Marx had gefaald. Het proletariaat had gefaald. In plaats van dat de geschiedenis onafwendbaar afstevende op de wereldrevolutie, liet de massa der arbeiders zich paaien met een loonsverhoging hier en wat wetgeving daar. De massa wilde bourgeois worden – en dat betekende dat het decadente kapitalisme zou blijven bestaan. En als er iets was wat George Sorel (1847-1922) haatte, dan was het de 'sociale vrede' waar iedereen het over had, en een verburgerlijkte arbeidersklasse.
In zijn Réflexions sur la violence (1908) schetste Sorel daarom een andere weg naar de revolutie en een betere samenleving. Als de revolutie niet vanzelf tot stand zou komen, moest zij worden georganiseerd door een visionaire elite. En het wapen waarover deze elite beschikte, was de algemene werkstaking. De elite moest de arbeidersklasse leiden, zodat deze zou opstaan tegen haar uitbuiters.
Om haar zo ver te krijgen was het 'wetenschappelijk' marxisme ontoereikend. Sorel kende de Franse psycholoog Gustav Le Bon (1841-1931) en zijn Pschologie des Foules (1895). De massa, schreef Le Bon, was irrationeel. Zij dacht niet logisch; zij dacht in termen van beelden. Maar terwijl Le Bon meende dat de massa vooral dom en conservatief was, meende Sorel dat zij net zo goed ingeschakeld kon worden voor de revolutie – mits de elite haar de juiste mythe aanreikte, en de juiste symbolen en leuzen, schreef hij in Reflexions:
Men moet een beroep doen op eenheden van beelden die in staat zijn om in hun geheel en door pure intuïtie, voor iedere bedachte analyse, de hoeveelheid gevoelens op te roepen die beantwoorden aan verschillende manifestaties van oorlog die het socialisme tegen de moderne maatschappij voert.