Foreign Policy geeft een beknopt maar helder overzicht hoe het ervoor staat met de Libische burgeroorlog.
For three years, Libya has been without a functioning government, police force, or army. The country has been ripped apart by warring fiefdoms of ex-rebels who helped oust Qaddafi but have since directed politics with AK-47s and anti-aircraft guns. This summer, as the battle lines began to harden, two rival factions emerged to vie for control of Libya: On one side is the newly elected parliament that has been banished to the eastern city of Tobruk — supported by the fractured remains of Qaddafi soldiers who defected during the uprising, as well as regional powers like Egypt, Saudi Arabia, and the United Arab Emirates. On the other side is Libya Dawn, a self-described revolutionary coalition of militiamen and Islamist-leaning politicians that originated in the western city of Misrata, allegedly backed by Turkey and Qatar.
Het parlement in ballingschap heeft nu generaal Khalila Haftar in de arm genomen om de islamisten van Libië's Dageraad en een nog radicaler islamistische groepering, Ansar al-Shari‘a, te bestrijden. De 71-jarige legerleider heeft wat over is gebleven van het militaire apparaat onder Khadaffi aan zich weten te binden en voert al sinds begin dit jaar op eigen houtje een 'oorlog tegen de terreur'. En hij koerst aan op een belegering van Tripoli.
Achter deze schijnbaar heldere indeling ziet Noord-Afrika en Midden-Oostenspecialist Ahmed Meiloud echter de verborgen werking van tal van regimes in het Midden-Oosten en het Westen. En op dat vlak lopen de verbanden lang niet altijd zoals je geneigd zou zijn te denken.