt vrijwel steeds tot genezing. Een handvol mensen kampt na een succesvolle behandeling soms nog met gewrichtsklachten - het zogenaamde 'post-Lyme syndroom'”. Naast een kleine groep met het ‘post-Lyme syndroom’, is er een grotere groep met chronische klachten (vermoeidheid, etc.) die in de overgrote meerderheid van de gevallen niet te herleiden is op de Borrelia-bacterie. Daarover ligt de Lyme(patiënten)vereniging al jaren in de clinch met de gevestigde medische wetenschap. Dat gaat dan bijvoorbeeld over het vergoeden van antibioticabehandelingen bij de chronische ziekte van Lyme. Het Zorginstituut wil er niet aan. ‘Langdurige behandeling met antibiotica bij lymepatiënten met persisterende niet-specifieke klachten is niet effectief. Deze behandeling maakt daarom geen deel uit van het basispakket. De relevante wetenschappelijke beroepsverenigingen zijn het eens met dit standpunt.’ Medische wetenschappers bestrijden de visie van de Lymevereniging dat chronische klachten een fysieke oorzaak hebben. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor te vinden. Toch zijn er mensen die blijven volhouden dat de Borrelia-bacterie verantwoordelijk is voor hun klachten, zelfs in gevallen waarin de bacterie helemaal nooit is aangetoond. Zij veronderstellen dat de bacterie zich slim weet te verstoppen zodat hij niet gevonden kan worden. Hoe hier op te reageren? De chronische Lymepatiënten kunnen geen bewijs leveren dat de bacterie bestaat, want die verstopt zich. En de artsen kunnen niet met zekerheid zeggen dat hij niet bestaat zo lang hij zich verstopt. Wetenschap als mening Bij een dergelijk bizar dispuut zal achter het hardnekkige wantrouwen van de aanklagers van de wetenschap een hoop irrationaliteit, ongeloof en egotripperij schuilen. Maar er spelen ook basale sociale processen. Wie ontevreden is, zich niet gehoord voelt of gefrustreerd is in zijn pogingen gelijk te krijgen zoekt lotgenoten. De lotgenoten verenigen zich. En binnen die vereniging, levensecht of virtueel, werken de meest uitgesproken figuren zich omhoog als woordvoerders die de strijd aangaan met de gevestigde wetenschappers. Zij treden daarbij op als belangenvertegenwoordigers die voor hun achterban in het krijt treden en alles van tafel schuiven wat niet in het gezamenlijk afgesproken lotgenotenverhaal past. Ze voelen zich daarbij gesteund door het postmodernistische ‘Wetenschap is ook maar een mening’. In de interactie verharden de standpunten zich vervolgens snel. Het gesprek over de feiten ontaardt in een politiek debat: wie krijgt er gelijk? In de terugkoppeling naar de achterban zullen de woordvoerders met hun meest uitgesproken stellingnames laten zien hoe ze voor hun belangen zijn opgekomen. Een zoveelste radicaliseringsmoment. Voor zover de aanhangers meegaan zullen ook zij bij uitblijvend resultaat gemakkelijk radicaliseren. En daarbij worden ze geholpen door de algoritmes van de sociale media die hen het fabeltjesfuik indrijven. Zo hoeft het natuurlijk niet te gaan. Maar dergelijke sociale processen spelen altijd wel een grotere of kleinere rol als mensen zich uit wanhoop of frustratie keren tegen gevestigde standpunten van de wetenschap, of het nu over ziektes, virussen of het klimaat gaat. Dát opposanten zich roeren lijkt mij overigens alleen maar positief. Tegenspraak is noodzakelijk om dichterbij de waarheid te komen. Het probleem is de radicalisering die kan leiden tot het verlies van het zicht op de werkelijkheid en gevaarlijke sektevorming. Beter gezelschap Kunnen we voorkomen dat deze processen uit de hand lopen? Betere informatie en voorlichting zal niet helpen. In de vorige bijdrage aan deze discussie schreef Christian Jongeneel dat de wetenschap zich 'minder moet richten op getuigen (rondtoeteren hoe geweldig je boodschap is) en meer op evangeliseren (op persoonlijk niveau connectie leggen zodat de ander begrijpt wat je boodschap voor hem betekent)'. Ik heb daar mijn twijfels bij omdat de ontsporing niet, of zeker niet uitsluitend, op persoonlijk niveau plaatsvindt, maar altijd óók het gevolg is van sociale processen die versterkt worden door de inrichting van de digitale sociale media. Daarom zou ik in plaats van evangelisten liever sociale opbouwwerkers op pad sturen, die naast waarheidsgetrouwe boodschappen ook kunnen zorgen voor een beter, vertrouwenwekkend gezelschap. [Nepwetenschap, partijdige geschiedschrijving en kwakzalverij? In de serie “Quack?!” geven diverse auteurs hun visie op deze trends.]

Door: Foto: © Sargasso logo Quack?!
Foto: Post-Atheïst

Post-atheïst | Framing

COLUMN - Amsterdam, een nachtcafé in een van de “negen straatjes”, en ik kan mijn geluk niet op. Ik zit tegenover de aantrekkelijkste vrouw van de stad en wat meer is, ze luistert geboeid naar wat ik vertel over het boek dat ik net ben begonnen te schrijven. Dat gaat over een simpele vraag: als Jezus en Paulus joden waren, waarom is het christendom dan geen joodse stroming meer? Het antwoord is niet simpel en ons gesprek duurt tot na sluitingstijd.

Dat was kort na mijn dertigste verjaardag. Dat ik er kort voor mijn vijftigste aan terugdenk, is omdat ik het boek dit weekend heb afgerond. Nu moet het zijn publiek gaan vinden, moeten er persberichten worden geschreven en moet een presentatie worden georganiseerd. De vraag is dus: hoe presenteren we het boek zó dat het de aandacht trekt en dat het onderwerp, om zo te zeggen, opnieuw kroegconversatie wordt?

Het probleem is dat de media – of het nu gaat om boekrecensies, interviews of wat dan ook – ingewikkelde onderwerpen vaak presenteren in vertrouwde interpretatiekaders. Zulke frames zijn nuttig, omdat een journalist zich dan kan concentreren op het allerbelangrijkste en onuitgelegd kan laten waarom dit onderwerp nieuws is. Zo past de informatie in duizend woorden of drie minuten zendtijd.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Seth Schoen (cc)

De Oudheid uitgelegd

OPINIE - Ik wilde deze Romeinenweek elke dag een stukje schrijven over een aspect van de Romeinse cultuur en had niet zo’n zin om in te gaan op de catastrofale wijze waarop de oudheidkundige disciplines steeds weer in het nieuws komen. Daar leek deze week mij niet het moment voor.

Ik had gerekend buiten Bibi Netanyahu.

De paus bezocht Israël en premier Netanyahu maakte een opmerking dat Jezus daar ook had geleefd en dat hij Hebreeuws had gesproken. De paus corrigeerde hem meteen: Jezus had Aramees gesproken. Netanyahu moest erkennen dat dat waar was en probeerde zijn gezicht te redden met de woorden dat Jezus weliswaar Aramees had gesproken maar ook Hebreeuws had gekend. De paus had gelijk en als Netanyahu met zijn tweede uitspraak bedoelde dat Jezus de teksten begreep die in de synagoge werden gelezen, had ook hij gelijk.

Dat wist u allang. Als u het niet hebt opgepikt in de discussie rond The Passion of the Christ, dan is het wel uit het Cultureel Woordenboek of anders hebt u het in de krant gelezen. In de Syrische Burgeroorlog is regelmatig gevochten om het stadje Maaloula, en elke keer als daarover werd geschreven, werd erbij gezegd dat ‘de bewoners Aramees spreken, de taal van Jezus’ (voorbeeld).