‘An allem sind die Juden schuld’ is de titel van een satirisch operetteliedje uit 1931, waarin de antisemitische neiging op de hak wordt genomen overal de hand van de Joden in te zien.
Voor ons nauwelijks meer voorstelbaar, maar Hirsi Ali verhaalt in Mijn Vrijheid hoe ze, toen ze als kind in Saoedi-Arabië verbleef, links en rechts te horen kreeg hoe de Joden inderdaad overal de schuld van waren: of het nu over wereldproblemen ging of het lekken van de kraan, overal zaten die verduivelde Joden achter.
Jodenhaat is na de Holocaust in het Westen niet langer salonfähig, maar oude gewoonten hebben nog wel eens de neiging in nieuwe gedaanten op te duiken.
Woestijnvolk versus poldervolk?
De notie van de culturele overname door een gestaag groeiende groep vreemdelingen bijvoorbeeld; aanhangers van een woestijnreligie, wier normen- en waardenstelsel haaks zou staan op de Westerse, die Europeanen zouden beschouwen als ongelovige honden, zo niet als prooidieren, en die sluipenderwijs Europa zouden overnemen.
Zo werden we afgelopen weken getrakteerd op menig indianenverhaal over Westerse verworvenheden of joods-christelijke uitingen die weggemoffeld zouden zijn om ‘de moslims’ maar niet voor het hoofd te stoten. Als je dan even onder de oppervlakte krabt, blijkt het steeds weer een broodje aap te gaan, maar tegen de tijd dat het verhaal ontzenuwd wordt, is het door menigeen al voor zoete koek geslikt.