Gisteren ontstond er in de Rotterdamse gemeenteraad een verhitte discussie over de vraag of de sloop van de Tweebosbuurt ‘racistische politiek’ is. Het was een goed maar jammer voorbeeld van hoe de politiek-maatschappelijke discussie over racisme vaak spaak loopt op mensen die zich gekwetst voelen door de beschuldiging van racisme.
De discussie in de raad ging over een discriminatoir element in een beleidsinstrument, niet over individuele racistische overtuigingen of vooroordelen van politici. Het zou helpen als politici niet in de eerste plaats focussen op wat een beschuldiging van racisme over hen zelf zegt (hoewel ze daar zeker op zouden moeten reflecteren), maar op de vraag in hoeverre beleid racistisch kan uitwerken en wat ze daaraan kunnen doen. Het is mogelijk om racistisch beleid te bedenken en uit te voeren zonder daar racistische of kwaadaardige ideeën bij te hebben. Onwetendheid en bij sommige partijen ook onverschilligheid over de mogelijke gevolgen spelen een grote rol.
Controversieel sloopbesluit
Waar ging het in de raad over? De aanleiding voor de discussie was de tv-uitzending van Opstandelingen van 3 juni, waarin het ging over ‘sloopstad Rotterdam’. In de uitzending volgt Sophie Hilbrand het verzet tegen sloop in verschillende Rotterdamse wijken, met speciale aandacht voor het verzet tegen de sloop van de Tweebosbuurt.
De controverse rondom de sloop van de Tweebosbuurt heeft onder meer te maken met het feit bewoners met lage inkomens moeten plaatsmaken voor nieuwe bewoners met hogere inkomens, Ook speelt mee dat bewoners niet zijn betrokken bij het sloopbesluit en er haast zat achter het sloopbesluit vanwege een korting op de verhuurdersheffing die Vestia kon bedingen. In de uitzending geeft Vestia-directeur Straver toe dat hierdoor het besluitvormingsproces te snel is gegaan. De wethouder, die in de uitzending ook aan het woord komt, blijft volhouden dat het proces zorgvuldig is verlopen. SP Rotterdam vroeg hierover een actualiteitendebat aan.
Nida-raadslid Ercan Büyükçifçi zei gisteren in het raadsdebat: “Ik hoop dat de wethouder inziet dat het een lelijk besluit is geweest om de Tweebosbuurt te slopen. Waarbij onder meer ook de etnische samenstelling van die wijk aanleiding heeft gegeven om de wijk te bestempelen als zijnde een probleemwijk. En daarmee is de sloop van de Tweebosbuurt exemplarisch voor de wegjaagpolitiek van dit college.’’ Later zei hij: “Ons woonbeleid is wel degelijk racistisch geweest.”
Verontwaardiging
De opmerking van het Nida-raadslid over racisme wekte nogal wat verontwaardiging en woede op. De wethouder antwoordde “Dit werp ik verre van me. Rotterdam is een multidiverse stad en zal dat altijd zijn. Het gaat niet om afkomst maar om toekomst.” Raadslid Simons van de racistische partij Leefbaar Rotterdam veinsde verontwaardiging en stookte het vuurtje op door stellen dat Nida zou suggereren dat het college zich schuldig maakte aan 'etnische zuivering', terwijl Nida die term nooit in de mond had genomen. Het PvdA-raadslid Engbert reageerde dat hij razend was over de ‘belachelijke beschuldiging’.
In een toelichting zei Büyükcifci dat de gemeente voor de onderbouwing van sloopbesluiten gebruikt maakt van de discriminatoire Leefbaarometer, die aan buurten leefbaarheidsscore geeft. Büyükcifci heeft gelijk dat de Leefbaarometer racistisch is, hierover schreef ik onlangs dit. Het probleem zit in de dimensie 'Bewoners' waarvoor 7 van de 16 indicatoren gaan over afkomst van de bewoners in een buurt/straat.
Leefbaarometer is nog steeds racistisch
De wethouder reageerde dat de indicatoren over afkomst maar enkele indicatoren zijn van de in totaal 100 indicatoren en dat dankzij de gemeenteraad de discriminatoire indicatoren uit de Leefbaarometer zijn gehaald. Beide argumenten kloppen niet.
Ten eerste is de Leefbaarometer nog steeds niet herzien. In december 2018 heeft de Rotterdamse raad een motie van Nida en DENK aangenomen waarin wordt verzocht om de minister van BZK te verzoeken de indicatoren over afkomst uit de Leefbaarometer te heroverwegen. In juni 2019 laat BZK weten deze indicatoren te heroverwegen bij de herziening van het instrument. De minister heeft inmiddels laten weten dat de indicatoren over afkomst niet in de nieuwe versie van de Leefbaarometer zullen zitten, maar we wachten nog steeds op deze versie.
Waarom de uitspraak van Kurvers kwalijk is, is dat ondertussen het Rotterdams college in december 2020 de discriminatoire Leefbaarometer gewoon nog heeft gebruikt voor een nieuwe aanvraag voor toewijzing van gebieden voor de Rotterdamwet. Dit terwijl het college dus wist dat dit discriminatoire aspect in de Leefbaarometer zit.
Wat nog kwalijker is, is dat in de aanvraag naast de leefbaarheidsscore de dimensie 'Bewoners' apart wordt gebruikt voor onderbouwing. Juist om deze dimensie gaan de discussie en het verzoek om de Leefbaarometer te herzien (want 7 van de 16 indicatoren gaan over afkomst). Beweren dat het slechts om enkele van de 100 indicatoren gaat, zoals de wethouder gisteren in het debat deed, is dus misleidend.
Is dit racistisch? Stel we geven de wethouder het voordeel van de twijfel: hij had zich nooit verdiept in het instrument en de indicatoren en wist niet dat de Leefbaarometer racistisch is. Maar sinds de motie van Nida en DENK in december 2018 weet hij dat wel. Als je, terwijl je dit weet, doodleuk doorgaat met racistisch beleid, dan is dat racistisch.
‘Negatieve associatie met allochtonen’
Specifiek voor de Tweebosbuurt speelt nog iets anders, wat in het raadsdebat gisteren helaas niet werd benoemd. Het plan om de Tweebosbuurt te transformeren stamt al uit 2009, toen ook de ideeën voor de nieuwe buurt Parkstad, naast de Tweebosbuurt, werden gevormd. De Leefbaarometer bestond toen nog niet en als die later is gebruikt heeft het maar een kleine rol in het sloopbesluit gehad. Maar woningcorporatie Vestia verwijst wél naar de Leefbaarometer in de rechtszaak die ze tegen de bewoners voeren, om te onderbouwen waarom de buurt gesloopt zou moeten worden.
Wat de gemeente betreft: wat wel degelijk duidt op een racistisch aspect in het sloopbesluit is wat er geschreven wordt in het beleidsdocument Handelingsperspectief Afrikaanderwijk 2013. Dit is een beleidsdocument voor het Nationaal Programma Rotterdam Zuid waarin staat geschetst wat er moet gebeuren met de wijk. Hier staat onder meer “de bewoners zijn voor 84% allochtoon” en dat de “negatieve associaties” van de wijk zijn “drukte, onveiligheid, allochtonen en parkeren”. Woningcorporatie Vestia heeft bovendien deze beschrijving naar voren heeft gebracht in de rechtszaak van Vestia tegen de bewoners.
Discriminatoire effecten
Tegenwoordig zijn beleidsmakers voorzichtiger met formuleren maar tot voor kort werden bewoners van 'allochtone' en specifiek 'niet-westerse' afkomst expliciet benoemd in de probleemanalyse van wijken. Vaak werd er dan een relatie gelegd met integratie, maar in de beleidsdocumenten die de opstap vormden voor de Rotterdamwet ging het ook over onveiligheid en overlast. Het is stigmatiserend om statistiek over bewoners met een migratieachtergrond te gebruiken om een probleemanalyse van de wijk te maken.
Feit is ook dat de het herstructureringsbeleid, of gentrificatiebeleid, van Rotterdam zich vooral richt op de wijken op Rotterdam-Zuid, waar een groot deel van de bewoners een migratieachtergrond heeft. Vooral zij worden dus getroffen door besluiten om betaalbare woningen te slopen en gedwongen zich elders te huisvesten. Ook als er door bestuurders en in de beleidsdocumenten niet expliciet wordt gezegd dat een week gesloopt moet worden omdat de wijk te veel bewoners met migratieachtergrond zou hebben, geeft het beleid dat disproportioneel mensen met migratieachtergrond raakt, te denken. De politieke discussie over racistisch woonbeleid moet dan ook gaan over de discriminatoire effecten van woonbeleid.