Het was koopavond. Mijn wekelijkse wandeling door de binnenstad was al achter de rug en ik ging nu afsluiten met een patatje bij het kraampje in de winkelstraat. Toen ik er stond te eten begon een voorbijganger plotseling zonder duidelijke reden heel hard vreemde dingen te schreeuwen. Sommige klanten van de patatkraam reageerden verbaasd of geamuseerd, anderen werden kwaad. ”Neemt u hem niet kwalijk” zei ik “hij kan er niets aan doen, het is een ziekte. Ik ken hem. Hij is mijn buurman.”
De buurman naast me had de ziekte van De la Tourette. In het begin wist ik het nog niet en daarom was het best een beetje vreemd. Steeds weer hoorde ik ineens zijn harde geschreeuw. Ik vroeg mij toen af wat er toch aan de hand was en of ik misschien de politie moest bellen. De bovenbuurman zei echter dat dit niet hoefde. Hij kende het al en wist al dat het verder niets te betekenen heeft. Het was alleen een beetje storend, vooral midden in de nacht. Toerrie noemde hij hem.
Eerst interesseerde ik me zeer voor wat Toerrie zoal schreeuwde, want ik had het idee dat ik daar nog wat van kon leren. Was het niet het onbewuste in Toerrie dat in hem als gevolg van zijn ziekte ongecontroleerd omhoogborrelde, het onbewuste, wat ook ik in me heb, maar waar ik verder niets van weet? Misschien kon ik dus door naar Toerrie te luisteren ook iets over mezelf leren? Het zou best kunnen dat dat bij anderen met deze ziekte ook inderdaad zo is, maar mensen die deze ziekte hebben zijn niet allemaal hetzelfde en in het specifieke geval van Toerrie viel dat wel tegen. Wat Toerrie verder uitmaakte was namelijk een zekere oppervlakkigheid en dat bleek ook uit wat hij zo de hele tijd aan het schreeuwen was. Al gauw ging het me vervelen. Als dat alles is, dacht ik, kan ik er niets mee.