Wachtgeld moet, maar moet ook anders

Sinds gisteren zijn er weer een heel stel nieuwe werkelozen: kamerleden die niet zijn herkozen of vrijwillig het pluche achter zich lieten. En zoals altijd wordt er geklaagd over wachtgeld. Dat het überhaupt bestaat is voor velen al een doorn in het oog. Maar wachtgeld heeft - misschien onbedoeld - een belangrijke functie: het voorkomt dat politici beslissingen nemen met hun eigen financiële status in het achterhoofd. Als je direct je loon kwijt bent, en daar komt die motie van wantrouwen langs die niet alleen het kabinet, maar ook jezelf naar huis stuurt, wat doe je dan? Kies je voor het land, of voor jezelf? Mogelijk moet je kleiner gaan wonen, of kan je schulden niet afbetalen. Het is van groot belang, en ik schreef er al eerder over, dat zulke beweegredenen in de Kamer geen rol spelen. Dat gezegd hebbende is de huidige regeling natuurlijk wel wat ruim. Ikzelf zou hem bijvoorbeeld willen beperken tot de lengte van het mandaat van de politicus, startende op het moment dat de termijn in gaat. Bijvoorbeeld: een politicus wordt voor vier jaar gekozen en gaat medio juni 2010 de Tweede Kamer in. Op dat moment heeft hij een vierjarig "contract". Besluit hij - en de Kamer - om na drie maanden het kabinet op te blazen, dan krijgt hij drie jaar en 9 maanden wachtgeld. Doet hij dat over drie jaar, dan blijft daarvan een jaar over. Vooraf weet de politicus dat hij 4 jaar geld krijgt, dus daar kan hij of zij zich op instellen. Wachtgeld in die vorm moet je niet zien als een ruime ontslagregeling, maar als een instrument om onze democratie te waarborgen.

Door: Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.