Deze week vonden twee aanslagen op militairen plaats in Canada. Maandag reed een vorig jaar tot de islam bekeerde extremist met een auto in op twee soldaten bij Montreal in de provincie Quebec, waarbij de 53-jarige adjudant Patrice Vincent om het leven kwam. De 25-jarige dader is later in een confrontatie met de politie doodgeschoten.
Gisteren (woensdag) schoot een man (volgens Reuters ook een tot de islam bekeerde Canadees) de 24-jarige korporaal Nathan Cirillo dood bij het Nationale Oorlogsmonument in Ottowa. De schutter is later in een vuurgevecht met bewaking van het Parlementsgebouw (op ca. 600 meter van het Oorlogsmonument) doodgeschoten.
Beide moorden zijn als terreurdaad beschreven.
Net als bij de moordaanslag op militair Lee Rigby vorig jaar mei, in Woolwich, Londen, zal dit ongetwijfeld weer discussie opleveren over wat de woorden 'terreur' en 'terrorisme' dan precies betekenen. Want hoewel ook deze moorden weer zinloos, laaghartig en niet goed te praten zijn, roept het wel weer de vraag op: moet de term 'terrorisme' niet voorbehouden blijven voor politiek geweld dat gericht is tegen (willekeurige) burgers? Het roept in deze gevallen de vraag zelfs nog sterker op, omdat Lee Rigby buiten dienst en niet in uniform was, terwijl deze Canadese militairen wel tijdens hun dienst en in uniform zijn aangevallen.
Toevallig publiceerde The New York Times afgelopen zondag (een dag vóór de eerste aanslag) een essay van een (taal)filosoof, professor emeritus Tomis Kapitan, over precies deze kwestie. Hij betoogt, in het heel kort, dat deze termen – die sterk beladen zijn en een krachtige emotionele reactie oproepen – nu te vaak selectief en inconsistent gebruikt worden, en zet op een rijtje wat we hierdoor allemaal over het hoofd kunnen zien en welke gevaren dat met zich meebrengt.
[T]he rhetoric of “terror” has had these effects:
1) It erases any incentive the public might have to understand the nature and origins of their grievances so that the possible legitimacy of their demands will not be raised.
2) It deflects attention away from one’s own policies that might have contributed to their grievances.
3) It repudiates any calls for negotiation.
4) It obliterates the distinction between national liberation movements and fringe fanatics (for example, during the 1990s, the “terrorist” label was applied to Nelson Mandela and Timothy McVeigh alike);
5) It paves the way for the use of force by making it easier for a government to exploit the fears of its citizens and ignore objections to the manner in which it responds to terrorist violence.
Zeer de moeite waard.