COLUMN - De regeringsdeelname van D66 doet de democratie geen deugd. Vooral Kajsa Ollongren, vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken, lijkt het wantrouwen dat toch al heerst jegens Den Haag flink aan te willen moedigen.
Ze kwam met een amper onderbouwd verhaal over nepnieuws en vond dat de EU desinformatie moest ‘ontmaskeren’ en bestrijden, schijnbaar zonder zich af te vragen of zoiets wel een (supra-)nationale taak moet zijn. Dat het bureau dat de EU daartoe heeft opgericht, meteen ook legitieme media – waaronder Radio 1 en De Gelderlander – onder de nepnieuwsverspreiders rekende, deed haar argumenten geen goed.
Ollongren gaf de tegenstanders een gratis schot voor open doel. ‘Wil de overheid dan soms bepalen wat er gepubliceerd mag worden?’ joelden GeenStijl, The Post Online en Thierry Baudet, allemaal geduchte verspreiders van haat, wantrouwen, complotdenkerij en aangedikt nieuws. En zo maakte ze de discussie hoe de overheid zich beter kan verhouden tot nepnieuws, propaganda en haat kapot voordat-ie fatsoenlijk was begonnen.
Dat D66 de kooltjes voor Rutte uit het vuur moest halen en juist die partij de afschaffing van het referendum verdedigde, was pijnlijk, maar kennelijk de prijs die de partij wilde betalen voor regeringsdeelname. Wat je ook van het referendum vindt: dat instrument na de eerste de beste keer dat het volk ernaar greep, gelijk weer afschaffen nadat de uitkomst je niet beviel, is een hoogst pijnlijke oplossing – zeker voor D66, voor wie het referendum altijd tot de kroonjuwelen heeft behoord. Geen wonder dat je als volk dan gaat denken dat je mening hooguit telt wanneer een partij iets van je wil, maar dat je verder vooral je kop moet dichthouden.