Het fundament onder de moderne klimaatwetenschap is 200 jaar oud

Sommige inzichten in het weer en het klimaat zijn oeroud. Ze gaan terug tot Meteorologica van Aristoteles, of nog  veel verder. Maar kennis van veranderingen van het klimaat is veel recenter, zeker als het over veranderingen op wereldschaal gaat. Het fundament onder die kennis werd precies 200 jaar geleden gelegd, door Jean Baptiste Joseph Fourier (1768 – 1830). Die publiceerde in 1824 zijn artikel ‘Remarques générales sur les températures du globe terrestre et des espaces planétaires’ (Annales de Chimie et de Physique, 27 (1824) 136–67; in 1837 in het Engels vertaald door Ebeneser Burgess. Merkwaardig genoeg bleef een nieuwe versie van het artikel uit 1827 met enkele kleine correcties en uitwerkingen ruim een eeuw lang onvertaald, maar wordt tegenwoordig juist dat latere artikel vaak genoemd als eerste beschrijving van het broeikaseffect). Fourier was op zoek naar kennis over warmte en had daarbij in de loop van de tijd al het een en ander geschreven over de temperatuur van het aardoppervlak, en de factoren die daarop van invloed zijn. In 1824 zette hij zijn ideeën hierover (min of meer) overzichtelijk bij elkaar. Twee van die inzichten zijn van groot belang voor de hedendaagse natuurwetenschappelijke kennis van de werking van het klimaat op planetaire schaal. Fourier was van eenvoudige afkomst en werd op jonge leeftijd wees. Hij werd opgeleid bij de Benedictijnen en wilde intreden in die kloosterorde. Daar is het nooit van gekomen. In het roerige politieke klimaat van het Frankrijk van zijn tijd kwam hij in allerlei andere functies terecht, vaak tegen wil en dank: leraar, diplomaat, geheim agent en politicus. Hij was twee keer in zijn leven politiek gevangene, was bevriend met Napoleon, kreeg de titel van baron en raakte die een paar jaar later weer kwijt. Een saai leven kun je het niet noemen. We kennen Fourier vooral als wiskundige en natuurkundige. Zijn echte interesses en ambities lagen dan ook in de wetenschap. Hij hoopte de geschiedenis in te gaan als de ‘Newton van warmte’. Dat is niet helemaal gelukt, al heeft hij met de naar hem genoemde wet over geleiding van warmte wel degelijk een bijdrage van betekenis geleverd aan de wetenschappelijke kennis daarover. Aan de hand van die wet kon hij uitrekenen dat aardwarmte die naar het oppervlak komt een verwaarloosbare invloed heeft op het klimaat van de aarde. Een onbeduidende klimaatwetenschappelijke conclusie is dat allerminst. Maar het is niet het fundamentele inzicht waar het hier over gaat, ook al is een groot deel van het artikel uit 1824 gewijd aan beschouwingen over geleiding. Bij al zijn rekenarij aan geleiding van warmte ontwikkelde hij de wiskundige techniek waar hij zijn grootste bekendheid aan dankt: de Fourier-analyse. Het grote belang van Fourier voor de klimaatwetenschap is het nieuwe perspectief dat hij koos. Hij keek niet naar het klimaat zoals wij, aardbewoners, gewend zijn om dat te doen, afgaand op onze eigen waarnemingen van kou en warmte, zonneschijn en bewolking, neerslag en droogte. Fourier vertrok in gedachten van de aarde om de planeet vanop een afstandje in zijn geheel te bekijken. Die planeet wisselt energie uit met zijn omgeving; maar omdat die omgeving uit lege ruimte bestaat, kan dat alleen in de vorm van straling. Dat is namelijk de enige vorm van energie die zich door lege ruimte kan bewegen. De aarde ontvangt straling van de zon en zendt warmtestraling uit naar het heelal. We hebben een stabiel klimaat als die twee gelijk zijn aan elkaar. Ofwel, als de stralingsbalans in evenwicht is. Is er geen evenwicht, dan warmt de planeet op, of koelt hij af. Het is niet helemaal wat Fourier concludeerde, want hij meende dat het licht van de sterren mogelijk ook nog wat hielp om de aarde te verwarmen. Maar dat doet niets af aan het belang van het fundamentele inzicht dat opwarming of afkoeling van de aarde alleen te verklaren is via de stralingsbalans. Wie de planeet van een afstand bekijkt, ziet het laagje lucht dat het aardoppervlak scheidt van de lege ruimte. Zonlicht moet daar doorheen om het aardoppervlak te bereiken, en warmtestraling eveneens, om vanaf het aardoppervlak te ontsnappen naar het heelal. Fourier bedacht dat dat invloed zou kunnen hebben op de stralingsbalans, en daarmee op de temperatuur van het aardoppervlak. Hij wist dat glas wel transparant is voor zonlicht, maar niet voor warmtestraling. En als dat voor glas geldt, waarom dan niet voor de aardatmosfeer? Het is hypothese van het broeikaseffect, al dateert die term van lang na Fourier. Het maakt hem niet echt tot de ontdekker ervan, zoals wel eens wordt gezegd. Hij formuleerde weliswaar de hypothese, maar kon die niet bewijzen. Fourier leek niet al te veel belang te hechten aan zijn hypothese. Hij meende dat het licht van de talloze sterren, in zijn woorden: de temperatuur van het heelal, belangrijker was voor het klimaat op aarde. Het is hem niet aan te rekenen. Er waren nog niet eens betrouwbare metingen van de hoeveelheid zonlicht die de aarde ontvangt. Die werden ruim een decennium later voor het eerst gedaan, door Claude Pouillet. Die vermeldde, zoals veel anderen na hem, Fourier als belangrijke inspiratiebron. De aard van wat we tegenwoordig elektromagnetische straling noemen was ook nog een groot mysterie. Dat warmtestraling en licht eenzelfde soort straling vormen was wel bekend; dat was in 1800 ontdekt door William Herschel. Het inzicht dat de stralingsbalans bepalend is voor klimaatveranderingen op wereldschaal is zo evident, dat het snel werd geaccepteerd in de wetenschappelijke wereld. Een even snelle acceptatie van het broeikaseffect volgde zo’n 40 jaar later, dankzij de experimenten van John Tyndall. Toen werd ook duidelijk welke gassen bijdragen aan dat effect. Het belang van CO2 en waterdamp voor het klimaat had al iets eerder bekend kunnen zijn, als de experimenten van Eunice Newton Foote door de wetenschappelijke wereld destijds op waarde waren geschat. De wetenschappelijke discussie over de mogelijke bijdrage van broeikasgassen aan klimaatveranderingen, of die nu van natuurlijke of menselijke aard zijn, kende een veel woeliger verloop. Die discussie werd pas diep in de twintigste eeuw beslecht.  

Foto: Matthew Hurst (cc)

Van vliegschaamte naar reisbewustzijn

Heb je wel eens het vliegtuig gepakt en dit vervolgens verzwegen voor vrienden of familie? En zoiets gedacht als: “Ik schaam me wel een beetje hoor, maar ik ben natuurlijk wel vegetarisch. Dan is het niet zo erg, toch?” Hoe komt het dat we massaal blijven vliegen, ook al weten we dat het slecht is voor het milieu? Terwijl een gevoel van schaamte je bekruipt, boek je een ticket.

Een vakantie in een ver oord maar wel het milieu belasten, óf het vliegtuig links laten liggen en dichter bij huis blijven: het is een moreel dilemma. Dat je dan misschien toch kiest voor de vliegreis, komt doordat je de gevolgen van vliegen niet meteen voelt. De impact van jouw specifieke vlucht is niet direct meetbaar. Maar dit maakt niet dat vliegen ook minder schadelijk is, vertelt filosofe dr. Naomi van Steenbergen. “De uitstoot van broeikasgassen die gepaard gaat met vliegen, heeft wel degelijk negatieve impact op de aarde en op volgende generaties.” Met vliegen doe je dus indirect schade aan anderen, daarom moet vliegen een morele overweging zijn.

“Het effect is indirect, maar daardoor niet minder waar,” aldus Van Steenbergen. Door te vliegen draag je onder andere bij aan het mislukken van oogsten, het verspreiden van ziektes en de opwarming van de aarde. De schade is dan misschien pas in de toekomst merkbaar, of niet groot, maar toch: “Schade doen aan anderen, daar moet een zwaarwegend iets tegenover staan,” beargumenteert Van Steenbergen vanuit een ethisch perspectief. Minder ver op vakantie kunnen is géén zwaarwegende reden, een urgent familiebezoek kan dat wel zijn.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: blackpictures (cc)

Politiek taalgebruik

OPINIE - ‘We zullen iets verarmen’ zei premier Rutte vrijdag. ‘Het kabinet kan de gevolgen van de snelle prijsstijgingen niet voor iedereen verzachten.’ Niet voor iedereen, dat kan ik me voorstellen. Maar dat ‘we’ stoort me. Het stond zaterdag ook weer in een paginagrote advertentie van de Rijksoverheid waarin ‘we’ worden geadviseerd om de thermostaat op 19 graden zetten. Om energie te besparen en minder afhankelijk te zijn van het Russische gas moeten ‘we de knop om zetten‘.

Wat me stoort in dat ‘we’ is het wegpoetsen van de ongelijke startpositie. Dat ‘iets’ dat ‘we’ er op achteruit gaan is niet voor iedereen even zwaar. Voor Rutte en zijn collega’s betekent het weinig meer dan niets. Er zijn ook mensen voor wie het veel betekent. Ondanks de schamele compensatie voor een kleine groep via de gemeenten zal het er weer op neer komen dat de zwakste schouders de zwaarste lasten gaan betalen. Zoals dat al het geval is bij de belastingheffing: de allerrijkste huishoudens in Nederland betalen gemiddeld veel minder belasting dan andere huishoudens, volgens een onderzoek van het CBS. Lagere inkomens betalen relatief juist meer belasting. En die algemene belastingverlagende maatregelen die nu genomen worden vanwege de exorbitante prijsstijgingen (benzine als eerste, gas en elektra pas in de zomer) komen in veel grotere mate ten goede aan midden- en hogere inkomens (en het bedrijfsleven) dan aan de laagstbetaalden die het meest moeten beknibbelen. De snelheid van deze maatregelen staat overigens ook nog in groot contrast met de eindeloos voortkabbelende toeslagenaffaire. ‘Het is zo acuut, het kan. Nood breekt wet’, zei staatssecretaris van Financiën Marnix Van Rij over belastingverlaging. ‘Acuut’ en ‘nood’ zijn woorden die in de afwikkeling van de toeslagenaffaire niet voorkomen. Trouwens ook niet in de crisis bij de opvang van asielzoekers in Ter Apel. En vele andere gevallen van tekortschietend beleid voor minderheidsgroepen.