GeenCommentaar heeft ruimte voor gastloggers. Dit keer nogmaals voor Berend die ons deze column toemailde getiteld Kauwgom kopen in Damascus, of, Hoe het Syrische volk het Amerikaanse imperialisme in stand helpt te houden.
Op een taxi-haven in de Syrische hoofdstad Damascus werd ik benaderd door een jongetje van een jaar of twaalf, die pakjes kauwgom verkocht. De pakjes zagen eruit alsof ze nog voor de val van de Muur uit de Sovjet-Unie waren geïmporteerd. De vraag drong zich op wat de houdbaarheidsdatum van kauwgom is, zeker in een Mediterraan land. Het zou voor de hand hebben gelegen deze kauwgom niet te kopen, maar er waren drie redenen om het toch te doen.
Om te beginnen liefdadigheid.
Ten tweede was er het feit dat de reis naar Damascus tot dan toe wat teleurstellend was geweest. Syrië geldt als een adjunct-lid van de As van het Kwaad, en er heen gaan had een avontuur moeten zijn. Het bleek echter een betreurenswaardig veilig land te zijn, met een ontspannen houding ten aanzien van religie, en ook, in vergelijking met andere landen in het Midden-Oosten, weinig militairen op straat. Een poging om ons naar goed Nederlands gebruik klem te zuipen en te misdragen was stuk gelopen op het alcoholbeleid van de stad Damascus. De enige gelegenheid waar alcohol geschonken werd bevond zich in een atoombunker vijftig meter onder de stad, waar (en dit is belangrijker) de biertjes omgerekend meer dan tien euro per glas kostten. Dit was ons te gortig. Kortom, het consumeren van verdacht uitziende kauwgom was misschien wel de laatste kans om een gevoel van gevaar in onze vakantie terug te brengen.