Waarom we moeten praten over geld

Nederland draait mee in de wereldtop als we kijken naar vermogensongelijkheid. Bijna nergens is bezit zo scheef verdeeld als hier. Wat heeft dit voor gevolgen? En wat zouden we kunnen doen om dit te veranderen? Praten over geld, we doen het niet graag. Salarissen worden zelden uitbundig besproken of met elkaar vergeleken, en als iemand een erfenis krijgt vraag je (meestal) niet: “en, hoeveel was dat dan?” Waarom vinden we dit zo lastig? En zou het beter zijn wel het gesprek over wat je verdient aan te gaan, of ligt het probleem elders? Deze vragen vormden de rode draad tijdens de eerste editie van de serie ‘Ongemakkelijke Gesprekken’ waarin filosofen en economen prof. Ingrid Robeyns (UU) en dr. Huub Brouwer (Tilburg University) te gast waren. Je verdiende loon? “Op het benoemen van wat je verdient berust een enorm taboe”, benadrukt dr. Huub Brouwer. Brouwer doet als filosoof en econoom onderzoek naar de betekenis van verdienste. Praten over geld is volgens hem ongemakkelijk, omdat we ons salaris vaak koppelen aan hoe nuttig je bent voor de samenleving. “Het idee heerst dat als je meer betaald krijgt, je dan ook daadwerkelijk succesvoller en nuttiger bent. Dat klopt niet.” Er zijn nog allerlei factoren in de markt die ook een rol spelen in de hoogte van je salaris, legt Brouwer uit. “Toeval is er één van bijvoorbeeld, of het benchmarken van salarissen in een bepaald vakgebied.” Een goed voorbeeld dat dit probleem illustreert is dat mensen met beroepen die we juist belangrijk vinden – denk aan werken in de zorg of het onderwijs – vaak juist slecht betaald krijgen. “Vorig jaar moest ik naar het ziekenhuis voor een operatie. Ik vertelde de nachtverpleegster over mijn onderzoek en ze vertelde me haar salaris. Daar schrok ik van. Ik vind het ongemakkelijk dat je in termen van salaris als universitair docent dus nuttiger bent dan een verpleegster.” In plaats daarvan zouden we volgens Brouwer de vraag moeten stellen of je het salaris ook in morele zin verdient. Wanneer staat wat je verdient in verhouding tot de productieve bijdrage die je aan de samenleving levert? Dat is een stuk rechtvaardiger. Vermogensongelijkheid als stille boosdoener Vormt deze ongelijkheid in inkomen het grootste probleem in Nederland? “Nee”, is het korte antwoord volgens Robeyns en Brouwer. De grootste boosdoener is de enorme vermogensongelijkheid. Nederland draait zelfs mee in de top van de wereld als je kijkt naar ongelijke verdeling van bezit. Robeyns: “Je vermogen ligt vast in de hoeveelheid schulden of bezittingen die je hebt, zoals in spaargeld, een huis of aandelen in een bedrijf. Hoe scheef deze verdeling daadwerkelijk is wordt vaak onderschat”. Ze illustreert haar verhaal met cijfers. “Stel, je maakt van de hele bevolking honderd mensen. Dan hebben de onderste vijf à tien schulden. De eerste 25 mensen hebben geen vermogen. Als je vervolgens aan de bovenkant kijkt hebben de tien bovenste mensen samen 61% van het totale vermogen in hun bezit, waarvan de rijkste persoon van de honderd maar liefst op 21% kan rekenen. Als de bovenste tien procent bereid zouden zijn een deel van hun vermogen terug te geven aan de maatschappij, dan zou er een stuk minder ongelijkheid zijn." Robeyns doet onderzoek naar sociale rechtvaardigheid en werkte tot voor kort mee aan het Fair Limits project binnen de Universiteit Utrecht, waarin onderzocht werd in hoeverre er een grens moet zitten aan bezit. Waarom deze focus op rijkdom en niet armoede? "Extreme rijkdom heeft schadelijke gevolgen voor de economie en de maatschappij", legt Robeyns uit. Vermogensongelijkheid werkt kansenongelijkheid in de hand bijvoorbeeld, met geld heb je een flinke voorsprong in het leven. Daarnaast hebben mensen met vermogen ook nog eens de mogelijkheid om dit te vergroten en het door te geven via voordelige belastingtrucs. “Veertig procent van het vermogen dat mensen bezitten wordt overgedragen aan volgende generaties via schenkingen en erfenissen.” En hierover betaal je veel minder belasting dan over het loon waar je arbeid voor verricht en waarmee je bijdraagt aan de samenleving. “Als er een inkomen is dat je niet verdient, dan is het wel een erfenis,” vult Brouwer aan. Naast kansenongelijkheid brengt het bezit van heel veel vermogen ook macht met zich mee. “Superrijken vormen een gevaar voor onze democratie,” aldus Robeyns. “Met heel veel geld kun je bijvoorbeeld een heel natuurreservaat kopen, of zelfs de verkiezingen van een land”. Of denk aan Elon Musk, de oprichter van Tesla en SpaceX, die in april dit jaar Twitter wilde kopen –  voor 40 miljard euro. Daarmee zou hij als enige iets te zeggen hebben over het invloedrijke sociale mediabedrijf en kunnen bepalen wat er wel en niet zou kunnen gebeuren op het platform. Eerlijk(er) delen Hoe kunnen we dit veranderen? Zowel Robeyns als Brouwer pleiten voor een hogere erfbelasting. Dan ben je al een heel eind. Daarnaast is Robeyns voorstander van het stellen van een grens aan wat iemand mag bezitten. “Wanneer extra geld niet meer bijdraagt aan meer welzijn, heb je gewoon genoeg. De rest zou je moeten teruggeven aan de maatschappij.” Volgens Brouwer zou iedere Nederlander op zijn 23e verjaardag een startkapitaal moeten krijgen. “Een startkapitaal wordt gebaseerd op het totale vermogen dat er in Nederland is. As je dit over iedere jonge Nederlander zou verdelen komt dat neer op een bedrag van ongeveer 120.000 euro. Dat kan je gebruiken voor je studie, of om een bedrijf te starten. Zo heeft iedereen een gelijke start.” Om dit voor elkaar te krijgen is er een flinke politieke strijd nodig, maar er zijn ook kleine dingen die iedereen nu al kan doen, legt Brouwer uit. Word bijvoorbeeld lid van een vakbond: die zet zich in voor rechten van werknemers en een eerlijk salaris. Probeer daarnaast een beetje van je expertise of tijd terug te geven aan de maatschappij, bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk. Wanneer we ervoor kunnen zorgen dat geld niet de enige manier is waarop we inzet en arbeid waarderen, wordt het voeren van een waardevol gesprek over geld al een stuk minder ongemakkelijk. Dit artikel van Rosa van den Dool verscheen eerder bij Studium Generale Utrecht en is onderdeel van de serie 'Ongemakkelijke gesprekken'.

Foto: Images Money (cc)

Werknemers zijn de dupe

DATA - In twee eerdere stukken (1, 2) hebben we laten zien hoe de welvaartsongelijkheid toeneemt in Nederland. Hierbij waren vermogens- en inkomensgroepen het uitgangspunt. Nu een andere invalshoek: een vergelijking op basis van de belangrijkste bron van inkomsten van de Nederlandse huishoudens.

Hoe hebben de vermogensposities zich de afgelopen jaren ontwikkeld? De onderstaande grafiek laat een vergelijking zien tussen werknemers, ondernemers en gepensioneerden. Een kleine kanttekening vooraf is hierbij op z’n plaats. De CBS cijfers waarop we ons baseren geven het vermogen weer op basis van huishouden. Van elk huishouden is de belangrijkste bron van inkomsten geregistreerd, wat dus niet betekend dat dit de enige bron van inkomsten is.

3-vermogen-hoofdbronnen

Duidelijk is dat de werknemers de klappen krijgen in deze crisis. Het aantal huishoudens met loon als voornaamste inkomstenbron dat een negatief vermogen heeft, is bijna verdrievoudigd en in bijna alle andere vermogensklassen afgenomen. De werknemers zijn dus de dupe. De verdeling van gepensioneerden is daarentegen verbeterd. Gepensioneerden met een negatief vermogen zijn er bijna niet en in de andere vermogensklassen neemt het aantal huishoudens (licht) toe of blijft min of meer gelijk.

In de bovenstaande grafiek zijn, voor de overzichtelijkheid, niet alle huishoudens weergegeven. Hieronder een overzicht van huishoudens met een uitkering als voornaamste inkomsten bron.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

‘De herverdelingsmachine loopt steeds meer van jong naar oud en van arm naar rijk’

En daarom is het alleszins rechtvaardig om bijvoorbeeld de vermogens van rijke ouderen zwaarder te belasten, meent Robin Fransman:

De mogelijkheden tot vermogensopbouw zijn voor de jongere generatie fors kleiner dan voor hun ouders. […]

Armoede komt nu meer voor onder jongeren dan onder ouderen. En bijna al het vermogen zit bij de generatie van 50+.

Dat leidt ertoe dat jongeren in vergelijking tot hun ouders moeilijk zelfstandig vermogen kunnen opbouwen. Dus moeten zij het erven van hun ouders, of als gift ontvangen, bijvoorbeeld om geen studielening of hypotheek aan te hoeven gaan. Pech voor wie geen vermogende ouders heeft. Het erven kan op zichzelf, ook voor een liberaal, acceptabel zijn. Wat niet acceptabel is, ook niet voor een liberaal, is dat werkende jongeren van nu betalen voor rijke ouderen en zo de erfenis van hun leeftijdsgenoten veilig stellen. Dat is patrimoniaal kapitalisme en niet liberaal, maar feodaal.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.