Eenvoudig is het niet voor de zelfverklaard progressieve Nederlander – waartoe ik mezelf gemakshalve reken – om zich staande te houden in de verhitte discussie over de islam. Jarenlang kwam vanuit de linkerflank kritiek op godsdienst in al zijn facetten. Onze ouders lachten maar wat graag om de blasfemische grollen van Wim T. Schippers’ dronken dominees in de jaren zeventig. Reves Ezelproces? Hulde! Kamerdebatten over de vraag of de slang wel of niet gesproken had werden afgedaan als ridicuul.
Maar anno 2009 voelt de linksliberaal zich geneigd het voor de moslimzondebok op te nemen, juist omdat alle discussies ongenuanceerd door elkaar lopen. Conclusie: links (ook ik maak me daar ‘schuldig’ aan!) doet aan ‘hyperemancipatie’ van de moslims, Wilders doet het tegenovergestelde. Terwijl Nederland als liberaal en vrij land de grenzen wagenwijd open zou moeten stellen voor vrijdenkers in den vreemde. Journalistes die zweepslagen krijgen in Soedan, Iraniërs die vluchten voor het bewind, homoseksuele Egyptische balletdansers die angst hebben om omgebracht te worden.
‘Houd de deuren open voor intellectuelen.’ Het is makkelijker gezegd dan gedaan. Waar trek je een grens? En doe je niet aan een griezelige selectie door pak ‘m beet de schrijvers, de acteurs en de journalisten te wenken en de loodgieters te weren? Een heikel punt. Maar hier moet je grofweg de conclusie trekken dat een loodgieter zijn werk kan uitvoeren zonder hete adem van de staat. De intellectueel wordt in de gaten gehouden, gevolgd en in het ergste geval vervolgd. Zij zijn in het beste geval afhankelijk van het werk van Amnesty International en mogelijke grillen van politieke lobby’s. Eigenlijk zouden zij erop moeten kunnen vertrouwen dat Nederland en West-Europa in zijn geheel bij uitstek een gebied is waar men welkom is en waar het politieke klimaat van het land van herkomst te bekritiseren valt, en mogelijk zelfs te beïnvloeden.