De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.
Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.
CleanIT: schoolvoorbeeld van een ontspoord veiligheidsproject
Het bestrijden van criminaliteit via internet is belangrijk. Het is dan ook onvergeeflijk als overheden geen idee hebben wat ze aan het doen zijn, onze internetvrijheid te grabbel gooien en bakken met belastinggeld pompen in amateuristisch broddelwerk zoals het CleanIT-project, stelt Ot van Daalen, directeur van Bits of Freedom.
Het onlangs gelanceerde Clean IT project is één van de ergste voorbeelden hiervan. We twijfelden zelfs of we er aandacht aan moesten besteden. Maar omdat het van serieuze overheidspartijen komt, leek het ons goed om toch eens in detail uit te leggen waarom dit project rechtstreeks de prullenbak in kan.
De drijvende kracht achter het Clean IT project is de Nederlandse Nationale Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV). Deelnemers zijn onder meer Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België en Europol. Het doel van het project is “to counter the illegal use of the internet by terrorists”, zo staat op de website.
De leden zijn een aantal keren bij elkaar gekomen en gaan dat het komende jaar blijven doen. Uiteindelijk hopen ze regels te ontwikkelen om, ja wat precies? Het is onduidelijk, maar belooft weinig goeds.
Het doel is niet duidelijk
Alle overheidsprojecten moeten een helder omschreven en zo beperkt mogelijk doel hebben. Op die manier zorg je dat belastinggeld zo effectief mogelijk wordt ingezet. Bovendien kan je niet alle problemen in één keer oplossen. Daarnaast beperk je zo het risico dat het project ook voor andere doeleinden wordt ingezet (zogenoemde “function creep“). En als privacy en communicatievrijheid in het geding zijn, is een heldere doelomschrijving zelfs verplicht op grond van Europese mensenrechtenverdragen.
Het doel van het Clean IT project is de eerste maanden al hopeloos uit de klauwen gegroeid:
- Eerst was het projectdoel “combating the misuse of internet for Al Qaida influenced terrorist purposes” (project outline van 15 september 2011, PDF).
- Nog niet een maand later werd dit al uitgebreid. De workshop van het project werd georganiseerd “to discuss illegal use of the internet”. Opeens blijkt het project zich te richten op het misbruik van het internet door “terrorists and extremists”. En dat zijn er nogal wat: “all kinds of terrorists organizations, including lone wolf terrorists and individual extremists. Including (alphabetical) animal rights, left-wing, racist, religious, right-wing, separatist and all other terrorist and extremist organizations and individuals.” Al Qaida wordt niet meer specifiek genoemd. Zie het verslag van de workshop van 24 en 25 oktober 2011 (PDF).
- Bovendien blijkt het project zich opeens te richten op geweld en hate speech: “The project also aims to limit the use of the internet by organizations or individuals inciting murder and violence, and or publishing or disseminating racist and xenophobic material, and hate speech.”
- En terloops wordt opgemerkt dat het internet “is misused in many forms, including cybercrime, hate speech, discrimination, illegal software, child pornography and terrorism”.
De uitbreiding van het project wordt bevestigd in een voortgangsrapportage van 16 november 2011 (PDF). Desondanks schrijft het NCTV in een persbericht op 18 november 2011 dat het project nog steeds beperkt zou zijn tot Al Qaida: “The project focuses on Al Qaïda influenced content.”
Niet alleen zijn in een paar maanden de groepen waar het project zich op richt uitgebreid: ook is het soort gebruik in de loop van het project uitgebreid. Hoewel het project zich in eerste instantie richtte op “the illegal use” van het internet door bepaalde groepen, is het doel een maand later uitgebreid tot “the illegal and unwanted use” van het internet (verslag van workshop van 24 en 25 oktober 2011, onderstreping toegevoegd).
Dat betekent dus dat het project erop is gericht om gedrag dat niet op basis van een wet verboden kan worden, toch te beperken. Ook hier stelt het persbericht van een maand later weer dat het project zich beperkt “to counter the illegal use of the internet by terrorists”. Dat steekt des te meer, nu het project parlementaire controle omzeilt. We komen hieronder op terug.
De vraag is niet helder
Niet alleen moet het doel helder omschreven zijn: ook de vraag moet kraakhelder zijn. Want pas dan weet je naar welke oplossingen je moet zoeken. Het klinkt bijna te simpel. Maar niet voor het Clean IT project. In de project outline staat slechts een aanname: “The internet plays a central role and is of great strategic importance for Al Qaida influenced extremist networks.” Daar volgt geen vraag uit.
Terwijl de vraag van alles kan zijn: hoe kan worden voorkomen dat aanhangers van Al Qaida gebruik maken van het internet, of dat sympathisanten fondsen werven via het internet, of dat zij nieuwe recruten werven via het internet? Ga zo maar door.
Ook een maand later was nog steeds niet duidelijk wat de deelnemers precies aan het oplossen waren. En toch organiseren ze allemaal workshops. Als je geen duidelijke vraag hebt, zijn alle zogenaamde oplossingen nutteloos. Want je weet niet of ze werken.
De gevolgen voor communicatievrijheid en privacy worden niet besproken
Clean IT maakt inbreuk op de privacy en communicatievrijheid. Daarom schrijven de organisatoren dat respect voor fundamentele rechten onderdeel moet zijn van het project. Maar dat voornemen opschrijven is niet voldoende: er moet expliciet onderzoek worden gedaan naar de manieren waarop deze grondrechten worden ingeperkt en wat de onbedoelde en ongewenste neveneffecten van het project kunnen zijn.
Want zelfs als zo een systeem met de beste bedoelingen zou worden opgezet: het risico dat dit project in de toekomst wordt misbruikt voor censuur en surveillance is groot:
- Dit project heeft een megalomane reikwijdte en zou zich richten op misbruik: “within in [sic] all layers and parts of the internet. This includes (in alphabetical order) audio messages posted on internet, blogs, chat rooms, documents posted, e-mail, messaging systems, payment systems, social media, static texts on websites, video messages, web forums” (verslag van workshop van 24 en 25 oktober 2011).
- En vrijwel de hele internetgemeenschap zou moeten meewerken aan deze regels: “browser providers, certificate providers, cloud providers, domain registrars, e‐mail service providers, exchange points, filter providers, hosting providers, hotlines, investigation companies, law firms, security consultants, search engine companies, social network sites, technology innovators, vendor sites and web forum providers”.
- Daarbij komt dat de oplossingen die worden voorgesteld in het document het grondrecht op communicatievrijheid en privacy inperken, zoals het publiceren van zwarte lijsten van verboden websites of het afschaffen van anonimiteit.
Het project wordt niet gebaseerd op bewijs
Het lijkt voor de hand liggen: alle beleid moet worden gebaseerd op stevig bewijs. Het bestaan en de omvang van het probleem moet onderbouwd worden met deugdelijke, onafhankelijke data. En vervolgens moeten de effectiviteit en de gevolgen van alternatieve oplossingen op basis van onafhankelijk onderzoek in kaart worden gebracht. Als dat bewijs ontbreekt is een project niet meer dan een mening van een paar deelnemers. Helaas ontbreekt in Clean IT iedere poging om het project met bewijs te staven. Het probleem wordt niet onderbouwd – het blijft slechts bij aannames – en de oplossingen komen uit de lucht vallen.
Het project omzeilt parlementaire controle
Bij het Clean IT project is ervoor gekozen om parlementaire controle te omzeilen, zo blijkt uit de project outline:
“In addition to regulatory approaches, public-private partnerships can cause a breakthrough in deadlocked talks between government and industry. The internet is in most countries predominantly privately owned, and the internet knowledge is 100% privately owned. Therefore, the solutions to these problems can be found in direct cooperation between member-states and the Internet business.”
In plaats daarvan streven de deelnemers naar “gentlemens agreements” tussen de overheid en marktpartijen:
“The main objective of this project is of a non-legislative ́framework ́ that consists of general principles and best practices. The principles will be used as a guideline or gentlemen’s agreement, adopted by many partners. They will describe responsibilities and concrete steps public and private partners can take to counter the illegal use of Internet. The principles should fill the gap between Member States (national) regulation and private initiatives / best practices.”
Iedere inperking op de communicatievrijheid en privacy die afkomstig is van de overheid moet gebaseerd zijn op een formele wet. Dat volgt uit de Europese mensenrechtenverdragen. En terecht: het parlement moet zich over die maatregelen kunnen uitspreken, regels moeten in volledige openheid tot stand komen en burgers moeten precies weten waar ze aan toe zijn.
Dat in dit geval ervoor is gekozen om het parlement te omzeilen, is onacceptabel, zeker omdat het project ook is gericht op het beperken van gedrag dat niet op basis van een wet verboden kan worden.
Conclusie: het Clean IT project kan de prullenbak in
De bestrijding van criminaliteit is te belangrijk om met dit soort halfbakken plannetjes aan te pakken. We hopen dat het parlement het Clean IT project in de kiem smoort en dat de overheid ons belastinggeld in de toekomst beter besteed.
Bonus of malus?
Minder privacy voor persoonlijke aanbieding’, kopte RTL Nieuws gisteren. Albert Heijn wil de data van de bonuskaart gebruiken om gerichte aanbiedingen te doen die per persoon verschillen. Het is zeker nieuws, maar niet omdat sprake zou zijn van een privacy-inbreuk.
De bonuskaart wordt al sinds 1998 gebruikt om het koopgedrag van klanten in kaart te brengen (dat is immers het doel van alle klantenkaarten). Op zich zie ik er niet zoveel problemen mee dat de AH weet wat ik koop. Omdat ik vrijwel altijd met PIN betaal, weten ze dat toch al en zoals gezegd, het is niet bepaald nieuw. Anno 2011 is persoonlijke informatie een ruilmiddel geworden met geldelijke waarde. Er zou alleen een groot privacyprobleem zijn als AH deze informatie met derden deelt of geen inzage geeft in de verzamelde gegevens (oeps)
Wat wel nieuwswaardig is, is dat klanten dus aanbiedingen op maat krijgen via Mijn Bonus. Daarmee krijg ik bijvoorbeeld korting op luiers (ik heb een klein kind) en mijn buren met puberkinderen niet. Nu zitten mijn buren wellicht niet op die korting te wachten, maar doordat aanbiedingen op invididueel niveau worden gedaan, gaat ook veel transparantie verloren. Hoeveel korting krijgen andere klanten? Krijgen ze meer korting dan jij? En hoe werkt dat? Krijgen rijkere klanten meer korting? Of juist klanten die vaker euroshopper-producten kopen?
Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.
Justitie schrapt geplande achterdeur telecomdata
ACTA en SOPA zijn geweldig!
Maatschappelijke betrokken mensen zijn erg goed in morele verontwaardiging, vaak terecht, maar even zo vaak van een aandoenlijke naïviteit. Zo kijk ik al weken met enige verbazing naar Amerikaanse occupy-activisten die geschokt (geschokt zeg ik u!) zijn als een politieagent (of de rent-a-cop van een universiteit) ze zonder aanleiding slaat met wapenstok of met pepperspray bespuit.
Dat deze ambtenaren zo veel geweld gebruiken is op zich inderdaad niet netjes. Maar wie daar anno 2011 nog van schrikt roept toch de vraag op of men de afgelopen 10 jaar een beetje het nieuws heeft gevolgd. Je dacht toch niet dat je gestolen verkiezingen, illegale aanvalsoorlogen, kleuters beschieten met anti-tank wapens en het martelen van onschuldige burgers jarenlang kon laten gebeuren, zonder dat uiteindelijk de consequenties van zo’n overheid bij jezelf in de straat zouden belanden?
Net zoals de naïve verontwaardiging van sommige occupy-activisten over hun regering en haar gewapende arm heeft de boze verbazing waarmee in de IT-pers over ACTA en SOPA wordt geschreven iets kinderlijks. De copyrightindustrie is al decennia bezig om de lengte van het auteursrecht op te rekken tot het-eind-der-tijden-plus-een-dag-extra.
Sony heeft er geen problemen mee om de computers van hun klanten aan inbraken bloot te stellen. Vanuit de kantoren van auteursrechthandhavers wordt flink getorrent. Kleuters en bejaarden zonder PC, overleden personen en zelfs een HP-laserprinter worden valselijk beschuldigd van auteursrechtinbreuk (door de advocaten van de industrie structureel gelabeld als “Diefstal”). We weten met z’n allen nu toch wel waar we mee te maken hebben?
Daarom ben ik wel blij met de totale Kafka-combo die ACTA/SOPA aan het worden is. Nu ACTA en SOPA er bijna doorgedrukt zijn, weten we met z’n allen waar we staan. De wolven hebben hun schaapskleren afgegooid en tonen zich voor wat zij zijn. Roofdieren zonder interesse in ons welzijn. Wij hoeven dus niet meer quasi-geschokeerd te zijn over het feit dat bepaalde grote bedrijven zich als roofdieren gedragen.
Als we vastgesteld hebben dat we met roofdieren te maken hebben kunnen we maatregelen nemen. Geschokt achteraf stampvoeten en boos zijn op de wolf die losgaat in een kleuterspeelzaal is geen effectieve maatregel. Een roofdier is wat hij is. Wil je ongelukken voorkomen, dan moet je een hek om die kleuterspeelzaal zetten, of wellicht zelfs om de wolf.
Als we willen dat ICT werkt in ons belang, moeten we dus zorgen dat de techniek ontworpen is in ons belang in plaats van in de belangen van softwareverkopers of copyright boeren. Computers en netwerkdevices die doen wat wij willen dat ze doen zelfs als dat niet in het commerciële belang is van een handvol grote bedrijven of de onwettige politieke wens van een gelobbyde overheid.
De enige organisatie dit al ruim 25 jaar roept is de Free Software Foundation. De afgelopen 15 jaar is de discussie over de principes van vrije software vrijwel volledig ondergesneeuwd door de veel zakelijkere en pragmatische benadering van het Opensource Initiative. Reden om het Opensource Initiative destijds op te richtten was letterlijk de te principiële houding van de Free Software Foundation.
Inmiddels zijn alle dingen waar de FSF al lang geleden voor waarschuwde werkelijkheid aan het worden en blijkt een gebrek aan principes in discussie over de toepassingen van technologie ons lelijk te gaan opbreken. Vrijwel alle PC’s (waaronder ik ook even Mac’s reken), telefoons en gameconsoles hebben functies aan boord die er niet zijn voor ons maar voor bedrijven die geld aan ons willen verdienen. Als je niet de baas bent over je computer, is het dan nog wel jouw computer/telefoon/console/router/enz…
Dit is een oude politieke les; als je te lang wacht met protesteren mag/kan je niet meer protesteren. Dit geldt niet alleen voor het aanspreken van overheden die stupide oorlogen beginnen of banken in de staatskas laten graaien. Dit geldt net zo goed voor de vraag wie er de baas is over de computers en netwerken waar we inmiddels totaal van afhankelijk zijn. Als we gezamenlijk niet vragen om principes, krijgen we technologie waar principes geen rol spelen.
De ideeën van de Free Software Foundation zijn nog nooit zo belangrijk geweest. Niet omdat proprietary software slechter is geworden (soms) of omdat Free Software zo veel beter is geworden (veel!) maar omdat onze eigen systemen thuis de laatste digitale plek is waar we nog iets over te zeggen hebben.
Wat meer principieel nadenken (naast het technisch-functionele) over de IT die we gebruiken houdt de wolven buiten.
Principes versus presence?
Linda Kool is onderzoeker en adviseur bij TNO. Ze ervaart grote druk om mee te doen op Twitter en Facebook, ondanks haar bezwaren op het gebied van privacy. Een nieuwe aflevering van de serie Intieme Technologie van het Rathenau Instituut.
Het web is voor velen van ons niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. Het web is onze lifeline naar de wereld geworden. Vrienden, werk, uitgaan, nieuws, boodschappen, entertainment en de nieuwste hotspot in de stad – het is slechts een paar muisklikken van ons weg. En die levenslijn wordt steeds belangrijker. In 2009 gaf onderzoek al aan dat jongeren liever een dag niet eten dan een dag zonder telefoon door het leven te moeten gaan. Recenter onderzoek laat zien dat een derde van de jongeren internet tegenwoordig net zo belangrijk vindt als water, eten, lucht en een dak boven hun hoofd.
Bij mij loopt het allemaal niet zo’n vaart. Hoewel ik van diverse apparaten ben voorzien, van smartphone tot iPad, lijk ik maar geen optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die het sociale web me biedt. Waar collega’s en vrienden Facebook en Twitter continu aan hebben staan, hun nieuwsinname maximaliseren, samen online scrabble spelen en tussendoor ook nog werken, kan ik slecht wennen aan het continu onderbroken worden door de rits tweets, instant messages, krabbels etc. Mijn Facebook en Hyves-account heb ik opgezegd, ik ben niet begonnen aan locatiegebaseerde sociale netwerken zoals Foursquare en ik moet altijd mijn best doen om me te herinneren dat het weer tijd is voor een Tweet. Ik heb geen publiek Twitter-account; mijn Tweets zijn alleen zichtbaar voor mijn volgers en dat zijn er ook niet veel. Ik steek dus bleek af bij de bovengenoemde digital natives, maar trouwens ook bij vrienden en collega’s (digital native of niet).
Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.