We zouden de kwetsbaren beschermen. Het klonk nobel: alsof wij ons eigen lichaam als menselijk schild rondom de zwakkeren zouden opwerpen. We zouden hen behoeden voor de ziekte die rondwaart. Het maakte ons allemaal een beetje een held.
Maar zoals dat vaker gaat met de heldenrol: die verveelde snel, zeker toen er geen applaus kwam. Verdorie, we verleenden jullie toch een gunst? Kun je het in ruil werkelijk niet opbrengen om ons eventjes dankbaar te zijn? Vlak daarna ging de heldenrol knellen: nu hadden we lang genoeg op jullie gelet, het was weer tijd voor onszelf.
Die kwetsbaren, daar hoor ik ook bij – want multiple sclerose; mijn immuunsysteem doet gek genoeg van zichzelf. Ook mijn kwieke vader hoort erbij, want 90. En mijn demente moeder. Maar ook mijn collega die een levertransplantatie heeft gehad, die kennis van nog geen 45 met suikerziekte. Het zoontje van een ex-collega: Down. De jongvolwassen zoon van een vriend: ernstige astma. De partner van een lieve vriend: hiv. De zus van een andere collega: kanker.
Voor ons is een besmetting met corona, en dus ook een besmetting van een intimus, intens veel gevaarlijker dan voor de gemiddelde medemens. (Hoewel ook die lelijk te pas kan komen: één op de tien mensen die ziek worden van het virus, krijgt te kampen met long covid en is nog maandenlang een vaatdoek.)
Anders dan steeds wordt voorgesteld, zijn de ‘kwetsbaren’ geen andere mensensoort, overzichtelijk opgeborgen in instituten en verpleegtehuizen, die al dan niet op slot kunnen. Overal zitten kwetsbare mensen, die weliswaar extra risico lopen, soms zelfs een angstig groot risico, maar die in de dagelijkse praktijk prima fungeren. Bijna alle mensen uit mijn rijtje werken, een van hen nota bene in de zorg. Slechts twee hebben dagelijkse hulp nodig.
Ook cultuurfilosoof Ad Verbrugge maakte dit weekend in een gesprek met NRC Handelsblad de kapitale denkfout om ‘kwetsbaar’ gelijk te stellen aan ‘afhankelijk’ – lees: ziek, zwak en misselijk. Hem leek het ‘verstandiger en vooral ook rechtvaardiger ons primair op die kwetsbare groepen te concentreren. Probeer die groep in een zo gesloten mogelijke, beschermende kring van zorg te brengen’.
Hoe stelt Verbrugge zich dat voor? Toen de krant hem vroeg of hij dan honderdduizenden Nederlanders hun huis wil uithalen om ze in een verlaten hotel te stoppen, zei hij: ‘Ik vind die sterk moraliserende toon echt heftig. Als iemand andere waardenafwegingen maakt, hoef je hem of haar toch niet meteen zo in de hoek te zetten?’
Vreemd. Hem vragen wat hij aan wil met gehandicapte of chronisch zieke mensen acht Verbrugge ‘sterk moraliserend’ – lees: fout – maar vrijuit filosoferen wat er met mij en mijn rijtje mensen moet gebeuren, opdat anderen hun vrijheid kunnen terugkrijgen – dat moet kunnen.
Zo werd bescherming een geste, naar believen opzegbaar.
Deze column van Karin Spaink verscheen eerder in Het Parool.